a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

energie, Gas, water en elektra

Dossiernr:

2011/01170

Datum:

23-10-2012

Uitspraak:

CVB Afwijzing Bevestigd (=Afwijzing)

Product/dienst:

energie, Gas, water en elektra

Motivatie:

Misl. Voornaamste kenmerken product

Medium:

Buitenreclame

 

De bestreden reclame-uitingen

 

Het betreft  diverse uitingen op internet en een uiting op een billboard. In deze uitingen wordt met betrekking tot Atoomstroom onder meer gesteld:

“100% Atoomstroom. Atoomstroom is CO2-vrij in de opwekking”;

“Leverancier van 100% met kerncentrales opgewekte elektriciteit”;

“100% CO2-vrij 100% kernenergie” (billboard);

“Atoomstroom is de eerste en enige Nederlandse leverancier van 100% met kerncentrales opgewekte (in afdruk van klager weggevallen) Daarom is de energie van Atoomstroom 100% CO2-vrij”;

“volledig CO2-vrij”;

“100% CO2-vrije energie”;

“100% CO2-vrije elektriciteit”;

“Atoomstroom levert 100% met kerncentrales opgewekte elektriciteit” en

“We leveren (..) elektriciteit, opgewekt door kerncentrales”. 

 

 

De klacht

 

Klager heeft -kort samengevat- de volgende bezwaren.

1.

Atoomstroom stelt ten onrechte dat zij stroom levert die voor 100% is opgewekt in kerncentrales. Atoomstroom levert zogenaamde handelsmix, die in 2010 voor slechts 4 à 5% uit kernenergie bestond.

2.

Aangezien handelsmix wordt geleverd, is de claim over CO2-vrije opwekking ook onjuist. Handelsmix ging in 2010 gepaard met 447 gram CO2 per kilowattuur.

 

3.

Het merk “Atoomstroom” zet consumenten op het verkeerde been; ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle geleverde stroom nucleair is.

 

Gelet op bovengenoemde bezwaren acht klager de uitingen in strijd met de artikelen 7 en 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en met de artikelen 2 en 3 van de Milieu  Reclame Code (MRC).

 

Ter informatie legt klager ook het “Stroometiket Atoomstroom 2009 & 2010” over.

 

 

In zijn klachtbrief heeft klager zijn bezwaren nader toegelicht. Daarbij is met betrekking tot de verschillende bezwaren onder meer het volgende opgemerkt.

 

Ad 1.

Relatief kleine bedrijven die stroom verkopen, maar die niet zelf over de mogelijkheid beschikken om stroom op te wekken, kopen stroom in op de APX, de Nederlandse stroombeurs, waar stroomoverschotten te koop worden aangeboden. Op de stroombeurs is geen groene stroom te koop. Verkopende partijen bieden hun stroom “ongelabeld” op de beurs aan en pas aan het eind van het kalenderjaar wordt de stroommix van de APX vastgesteld.

Om ervoor te zorgen dat afnemers van groene stroom echt groene stroom krijgen, wordt in de Europese Unie voor elke opgewekte groene kWh één “Garantie van Oorsprong” (GvO) aangemaakt. Doordat een leverancier voor elke verkochte kWh groene stroom één GvO moet kunnen overleggen, kan de afnemer erop vertrouwen dat de hoeveelheid verbruikte groene stroom daadwerkelijk door een groene stroom producent op het net is gezet.   

 

Atoomstroom is ook aangewezen op de APX stroombeurs. Omdat kernenergie, anders dan groene stroom, in Nederland niet wordt gecertificeerd, maakt Atoomstroom gebruik van een speciale constructie.

Atoomstroom kocht in 2010 voor 95% niet nucleaire stroom in. Andere handelaren op de beurs kochten dezelfde handelsmix in. Sinds 2008 ruilt (Engels: to swap) Atoomstroom het niet-nucleaire gedeelte van haar stroometiket voor het nucleaire gedeelte van dat van andere bedrijven. Na deze SWAP staat er op het stroometiket van Atoomstroom 100% kernenergie. Volgens het Delftse onderzoeksbureau CE Delft wordt bij een SWAP geen fysieke stroom geruild, maar betreft het slechts een administratief proces.

 

Atoomstroom leverde in 2010 4 à 5% kernenergie, maar als resultaat van de SWAP-methode kon zij dit doen met een stroometiket waarop staat: “100% kernenergie”. Klager ziet slechts ruimte voor de claim “100% kernenergie” indien daaraan wordt toegevoegd: “volgens het definitieve stroometiket”. Het zou correct zijn als Atoomstroom ook vermeldt dat en met wie er delen van het stroometiket zijn “geswapt”.

 

Ad 2.

Nu de door Atoomstroom geleverde handelsmix slechts voor 4 à 5% uit kernenergie bestaat, is de ongekwalificeerde claim “CO2-vrij bij de opwekking” onjuist. Het klopt dat er geen CO2 vrijkomt bij de opwekking van kernenergie, maar de overige 95% van de handelsmix wordt opgewekt met fossiele bronnen en daarbij komt 447 gram CO2 per kilowattuur vrij.

Indien Atoomstroom wil refereren aan haar definitieve stroometiket, waarop na het uitvoeren van de SWAP’s geen CO2 meer staat, moet zij dat uitdrukkelijk vermelden. 

 

Ad 3.

Van Dale vermeldt bij Atoomstroom: “met behulp van kernsplitsing opgewekte elektriciteit, synoniem: kernstroom”.    

Atoomstroom verkoopt echter slechts 5% kernstroom. De overige 95% op haar stroometiket is het resultaat van de SWAP methode. De naam “Atoomstroom”, zonder nadere kwalificaties, wekt bij het publiek de verkeerde indruk dat Atoomstroom zich uitsluitend met kernenergie bezighoudt. 

 

Het verweer

 

Adverteerder heeft onder meer het volgende meegedeeld.

 

In 2008 en 2009 hanteerde Atoomstroom de zogenaamde ‘SWAP-methode’. Deze is goedgekeurd door de Energiekamer. Adverteerder verwijst in dit verband naar de bij het verweer overgelegde brief van 19 december 2008 van de Energiekamer aan adverteerder.

De SWAP-methode is in het leven geroepen bij gebrek aan nucleaire zogenaamde ‘Garanties van Oorsprong’ (GvO’s). GvO’s zijn de (enige) certificaten waarmee leveranciers van groene stroom er voor zorgen dat de door hen geleverde elektriciteit het label ‘100% groen opgewekt’ mag dragen.

Sinds 2009 zijn er wel nucleaire GvO’s verkrijgbaar. Sindsdien koopt Atoomstroom van Vattenfall in Zweden en Fortum in Finland nucleaire GvO’s binnen het Europese RECS-systeem. Adverteerder legt twee desbetreffende overeenkomsten over en verzoekt de Commissie deze vertrouwelijk te behandelen.

Dankzij deze nucleaire GvO’s onderscheidt Atoomstroom zich -sinds het leveringsjaar 2010- in de wijze waarop zij de herkomst van de door haar geleverde stroom borgt niet van bedrijven die ‘100% groene stroom’ leveren.   

 

De mondelinge behandeling

 

Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

 

Klager is met name ingegaan op de bij verweer genoemde nucleaire GvO’s en heeft onder meer het volgende meegedeeld. 

 

1.

In Nederland wordt op nucleaire GvO’s geen toezicht gehouden. Normaliter heeft een producent of leverancier van groene stroom een rekening bij de Nederlandse toezichthouder CertiQ, waar GvO’s worden bijgeschreven als die worden geproduceerd of geïmporteerd, en worden afgeschreven als de certificaten worden verbruikt. Klager vraagt zich af hoe er toezicht wordt gehouden op het correct en tijdig administreren van nucleaire GvO’s en op het inkopen door Atoomstroom van voldoende GvO’s. In 2010 is kernstroom verkocht zonder dat Atoomstroom reeds over nucleaire certificaten beschikte.

 

 

2.

Volgens het bij de klacht overgelegde stroometiket van Atoomstroom betreffende 2009 en 2010 bedroeg de CO2 uitstoot: 0 gram/kWh en de hoeveelheid radioactief afval: 0,003 gram/kWh. Deze hoeveelheid radioactief afval is volgens klager onjuist. Hij stelt daartoe het volgende.

Klager begrijpt dat adverteerder in 2010 100% atoomstroom van de Zweedse kerncentrale Vattenfall afnam. Blijkens gegevens van Vattenfall bestaat haar stroommix voor 61,7% uit kernenergie en wordt daarbij 0,013 gram hoog radioactief kernafval per kWh overgehouden. Atoomstroom had deze 0,013g/kWh voor 61,7% op z’n minst moeten extrapoleren naar 100% en had derhalve 0,021 gram kernafval per kWh moeten rapporteren, derhalve 7x meer kernafval dan de thans vermelde hoeveelheid. De in het stroometiket vervatte reductie van de hoeveelheid kernafval versterkt bij klager “de indruk dat Atoomstroom slechts voor de bühne stelt atoomstroom te verkopen”.

 

3.

Bij verweer is gesteld dat Atoomstroom niet verschilt van bedrijven die 100% groene stroom verkopen, in de wijze waarop het bedrijf de herkomst van de elektriciteit waarborgt. Waar adverteerder hierbij doelt op bedrijven die niet over eigen, duurzame, gecertificeerde opwekcapaciteit beschikken, ziet klager duidelijk wel een verschil, indien deze bedrijven, in tegenstelling tot Atoomstroom, via CertiQ hun geïmporteerde certificaten laten afboeken.

Wegens het ontbreken van een reglementair kader voor toezicht op nucleaire GvO’s handhaaft klager zijn klacht dat Atoomstroom niet 100% kernenergie, maar slechts reguliere handelsmix levert.       

 

4.

Desgevraagd deelt klager aan de voorzitter van de Commissie mee dat hij niet bestrijdt dat Atoomstroom gebruik maakt van GvO’s.

 

Namens Atoomstroom deelt de heer Peeraer onder meer het volgende mee.

 

1.

Voordat CertiQ bestond, werden GvO’s betreffende groene energie schriftelijk afgeboekt. De administratie van die GvO’s vond toen op dezelfde wijze plaats als de administratie van nucleaire GvO’s op dit moment.

De ideale methode om GvO’s te administreren, is de methode via CertiQ. Eind 2009 werden er door Vattenfall in Zweden nucleaire GvO’s aangeboden. Atoomstroom heeft contact gelegd met CertiQ. Er is een IT-proces nodig om een verbinding te leggen tussen CertiQ Zweden en CertiQ Nederland. Tot maart 2012 zullen de nucleaire GvO’s nog op de oude wijze worden geadministreerd. Inmiddels is per mail aan Atoomstroom bevestigd dat de administratie van nucleaire GvO’s binnenkort via CertiQ kan verlopen.  

 

2.

Er is sprake van een overaanbod van zowel groene als nucleaire GvO’s. Voor alle stroom die Atoomstroom levert, worden nucleaire GvO’s gekocht en afgeboekt.

 

3.

De in het stroometiket vermelde hoeveelheid kernafval is gebaseerd op Franse en Nederlandse kerncentrales. Waar de hoeveelheid kernafval in geval van kerncentrales in Zweden en Finland groter is, zal Atoomstroom haar reclame tegen het licht houden en mogelijk aanpassen.  

 

 

Het oordeel van de Commissie

 

Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.

 

Ad 1.

Als niet weersproken staat tussen partijen vast dat Atoomstroom voor de levering van kernenergie sinds het leverjaar 2010 geen gebruik meer maakt van de in de klacht genoemde, zogenaamde SWAP-methode, maar van zogenaamde nucleaire Garanties van Oorsprong (GvO’s).

In zoverre mist de klacht, die dateert van 21 november 2011 en betrekking heeft op uitingen die -naar de Commissie aanneemt- werden gevoerd in 2011, feitelijke grondslag. 

Ter vergadering heeft klager zijn klacht nader toegelicht in die zin dat hij zich afvraagt hoe toezicht wordt gehouden op het correct en tijdig administreren van nucleaire GvO’s en op het inkopen van nuclaire GvO’s nu -anders dan in het geval van groene GvO’s- in dezen geen toezicht wordt gehouden door CertiQ.

Namens Atoomstroom is meegedeeld dat nucleaire GvO’s tot maart 2012 zullen worden geadministreerd op de wijze waarop dat voorheen -voordat CertiQ bestond- in het geval van groene GvO’s gebeurde, maar dat de administratie binnenkort via CertiQ zal verlopen.

Voorts heeft adverteerder meegedeeld dat er een overaanbod is van nucleaire GvO’s en dat voor alle stroom die Atoomstroom levert nucleaire GvO’s worden gekocht en afgeboekt. De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid van deze mededelingen in twijfel te trekken.

Het enkele feit dat de administratie van nucleaire GvO’s op dit moment nog niet via CertiQ verloopt, leidt niet tot het oordeel dat de mededeling “100% Atoomstroom” en mededelingen van diezelfde strekking in de bestreden uitingen misleidend zijn.

 

Ad 2.

Gelet op het bovenstaande en nu klager onderschrijft dat er geen CO2 vrijkomt bij de opwekking van kernenergie, acht de Commissie het bezwaar tegen de mededelingen

“Atoomstroom is CO2-vrij in de opwekking” en “100% CO2 vrij” en tegen mededelingen van diezelfde strekking in de bestreden uitingen ongegrond.

 

Ad 3.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 1 is het bezwaar tegen het merk “Atoomstroom” eveneens ongegrond. Niet kan worden geoordeeld dat door het gebruik van dat merk in de bestreden uitingen ten onrechte wordt gesuggereerd dat alle door Atoomstroom geleverde stroom nucleair is.

 

Ten slotte overweegt de Commissie het volgende.

Ter vergadering heeft klager nog bezwaar gemaakt tegen de vermelding van een naar zijn oordeel te geringe hoeveelheid kernafval op het “Stroometiket Atoomstroom 2009 & 2010”.

De Commissie heeft er kennis van genomen dat adverteerder ter vergadering heeft meegedeeld dat zij haar reclame op dit punt tegen het licht zal houden en mogelijk zal aanpassen. De Commissie ziet echter geen aanleiding om op dit punt een aanbeveling te doen, om de volgende redenen.

Het bewuste stroometiket maakt geen deel uit van de in de klacht bestreden uitingen, maar is ter informatie bij de klacht overgelegd. Bovendien is het bezwaar pas geuit ter vergadering, en wel ter onderbouwing van klagers bezwaar dat Atoomstroom ten onrechte stelt atoomstroom te verkopen.

 

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 14 februari 2012

 

De Commissie wijst de klacht af.

 

 

Het College van Beroep:

 

De grieven

Het College vat de grieven als volgt samen.

Grief 1

Ten onrechte heeft de Commissie aangenomen dat de klacht alleen betrekking had op uitingen die in 2011 werden gepubliceerd. Atoomstroom bestaat sinds 2008 en heeft sindsdien consequent in reclame-uitingen beweerd dat zij elektriciteit levert die 100% met kerncentrales is opgewekt. Appellant verzoekt het College als­nog een oordeel te geven over de sinds 2008 gepubliceerde uitingen waarin dit wordt beweerd. Deze beweringen kunnen voor de jaren 2008 en 2009 slechts wor­den on­der­bouwd door middel van “de SWAP-methode”. Appellant vraagt het Col­le­ge een oordeel te geven over deze methode en over de vraag of de uitingen vol­doen aan de Nederlandse Reclame Code (NRC) en/of de Milieu Reclame Code (MRC).

Grief 2

Tijdens het bestaan van Atoomstroom zijn er geen garanties van oor­sprong via de garantiebeheerin­stan­tie CertiQ afgeboekt. Ten onrechte gaat de Commissie ervan uit dat Atoom­stroom zelf in eigen beheer GvO’s mag afboeken. Atoom­stroom dient aan te tonen dat tijdig en voldoende nucleaire GvO’s worden afgeboekt.

Grief 3

Uit correspondentie met CertiQ blijkt dat de administratie van nucleaire GvO’s van Atoomstroom na maart 2012 niet via CertiQ is geregeld. Atoomstroom zal daarom de SWAP-methode gebruiken. Deze methode biedt volgens appellant onvoldoende steun voor de gewraakte reclame-uitingen waarin wordt beweerd dat de door Atoom­stroom verkochte elektriciteit 100% met kerncentrales is opgewekt.

 

Het antwoord in appel

 

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

De mondelinge behandeling

 

Appellant heeft ter vergadering het beroep toegelicht en daarbij onder meer meege­deeld dat hij niet het stroometiket van Atoomstroom bestrijdt, maar wel bezwaar maakt tegen de wijze waarop Atoomstroom dit etiket in reclame-uitingen gebruikt.

 

Het oordeel van het College

 

1. Met betrekking tot de reikwijdte van het beroep is van belang dat de Commissie heeft aangenomen dat de klacht uit­sluitend betrekking heeft op uitingen die in 2011 zijn gepubliceerd. Volgens appellant heeft de klacht echter ook be­trekking op uitin­gen van Atoomstroom die dateren vóór 2011, voor zover daarin wordt gezegd dat de door haar geleverde elektriciteit volledig door middel van kerncentrales is opge­wekt. Atoomstroom heeft in reactie daarop geen bezwaar gemaakt tegen het feit dat het College de claim dat de door haar verkochte elektriciteit “100%” met kernener­gie is opge­wekt, ook beoordeelt voor zover het betreft reclame-uitingen in de jaren 2008, 2009 en 2010. Het College zal daarom die uitingen bij zijn oordeel betrekken. Bui­ten het be­roep blijven even­wel de kwesties die de Commissie in haar oordeel ad 2 en ad 3 heeft beoordeeld, nu tegen die onderdelen geen beroep is ingesteld.

 

2. Vaststaat dat Atoomstroom niet over eigen kerncentrales beschikt en voor wat be­treft de leverantie van elektriciteit is aangewezen op de Neder­land­se elektriciteits­beurs. Het College begrijpt dat het niet mogelijk is om op deze beurs uitsluitend elektriciteit in te kopen die met een kerncen­trale is opgewekt. Atoomstroom stelt dat zij door middel van een administratieve ruil met betrekking tot on­derdelen van het stroometiket in 2008 en 2009 via de zoge­naamde SWAP-methode toch in staat was 100% met kernenergie opge­wek­te elek­triciteit aan haar klanten te leveren. Bij deze methode wordt het niet-nu­cleai­re gedeelte van de ingekochte elektriciteit ge­ruild met het nucleaire gedeelte van andere be­drij­ven. Deze metho­de diende als een variant op de bij groe­ne elektriciteit gebruikte methode van “Garanties van oor­sprong” (“GvO’s”), welke methode kennelijk in de loop van 2009 ook voor nucleair opge­wekte elektriciteit be­schikbaar kwam en daarna door Atoomstroom is gevolgd.

 

3. In beroep dient de vraag te worden beantwoord of de door Atoomstroom gevolgde methodiek met betrekking tot de wijze van verantwoording van de herkomst van de door haar geleverde elektriciteit de claim in de gewraakte reclame-uitingen kan recht­vaardigen dat deze elektriciteit 100% door kernener­gie is opge­wekt. Daarbij stelt het College voorop dat in de bestreden uitingen onmiskenbaar een verband wordt gelegd tussen de wijze van opwekken en het CO2-vrij zijn van de energie. Aldus is sprake van een claim die valt onder de Milieu Re­clame Code (MRC). Dergelijke claims dienen aantoonbaar juist te zijn. Daarbij is van be­lang dat de vermelding “100%” absoluut is en geen enkele ruimte laat voor nuancering.

 

4. Ten aanzien van de SWAP-methode beroept Atoomstroom zich op een brief van de Energiekamer/NMA van 19 december 2008, met als onderwerp “Informele zienswij­ze: SWAP-methode bij stroometikettering”. Deze zienswijze, die mede is ge­ba­seerd op een rapport dat CE Delft op verzoek van de Energiekamer heeft uit­gebracht, ver­meldt onder meer als conclusie: “Gelet op het voorgaande ziet de Ener­giekamer op dit moment, en afgaande op de door u aangeleverde informatie, geen aanleiding om te oordelen dat de door u voorgestelde methode niet verenigbaar is met de thans geldende regelgeving inzake stroometikettering.” Niet gesteld of ge­ble­ken is dat de verantwoordelijke toezichthouder later is afgeweken van deze ziens­wijze met betrekking tot de toelaatbaarheid van de SWAP-methode en/of heeft geoordeeld dat Atoomstroom in strijd met deze methode heeft gehandeld. Atoomstroom stelt dat de NMA over 2008 en 2009 additionele controles heeft uitgevoerd en haar stroom­etiket heeft ge­valideerd. Het College leidt hieruit af dat volgens de Energie­kamer/NMA Atoom­stroom aan de hand van de SWAP-methode heeft aangetoond dat zij 100% met kern­cen­trales opgewekte energie levert, zoals in het stroometiket staat. Appellant heeft tijdens de vergadering overigens gesteld dat hij het stroometi­ket niet bestrijdt. Het Col­lege ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding te oordelen dat de desbetreffende reclame-uitingen in strijd met de MRC dan wel mis­leidend zijn voor zover zij zijn gepubliceerd in 2008 en 2009.

 

5. Vaststaat dat in de loop van 2009 Europese nucleaire GvO’s beschikbaar zijn geko­men. Aan deze nu­cleaire GvO’s kan naar het oordeel van het College evenwel niet dezelfde beteke­nis wor­den toegekend als aan het sys­teem van GvO’s bij groe­ne stroom. Belan­grijk aspect daarbij is dat bij groene elektriciteit een garantiebe­heer­instantie, CertiQ, op basis van een wet­te­lijke re­geling de groene elektriciteit certifi­ceert en aldus ga­ran­deert dat de elektriciteit is opgewekt uit duurzame bronnen. In 2011 ontbrak een vergelijkba­re garantieregeling voor nucleair opgewekte energie. Wel vindt volgens Atoom­stroom ook hier controle plaats door de Ener­gie­ka­mer/ NMA en vermeldt zij in het stroometiket voor 2010: “100% kernenergie”. Het Col­lege neemt op grond hier­van aan dat de verant­woor­delijke toezichthouder heeft vastgesteld dat Atoom­stroom, on­danks het ontbreken van een wettelijk certifice­ringsysteem, heeft waar­gemaakt dat de door haar gele­verde elektriciteit voor 100% met kernenergie is op­gewekt. Ook ten aanzien van de reclame-uitingen die in 2010 zijn gepubliceerd, is het College daarom van oordeel dat deze niet in strijd met de MRC of misleidend zijn.

 

6. Niet gesteld of gebleken is dat Atoomstroom voor het jaar 2011 inmiddels beschikt over een stroometiket. Op grond hiervan is niet duidelijk of Atoomstroom ook met betrekking tot het jaar 2011 kan waarma­ken dat de door haar geleverde elektriciteit daadwerkelijk “100%” nucleair  is opge­wekt. Aan het feit dat Atoomstroom zelf nu­cleaire GvO’s afboekt, kan in dit verband geen doorslag­ge­vende betekenis worden toegekend, nu dit onvoldoende garantie biedt dat de door haar geleverde elektri­ci­teit daadwerkelijk volledig nucleair is opgewekt. Atoomstroom er­kent bovendien dat tot nu toe de regels voor nu­cleaire GvO’s “minder strikt zijn”. Anderzijds kan niet bij voorbaat wor­den uitgesloten dat Atoomstroom voor het jaar 2011 alsnog zal kunnen beschik­ken over een stroometiket waarin staat “100% kern­energie”, en dat zij dit etiket na controle door Ener­gie­ka­mer/ NMA mag handhaven.

 

7. Het College begrijpt uit artikel 95k lid 1 sub a van de Elektriciteitswet dat het stroom­etiket uiterlijk 1 mei 2012 beschikbaar dient te zijn. Het College zal Atoom­stroom in de gelegenheid stellen het stroometiket voor 2011 over te leggen zodra dat beschikbaar is en door de Ener­gie­ka­mer/ NMA is beoordeeld.

 

8. Derhalve dient te worden beslist als volgt.

 

De beslissing van het College van 17 april 2012

 

Wijst de klacht af voor zover het betreft de bestreden reclame-uitingen die in 2008, 2009 en 2010 zijn gepubliceerd.

Het College stelt Atoom­stroom in de gelegenheid het stroometiket voor 2011 over  te leggen zodra dat beschikbaar is en door de Ener­gie­ka­mer/ NMA is beoordeeld.

Houdt in afwachting daarvan ten aanzien van de reclame-uitingen die in 2011 zijn gepubliceerd elke verdere beslissing aan.

 

[Eindbeslissing van 23 oktober 2012:]

 

De mondelinge behandeling op 20 september 2012

 

Appellant deelt mee dat hij geen reactie heeft gehad op een melding en informatie­verzoeken die hij bij de Energie­ka­mer/NMA heeft ingediend met betrekking tot het stroom­etiket voor 2011. Appellant stelt dat sprake is van een milieuclaim die moet worden bewezen. Atoomstroom is hierin niet geslaagd. De Energie­ka­mer/NMA houdt blijkbaar onvol­doende toezicht.

Namens Atoomstroom wordt meegedeeld dat zij voor het jaar 2011 aan de Ener­gie­ka­mer/NMA opgave heeft gedaan van de hoeveelheid door haar geleverde stroom en informatie waar deze is ingekocht. Er wordt nu gewacht op een soort goed­keu­ringsbrief van deze instantie. Anders dan in voorgaande jaren, heeft  de Energie­ka­mer/NMA geen aanvullende informatie ge­vraagd. Atoomstroom stelt dat ervan kan worden uitgegaan dat de Energie­ka­mer/NMA de gegevens heeft gecon­tro­leerd en akkoord heeft bevonden. Atoomstroom is bereid zich aan te melden bij de garan­tie­beheerinstelling CertiQ, maar deze instantie geeft hieraan geen prioriteit.

 

De verdere beoordeling

 

1. Namens Atoomstroom is meegedeeld dat zij ook voor het jaar 2011 aan de Ener­gie­ka­mer/NMA opgave heeft gedaan van de hoeveelheid door haar geleverde stroom en waar deze is ingekocht. Dit heeft niet tot een reactie van de Energie­ka­mer/NMA geleid. Ook de melding die appellant heeft gedaan bij de Energie­ka­mer/ NMA en zijn infor­matie­ver­zoeken hebben niet tot enige reactie van deze instantie geleid. Het College leidt hier­uit af dat de Energie­ka­mer/NMA geen nader onderzoek zal doen naar het stroom­etiket van Atoomstroom voor 2011. Gelet hierop heeft het geen zin de inhou­delijke beoordeling van de grief met betrekking tot het stroometi­ket voor 2011 verder uit te stellen.

 

2. Uit het feit dat de Ener­gie­­ka­mer/NMA kennelijk geen aanleiding ziet om naar aanlei­ding van de door Atoomstroom verstrekte gegevens nader on­derzoek te doen naar het stroometiket voor 2011, kan worden af­geleid dat deze toezichthou­der de door Atoom­stroom voor het jaar 2011 ingediende gegevens als juist heeft aanvaard. Op grond hiervan dient in de onderhavige procedure van de juist­heid van het stroom­etiket voor 2011 te worden uitge­gaan. Derhalve wordt ook ten aanzien van de uitingen met betrekking tot het jaar 2011 geoordeeld dat Atoom­stroom de (mi­lieu-) claim dat de door haar ver­kochte elektri­ci­teit “100%” met kern­energie is opge­wekt, voldoende heeft bewezen, te weten via de aan de Ener­gie­­ka­mer/NMA overgelegde gegevens en het feit dat zij op basis daarvan in haar stroometiket mag vermelden

“100% kernenergie”. Gelet hierop heeft de Commissie de klacht ad 1 terecht af­gewe­zen. De tegen die afwijzing ge­richte grieven kunnen derhalve niet slagen.

 

3. Ten aanzien van de inleidende klachten ad 2 en ad 3 heeft het College in de tus­sen­beslissing verondersteld dat in zoverre geen beroep was ingesteld. Inmiddels heeft appellant duidelijk gemaakt dat het door hem inge­stel­de beroep mede op de afwijzing van die klachten betrekking heeft. Ook in zoverre kunnen de grieven niet slagen, nu voldoende bewezen is dat de door Atoomstroom gele­verde stroom 100% met kernenergie is opgewekt. Op grond hiervan mag Atoomstroom stellen dat bij de opwekking van de door haar geleverde stroom geen CO2 vrij­komt. In beroep staat immers als onbestreden vast dat bij de opwekking van kernenergie geen CO2 vrij­komt. Tot slot heeft de Commissie ook terecht de klacht tegen het voeren van het merk “Atoomstroom” afgewezen. Niet valt in te zien dat van deze merknaam een onjuiste suggestie voor de gemiddelde consument uitgaat.

 

4. Derhalve dient te worden beslist als volgt.

 

De beslissing van het College van Beroep van 23 oktober 2012

 

Bevestigt de beslissing van de Commissie.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken