a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2013/00803

Datum:

12-03-2014

Uitspraak:

CVB Afwijzing Vernietigd (gedeeltelijk) (=Aanbeveling (gedeeltelijk))

Product/dienst:

Overige

Motivatie:

Strijd met wet

Medium:

Digitale marketing communicatie

Het College van Beroep

De grieven en de wijziging van de gronden van het beroep

Het College geeft hier een samenvatting van de grieven zoals deze luiden na de wijziging van de gronden van het beroep.

Als algemene grief voert appellant aan dat de Commissie ten onrechte ervan is uitgegaan dat de gewraakte uitingen op professionele gebruikers zijn gericht. Volgens appellant blijkt dat de uitingen in het bijzonder zijn gericht op degenen die binnen gemeenten beslissingen nemen over het beheer van groen en bestrating. De reclame voor Ultima Professioneel speelt een rol bij het voorlichten van inwoners door de gemeente, waarbij het product zelfs “milieuvriendelijk” wordt genoemd. Appellant verwijst voorts naar filmpjes waarin gevaarlijke praktijken worden getoond, zoals het spuiten van Ultima Professioneel zonder beschermende kleding en het uitdrukkelijk spuiten over een waterafvoerende put. Voorts voert appellant als algemene grief aan dat de Commissie ten onrechte op grond van de toelating van Ultima Professioneel door het “College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden” (Ctgb) ervan is uitgegaan dat aan de toepassing van dit product, een onkruidverdelger, geen risico’s of gevaren voor gezondheid en milieu zijn verbonden. Aan de toepassing van dit product zijn volgens appellant wel degelijk bezwaren verbonden nu de werkzame stoffen daarin niet volledig afbreken en het grondwater verontreinigen, terwijl een van de werkzame stoffen (Maleïne Hydrazide) kankerverwekkend is. Voorts verwijst appellant naar eerdere uitspraken van de Commissie over bestrijdingsmiddelen, waarin vergelijkbare klachten wel gegrond werden geacht.

De afzonderlijke mededelingen in de uitingen die appellant ook in beroep bestrijdt respectievelijk het ontbreken daarvan, kunnen als volgt worden weergegeven:

A. Ecologisch verantwoord.

B. Biologisch afbreekbaar.

C. Geen schadelijke residuen.

D. Geen beperkingen voor gebruik rondom rioolputten of langs open water.

E. Geen certificering nodig.

F. Het niet verwijzen naar voorschriften en waarschuwingen op de verpakking.

G. De naam “Ecostyle” op het product.

Ten aanzien van de onderdelen A, B, C, D, E en G stelt appellant dat de uitingen een misleidende indruk wekken ten aanzien van de mogelijke gevaren van Ultima Professioneel, hetgeen in strijd is met artikel 66 lid 2 van Verordening 1107/2009.

Appellant voert in dit verband onder meer aan dat het middel niet ecologisch is verantwoord, omdat het dodelijk is voor planten alsook overbodig is omdat ook andere, minder schadelijke alternatieven bestaan (ad A), terwijl het voorts niet snel afbreekt (ad B) en schadelijke residuen in het milieu achterlaat en nuttige insecten doodt (ad C). Het is voorts een zeer kwalijke zaak dat ECOstyle beweert dat rondom rioolputten of langs water geen beperkingen gelden, terwijl volgens de waarschuwingszin-nen op de verpakking juist voorkomen moet worden dat het product in het water belandt (ad D). Het is noodzakelijk dat Ultima Professioneel uitsluitend wordt gebruikt door professionele gebruikers die daartoe zijn opgeleid (Ad E). Door de hiervoor bedoelde onderdelen in combinatie met de naam ECOstyle (ad G) en het ontbreken van verwijzingen op de bestreden website naar de voorschriften op de verpakking (ad F), wordt bij de in aanmerking komende professionele doelgroep ten onrechte de indruk gewekt dat het middel geen schade toebrengt aan milieu, natuur en gezondheid, en wordt onachtzaamheid in de hand gewerkt. Tevens is hierdoor niet voldaan aan artikel 66 lid 1 en lid 6 van Verordening 1107/2009, nu de verplichte vermeldingen als bedoeld in artikel 66 lid 1 van Verordening 1107/2009 ontbreken en voorts de aandacht wordt afgeleid van de waarschuwingen op de etikettering. Appellant stelt dat bij reclame voor chemische bestrijdingsmiddelen een grotere zorgvuldigheid dient te worden betracht dan bij reclame voor consumptiegoederen.

Ten aanzien van de onderdelen A, B en C stelt appellant dat ECOstyle deze onderdelen niet technisch heeft verantwoord, terwijl appellant juist technische bewijzen en andere redenen heeft genoemd waaruit blijkt dat de hier bedoelde vermeldingen niet alleen misleidend, maar ook onjuist zijn. Hierdoor zijn de uitingen in zoverre in strijd met artikel 66 lid 4 van Verordening 1107/2009.

Het antwoord in appel inclusief de reactie op de wijziging van de gronden

Geïntimeerde heeft op het beroep en op de wijziging van de gronden daarvan gereageerd. Hierop wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

De mondelinge behandeling

Appellant licht zijn standpunt toe mede aan de hand van een overgelegde notitie. Appellant handhaaft zijn standpunt.

ECOstyle doet eveneens haar standpunt toelichten en haar standpunt handhaven.

Het oordeel van het College van Beroep 

1. Niet in geschil is dat de gewraakte uitingen milieuclaims bevatten in de zin van de Milieu Reclame Code. Nu ten aanzien van het onderhavige product sprake is van wettelijke regulering in de zin van artikel 12 van de Milieu Reclame Code, treedt, gelet op de toelichting bij dit artikel, de Milieu Reclame Code op dit punt terug. Op grond hiervan zal het College uitsluitend aan het wettelijke kader toetsen. Dit kader bestaat, voor zover hier relevant, uit de toepasselijke bepalingen van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, en uit de toepasselijke bepalingen van Verordening 1107/2009. Partijen hebben in beroep de gelegenheid gekregen hun stellingen hierop aan te passen. Uitgaande hiervan oordeelt het College als volgt.

2. Vaststaat dat “Ultima Professioneel” een door het Ctgb toegelaten product is waarvoor reclame mag worden gemaakt, mits wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften, in het bijzonder artikel 66 van Verordening 1107/2009. Ingevolge artikel 20 lid 2 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is het verboden in strijd met deze voorschriften te handelen. Ingevolge artikel 66 lid 1 van Verordening 1107/2009 gaat elke reclame voor een product als het onderhavige vergezeld van de zinnen: “Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie.” Deze zinnen dienen gemakkelijk leesbaar te zijn en binnen de reclametekst duidelijk op te vallen, waarbij het woord “gewasbeschermingsmiddelen” mag worden vervangen door een aanduiding van de productsoort, in dit geval onkruidverdelger.

3. Niet gesteld of gebleken is dat op de website van ECOstyle met betrekking tot de aanprijzing van Ultima Professioneel ten tijde van het indienen van de klacht de hiervoor bedoelde teksten waren opgenomen. Evenmin is gesteld of gebleken dat in de gewraakte uiting op passende wijze de aandacht werd gevestigd op de waarschuwingszinnen in de etikettering als voorgeschreven in artikel 66 lid 6 van Verordening 1107/2009. ECOstyle heeft niet kunnen weerleggen dat de reclame op de website aldus niet voldoet aan de eisen van artikel 66 lid 1 respectievelijk lid 6 Verordening 1107/2009 en om die reden verboden is op grond van artikel 20 lid 2 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het feit dat de uiting in strijd is met de wet impliceert tevens dat de uiting in strijd is met het bepaalde in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). In zoverre is het appel (onderdeel ad F) gegrond en kan de beslissing van de Commissie niet in stand blijven.

4.  Ingevolge lid 2 van artikel 66 Verordening 1107/2009 mag reclame voor een product als het onderhavige geen informatie in woord of beeld bevatten die misleidend kan zijn met betrekking tot de mogelijke gevaren voor de gezondheid van mens of dier. In dit kader is van belang dat de uitingen zijn gericht op een professionele doelgroep, meer in het bijzonder degenen die binnen de gemeentelijke organisatie dienen te beslissen over het beheer van groen en bestrating en de wijze waarop onkruid wordt bestreden. Deze doelgroep moet geacht worden over meer kennis te beschikken met betrekking tot de aard, de toepassing en de risico’s van het onderhavige product dan de gewone consument. Dat een bepaalde gemeente, zoals appellant stelt, Ultima Professioneel “milieuvriendelijk” zou noemen, is onvoldoende reden om over het voorgaande anders te oordelen. Evenmin is in dit kader relevant dat professionele gebruikers niet altijd de veiligheidsvoorschriften volgen.

5. Het Ctgb heeft blijkens de overgelegde stukken Ultima Professioneel mede beoordeeld op risico’s voor de veiligheid, en toegelaten als onkruidverdelger. Volgens het Ctgb heeft het product bij gebruik volgens de gebruiksvoorschriften “geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van de mens en het milieu”. Appellant stelt terecht dat uit het voorgaande niet volgt dat er geen bezwaren verbonden zijn aan het gebruik van Ultima Professioneel. De Commissie heeft dit niet miskend met haar oordeel dat de uiting zo is bedoeld dat Ultima Professioneel binnen de categorie herbiciden en bij een juiste toepassing uit ecologisch oogpunt bezien verantwoord is. Het feit dat om een onkruidverdelger gaat, leidt niet tot een ander oordeel. Duidelijk is immers dat de mededeling “ecologisch verantwoord” specifiek betrekking heeft op een onkruidverdelger, een product dat in de uiting nader wordt omschreven als een “contactherbicide” dat niet geschikt is voor beteeld land. Aldus zal de professionele doelgroep begrijpen dat de woorden “ecologisch verantwoord” niet in deze zin kunnen worden uitgelegd dat het product geen enkele nadelige uitwerking op het milieu heeft, en dat in plaats daarvan de uiting zo is bedoeld, dat aan het gebruik van Ultima Professioneel in ecologisch opzicht wezenlijk minder bezwaren kleven dan aan andere, schadelijkere herbiciden. ECOstyle heeft dit laatste, mede gelet op hetgeen hierna aan de orde komt, voldoende aannemelijk gemaakt. Het College onderschrijft derhalve het oordeel van de Commissie dat de doelgroep zal begrijpen dat met de woorden “ecologisch verantwoord” niet wordt bedoeld dat Ultima Professioneel in absolute zin geen nadelige impact op de omgeving heeft. Nu van misleiding geen sprake is, treft de grief met betrekking tot onderdeel ad A geen doel. Het voorgaande impliceert naar het oordeel van het College tevens dat de Commissie terecht de klacht tegen onderdeel ad G (het gebruik van de naam ECOstyle) heeft afgewezen. Het gebruik van deze naam in combinatie met een product waaraan in ecologisch opzicht wezenlijk minder bezwaren kleven dan andere producten, kan op zichzelf genomen niet misleidend worden geacht.

6. Evenmin is sprake van misleiding voor zover Ultima Professioneel op de bestreden website wordt aangeprezen als een product waarvoor geen certificering nodig is (ad E), respectievelijk dat het product biologisch afbreekbaar is (ad B) en geen schadelijke residuen heeft (ad C). Uit de mededeling dat geen certificering nodig is, volgt naar het oordeel van het College niet dat geen enkele instructie nodig is voor de toepassing van Ultima Professioneel. Vaststaat overigens dat professionele gebruikers van Ultima Professioneel worden geïnstrueerd op de wijze als voorgeschreven door artikel 73 lid 3 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Met betrekking tot de geclaimde biologische afbreekbaarheid van de werkzame stoffen in Ultima Professioneel (ad B) staat vast dat deze eigenschap juist is, met dien verstande dat volgens appellant het afbreken van de werkzame stof Maleïne Hydrazide (MH), welke volgens hem slechts in beperkte mate door de mens mag worden binnengekregen, langzaam gebeurt. Nu evenwel met betrekking tot de snelheid waarmee het product biologisch wordt afgebroken in de bestreden uiting geen specifieke mededelingen worden gedaan, brengt dit laatste naar het oordeel van het College niet mee dat de uiting op dit punt misleidend is. Daar komt bij dat appellant zich met betrekking tot de beweerdelijke schadelijkheid van Maleïne Hydrazide (MH) vooral beroept op gegevens uit de periode van 1976 tot 1990. ECOstyle stelt dat deze stof volgens recente inzichten niet als probleemstof wordt beschouwd, in verband waarmee zij verwijst naar www.vewin.nl/probleemstoffen, op welke website Maleïne Hydrazide (MH) niet als probleemstof wordt genoemd. Hiermee in overeenstemming is dat, zoals bij de Commissie aan de orde kwam, deze stof mogelijk zal worden uitgezonderd van een eventueel verbod van de toepassing op verhardingen. Het College wijst in dit verband op de overgelegde brief van de Staatssecretaris van infrastructuur en milieu van 3 september 2013 (Verslag Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 27858, nr. 215), waarin Maleïne Hydrazide bovendien wordt genoemd onder de kop “Biologische en ecologisch verantwoorde middelen”.

7. Het College leidt uit het voorgaande af dat Maleïne Hydrazide naar hedendaagse maatstaven als een relatief minder schadelijke stof wordt beschouwd, hetgeen blijkbaar ook ziet op de afbreekbaarheid en de afwezigheid van schadelijke residuen. Dat appellant anders denkt over de schadelijkheid van deze stof, en ook voor zijn standpunt argumenten zijn te vinden in de overgelegde stukken, is tegenover het voorgaande onvoldoende om de klacht gegrond te achten. Op grond hiervan en nu ECOstyle in de procedure bij de Commissie de mededelingen ad A, B en C voldoende heeft verantwoord (het College verwijst naar de onderbouwing van ECOstyle die door de Commissie is weergegeven bij het onderdeel verweer, welke ook in beroep onvoldoende door appellant is weerlegd), is van misleiding geen sprake en is tevens voldaan aan de eis van artikel 66 lid 4 Verordening 1107/2009.

8. In de informatie op de website staat dat voor Ultima Professioneel geen beperkingen gelden voor gebruik rondom rioolputten of langs open water respectievelijk dat het middel is toegestaan langs watergangen en rondom rioolputten (ad D). Deze mede-delingen verdragen zich naar het oordeel van het College niet met de volgende waarschuwing die ingevolge het besluit van het Ctgb van 19 april 2013 verplicht is op de verpakking van Ultima voor professioneel gebruik (kennelijk Ultima Professioneel): “Schadelijk voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten hebben”. Voorts verwijst het College in dit verband naar het eveneens door appellant overgelegde besluit van het Ctgb van 8 november 2013 waarin de volgende mededeling verplicht is gesteld op het etiket dat is gekoppeld aan de toelating van Ultima voor professioneel gebruik (kennelijk Ultima Professioneel): “Zorg ervoor dat u met het product of zijn verpakking geen water verontreinigt”. Terecht stelt appellant dat de mededeling op de website dat geen beperkingen gelden voor gebruik rondom rioolputten of langs open water respectievelijk dat het middel is toegestaan langs watergangen en rondom rioolputten op grond van deze waarschuwingen misleidend dient te worden geacht. Gelet op de stelligheid en absoluutheid waarmee de gewraakte mededelingen worden gedaan, in combinatie met het ontbreken van verwijzingen op de bestreden website naar de voorschriften en waarschuwingen op de verpakking (ad F), gaat het College ervan uit dat de doelgroep op grond van de gewraakte uiting zal menen dat het geen probleem is indien Ultima Professioneel bij de toepassing in het water belandt. In zoverre acht het College de gewraakte informatie op de website misleidend in de zin van artikel 66 lid 2 Verordening 1107/2009 en daarom verboden op grond van artikel 20 lid 2 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, en om die reden in strijd met artikel 2 NRC.

9. Op grond van het voorgaande treft de klacht doel voor zover deze in beroep is gebaseerd op de (aangepaste) grondslag dat in de specifiek bestreden onderdelen van de gewraakte website de informatie ontbreekt die is voorgeschreven in artikel 66 lid 1 en lid 6 Verordening 1107/2009. Voorts slaagt de grief tegen het oordeel van de Commissie met betrekking tot onderdeel ad D. Voor het overige wijst het College de grieven af. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep

Op grond van het hierboven overwogene acht het College de informatie op de website van ECOstyle over Ultima Professioneel in strijd met artikel 2 NRC wegens het daarin ontbreken van mededelingen als voorgeschreven door artikel 66 lid 1 en lid 6 Verordening 1107/2009. Voorts acht het College de informatie op de website in strijd met artikel 2 NRC, nu sprake is van misleiding in de zin van artikel 66 lid 2 Verordening 1107/2009 voor zover het betreft de mededeling “geen beperkingen rondom rioolputten of langs open water”.

Ten aanzien van het voorgaande vernietigt het College de beslissing van de Commissie.

Voor het overige bevestigt het College de bestreden beslissing.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen het beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie

De bestreden uiting

Het betreft de uiting op adverteerders website www.ecostyle.nl voor “Ultima professioneel”, alsmede de naam “ECOstyle” op de verpakking van het product Ultima professioneel.

 

De klacht (de nummering is aangebracht door de Commissie)

1) Het product Ultima wordt op de website aangeprezen met de volgende vermeldingen:

a) “ecologisch verantwoord”

b) “biologisch afbreekbaar”

c) “geen schadelijke residuen”

d) “het middel zal geen schade geven op houtige gewassen”

e) “(…) geen beperkingen voor gebruik rondom rioolputten of langs open water”

f) “geen certificering nodig”.

Klager voert tegen bovengenoemde vermeldingen de volgende bezwaren aan.

Ad a) “ecologisch verantwoord”

Een herbicide dat toegepast wordt om alle planten, mossen en algen die erdoor geraakt wor-den te doden, kan niet ecologisch verantwoord genoemd worden. Elke herbicide verstoort het evenwicht in het groen zodanig dat daardoor veel tussen de vegetatie levende diertjes ster-ven. Voor toepassing op bestrating bestaan niet-chemische alternatieven, die ecologisch meer verantwoord zijn.

Ad b) “biologisch afbreekbaar”

Als werkzame stoffen bevat Ultima pelargonzuur, ook wel nonaanzuur genoemd, en maleine-hydrazine (MH). Op den duur breken alle stoffen biologisch af op de plek waar ze zijn toege-past, maar dit betekent niet dat van het toegepaste middel geen residuen in de natuur, het milieu en in de mens kunnen achterblijven. De aanduiding “biologisch afbreekbaar” sugge-reert dat geen schade wordt toegebracht aan milieu, natuur en gezondheid.

Klager verwijst naar het overgelegde “Chemicaliën veiligheidsblad” van nonaanzuur (= pelar-gonzuur) voor een indruk van de risico’s van deze stof. Met betrekking tot het risico van MH voert klager – onder verwijzing naar de vastgestelde ARfD en ADI-waarden – aan dat, nu resi-duen van MH in (te) hoge waarden in voedsel aanwezig kunnen zijn, het van groot belang is dat men niet extra met MH in contact komt (via de huid en door inademing) door toepassing van deze stof in de woonomgeving.

Ultima bevat bovendien de vermoedelijk kankerverwekkende verontreiniging hydrazine.

Ad c) “geen schadelijke residuen”

Hiervoor ad b) is uiteengezet welke de schadelijke residuen van MH zijn.

Bovendien is Ultima niet alleen dodelijk voor planten, maar ook voor veel dieren die door de spuitstof geraakt worden. Dit blijkt onder andere uit de toepassingsvoorwaarden die op de verpakking moeten worden vermeld (spuit met afschermkap). Dat schadelijke residuen ach-terblijven, blijkt tevens uit de aanbeveling op de verpakking om beschermende kleding na gebruik te wassen.

Ad d) “het middel zal geen schade geven op houtige gewassen”

Het is zeer wel mogelijk dat Ultima houtige gewassen niet schaadt, maar veel bomen en struiken hebben ook bladeren op of vlak boven de grond. De reclame-uiting zet niet aan om te voorkomen dat deze bladeren door de spuitstof worden geraakt, zodat schade aan bomen en planten wordt veroorzaakt.

Ad e) “voor gebruik rondom rioolputten of langs open water gelden geen beperkingen”

De afgelopen decennia werden alle aanvankelijk voor toepassing op bestrating toegelaten herbiciden weer verboden, met name omdat herbiciden die op bestrating worden gespoten het oppervlaktewater verontreinigen. Ook Ultima mag niet in het water geraken. Door de me-dedeling dat geen beperkingen gelden voor gebruik rondom rioolputten en open water, wordt onachtzaam gebruik in de hand gewerkt en verontreiniging van oppervlaktewater bevorderd.

Ad f) “geen certificering nodig”

Waarschijnlijk wordt hiermee gedoeld op de in het verleden bestaande certificering voor de toepassing van Roundup op bestrating. Met deze vermelding wordt echter gesuggereerd dat Ultima door professionele toepassers zonder enige opleiding toegepast zou mogen worden, hetgeen onjuist is.

2) In de reclame-uiting op de website wordt niet of onvoldoende verwezen naar de veilig-heidsvoorschriften op de verpakking, zoals al jaren goed gebruik is bij fabrikanten en leveran-ciers van bestrijdingsmiddelen. Weliswaar kan men door te klikken via internet meer informa-tie vinden, maar een verwijzing naar het belang van het volgen van de veiligheidsvoorschrif-ten moet duidelijk zichtbaar zijn. Door de huidige misleidende presentatie van het product in de reclame wordt de indruk gewekt dat Ultima geen chemisch bestrijdingsmiddel betreft, maar een totaal ongevaarlijk product waarvoor geen veiligheidsvoorschriften nodig zijn.

3) In de reclame-uiting wordt niet gewezen op alternatieve bestrijdingsmethoden, die minder risico’s opleveren dan het bestrijdingsmiddel Ultima.

Volgens het bepaalde in artikel 73 lid 4 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn distributeurs en producenten van deze middelen verplicht aan niet-professionele gebrui-kers informatie te geven over de risico’s voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu, alsmede over alternatieve bestrijdingsmethoden die minder risico’s opleveren. Aange-zien Ultima door zowel professionele als niet-professionele gebruikers toegepast kan worden, is het niet verstrekken van bovenbedoelde informatie in strijd met de wet en daardoor met de Nederlandse Reclame Code (NRC).

4) De naam “ECOstyle” in de reclame en op de verpakking is misleidend, nu hiermee ten onrechte wordt gesuggereerd dat producten van dit bedrijf ecologisch verantwoord en milieu-vriendelijk zijn.

Het verweer

Ad 1a) Ecologisch verantwoord

Adverteerder voert de aanduiding “ecologisch verantwoord”, omdat alle inhoudsstoffen van Ultima geheel en snel (biologisch) afbreekbaar zijn en geen blijvende schade voor het milieu optreedt. Adverteerder verwijst ter ondersteuning van deze stelling naar twee overgelegde rapporten van de Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) betreffende Pelar-gonzuur (PA) en Maleïne Hydrazide (MH), alsmede naar de toegezonden “Wederzijdse er-kenning” van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Ultima voor professioneel gebruik heeft geen toelating voor het toepassingsgebied “openbaar groen”. In de praktijk bestaat dus niet het door klager aangevoerde gevaar voor verstoring van het evenwicht in het groen door Ultima.

Onderzoek, uitgevoerd in opdracht van Plant Research International (PRI) en weergegeven in de overgelegde “LCA-quickscan vergelijking onkruidbestrijdingsmethoden” van 31 juli 2012, heeft aangetoond dat niet-chemische bestrijdingsmethoden door de uitstoot van fijnstof en CO2 het milieu zwaarder belasten dan andere methoden.

De websites van Ultima voor consumenten zijn circa 2 jaar geleden in overleg met klager aangepast. Op gepaste wijze wordt aandacht besteed aan diverse manieren van onkruid be-strijden.

Ad 1b) Biologische afbreekbaarheid

Met de hiervoor ad 1a) genoemde stukken van EPA en Ctgb is aangetoond dat PA en MH snel en volledig afbreken in het milieu en dat ophoping van zowel PA als MH niet aan de orde is. Het door klager toegezonden veiligheidsblad van Nonaanzuur (PA) toont de risico’s die gelden voor zuiver PA. Ultima concentraat bevat echter 18,6% PA en de spuitoplossing bevat slechts 3% PA. Als onderdeel van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen, uitgevoerd door het Ctgb, geldt een uitgebreide risicobeoordeling voor zowel gebruikers als omstanders. Na uitgebreide studie heeft het Ctgb besloten dat geen specifieke waarschuwingen met be-trekking tot de veiligheid van gebruikers of omstanders op de verpakking vermeld hoeven te worden.

De door klager genoemde ARfD en ADI-waarden zijn relevant voor residuen die in gewassen achterblijven en op die manier in de voedselketen terecht komen, maar zijn niet relevant voor Ultima, dat op verhardingen wordt toegepast en niet in de voedselketen terecht komt.

Om verontreiniging met hydrazine – waarvan overigens onduidelijk is of dit kankerverwek-kend is – te voorkomen, heeft de fabrikant van Ultima de verplichting om alleen grondstoffen te gebruiken waarin minder dan 0,001 gram per 1000 gram hydrazine aanwezig is.

Adverteerder wijst ook naar het eerder aangehaalde EPA rapport, waarin MH in de laagste toxiteitscategorie is ingedeeld.

Ad 1c) Geen schadelijke residuen

Omdat de afbraak van MH in water sterk vertraagd wordt, waardoor theoretisch de kans be-staat op ophoping van MH in het water, heeft het Ctgb beoordeeld dat Ultima alleen toegepast mag worden indien op de spuitlans een afschermkap is gemonteerd, waardoor verwaaiing naar het oppervlaktewater wordt voorkomen. Omdat onderzoek heeft aangetoond dat Ultima niet schadelijk is voor nuttige insecten en andere niet-doel organismen, heeft het Ctgb beslo-ten dat Ultima niet de waarschuwing moet voeren dat nuttige insecten niet geraakt mogen worden.

De aanbeveling om na toepassing van Ultima beschermende kleding te wassen houdt geen verband met residuen van Ultima, maar betreft het algemene gebruik om bedrijfskleding te wassen na gebruik van professionele gewasbeschermingsmiddelen.

Ad 1d) Geen schade op houtige gewassen

Met de mededeling dat het middel geen schade zal geven op houtige gewassen wordt inder-daad, zoals door klager verondersteld, bedoeld dat Ultima geen schade geeft aan de houtige delen van gewassen. Ultima is alleen actief op de groene delen van planten. Voorts wordt in de reclame en op het etiket uitgebreid gecommuniceerd dat Ultima een niet-selectief middel is en dat spuitschade voorkomen moet worden.

Ad 1e) Geen beperkingen voor gebruik rondom rioolputten en langs open water

Gelet op het snelle en volledig afbreken van Ultima, dat niet door afspoeling het oppervlakte-water zal bereiken, heeft het Ctgb bepaald dat geen beperkingen gelden voor het gebruik van Ultima rondom rioolputten en/of langs open water. Door gebruik van de onder ad 1c) ge-noemde afschermkap wordt verwaaiing naar het oppervlaktewater voorkomen.

Ad 1f) Geen certificering nodig

De mededeling “geen certificering nodig” verwijst inderdaad naar de voorheen verplichte DOB-certificering, die geldt voor gebruik van het herbicide glyfosaat, maar niet voor het toe-passen van Ultima. Voor de aankoop en het gebruik van Ultima voor professionele toepassing is een ‘spuitlicentie’ (bewijs van vakbekwaamheid) noodzakelijk.

 

Ad 2) Geen verwijzing naar voorschriften op verpakking

Klager meent dat de indruk wordt gewekt dat Ultima een ongevaarlijk product is zonder vei-ligheidsvoorschriften. Ultima voor professioneel gebruik is echter niet verkrijgbaar zonder een geldige spuitlicentie. Gebruikers zijn zich er dus wel degelijk van bewust dat het een professi-oneel geregistreerd gewasbeschermingsmiddel betreft.

Ad 3) Geen verwijzing naar alternatieve bestrijdingsmethoden

Zoals hiervoor (ad 1a) is beschreven, is Ultima minder milieubelastend dan glyfosaathouden-de producten of niet-chemische bestrijdingsmethoden als branden en borstelen. Op de websi-te wordt het handmatig verwijderen van onkruid (wieden) actief aangemoedigd.

Ad 4) Naam ECOstyle

ECOstyle is de afzender van het product en niet de naam van het product zelf. ECOstyle brengt al sinds de jaren ’60 ecologisch verantwoorde middelen op de markt.

De repliek

Ter ondersteuning van zijn standpunt verwijst klager – kort samengevat – naar de volgende stukken|:

– “Nederlands actieplan duurzame gewasbescherming”, dat uitvoering geeft aan de “Richt-lijn duurzaam gebruik van pesticiden” (2009/128/EG);

– het door klager (mede namens PAN en Natuur en Milieu) opgestelde “Nationaal Actieplan Bestrijdingsmiddelen”, waarin onder meer kritiek wordt geuit op de door ECOstyle aange-haalde LCA-quickscan;

– het in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu opgestelde rapport “Om-streden bestrijding” van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden, waaruit blijkt dat de resultaten van de LCA-quickscan van weinig of geen waarde zijn;

– Nota “Gezonde groei, duurzame oogst” van de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu, volgens welke Nota met ingang van 1 januari 2018 het professio-neel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen niet meer zou zijn toege-staan, terwijl het bestrijdingsmiddelengebruik in plantsoenen niet zou veranderen;

– “Derde Open Brief” van 25 juni 2013 van klager, mede namens PAN, aan de Tweede Kamer in reactie op bovengenoemde Nota;

– Brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 3 september 2013, waarin met betrekking tot de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen een verbod met in-gang van november 2015 wordt aangekondigd voor professioneel gebruik op verhardin-gen en voor particulier gebruik, en een verbod met ingang van november 2017 voor toe-passing op sport-, recreatie- en overige terreinen, zoals parken. In de brief wordt meege-deeld dat advies van het Ctgb en andere deskundigen moet uitwijzen of een uitzondering op genoemd verbod mogelijk is voor (onder andere) gewasbeschermingsmiddelen die zijn gebaseerd op de werkzame stof MH. Uit de brief blijkt, aldus klager, dat Ultima mogelijk met ingang van november 2015 en/of 2017 verboden wordt. Indien een verbod niet op een van die data ingaat, zal Ultima naar verwachting later verboden worden.

Klager voert voorts aan dat toelating van een chemisch bestrijdingsmiddel door het Ctgb niet betekent dat aan dit middel geen nadelen kleven. De nadelen van een middel blijken vaak pas later. De toelating is gebaseerd op gegevens die worden aangeleverd door de aanvrager en op aannames, terwijl veel onderzoekgegevens ontbreken. Dat is ook het geval met het onder-zoek naar de stoffen MH en PA in Ultima.

Het Ctgb hanteert bovendien een te stellig onderscheid tussen toegelaten en dus veilig voor gezondheid, natuur en milieu enerzijds en niet toegelaten en dus niet veilig anderzijds.

Hetgeen klager naar aanleiding van (de bijlagen bij) het verweer heeft aangevoerd, wordt door de Commissie als volgt samengevat.

Uit de stukken betreffende PA en MH blijkt niet dat de daarin vermelde gegevens het middel Ultima betreffen. Wel is duidelijk dat de werkzame stoffen in Ultima niet zo vriendelijk zijn als door ECOstyle wordt gesuggereerd. Voorts dateert het EPA- rapport betreffende MH van juni 1994 en bevat het dus geen recente informatie.

Uit de Wederzijdse erkenning van het Ctgb blijkt dat het effect van Ultima slechts op een zeer beperkt aantal geleedpotigen is onderzocht.

In het boekje “Bestrijding volgens het boekje” worden alleen handmatig wieden en schoffelen als alternatieve bestrijdingsmethoden genoemd, terwijl deze de ontwikkeling/groei van onge-wenste kruiden juist bevorderen.

Op het etiket van Ultima staat dat voor alle toepassingsgebieden maximaal 2 toepassingen per 12 maanden zijn toegestaan. Onder “dosering” wordt echter vermeld “niet meer dan 2 keer herhalen per seizoen”, wat dus neerkomt op drie behandelingen per seizoen oftewel ne-gen bespuitingen per jaar. Bij de toelating worden etiketten niet beoordeeld.

Klager verzoekt ECOstyle om de “risicobeoordeling voor omstanders” van het Ctgb te ver-strekken. Een dergelijke risicobeoordeling is nog in ontwikkeling.

In de ernst van de misleiding in de reclame heeft klager aanleiding gezien een klacht bij de Commissie in te dienen.

De dupliek

Naar aanleiding van de algemene (inleidende) opmerkingen in de repliek stelt adverteerder

– samengevat – het volgende.

De bestreden reclame-uiting en het etiket zijn gericht op de professionele gebruiker.

Adverteerder verzoekt alle passages in de (bijlagen bij de) repliek die betrekking hebben op de Tweede Nota Duurzame Gewasbescherming buiten beschouwing te laten, nu deze Nota nog behandeld moet worden door de Tweede Kamer en onbekend is op welke wijze deze Nota doorgang vindt.

De veronderstelling “Wat betreft Ultima lijkt de geschiedenis zich te herhalen” is suggestief en niet met feiten onderbouwd. Mocht in de toekomst uit wetenschappelijk onderzoek blijken dat, in tegenstelling tot de stand van de wetenschap nu, wel gevolgen aan het gebruik van Ultima zijn verbonden, dan zal ECOstyle proactief reageren en het assortiment en de communicatie daarop aanpassen.

Het betoog van klager over het Ctgb houdt geen verband met de uitingen voor Ultima. Overi-gens is het Ctgb een instantie met wettelijke bevoegdheden, heeft zijn oordeel bewijskracht en moet dit oordeel in beginsel als waarheid worden aangenomen.

Ultima voldoet aan alle Europese en nationale eisen die aan gewasbeschermingsmiddelen worden gesteld. Dat bepaalde aspecten van MH en PA in de nationale toelatingsprocedure niet zijn onderzocht, is het gevolg van de beoordeling door specialisten van het voortraject.

Met betrekking tot de reactie van klager op (de bijlagen bij) het verweerschrift voert adver-teerder – samengevat – het volgende aan.

Bijlagen 1 en 2 bij het verweer hebben betrekking op de werkzame stoffen van het middel Ultima, MH en PA.

Bij het onderzoek ter bepaling van de schadelijkheid voor insecten is gebruik gemaakt van standaard soorten insecten, omdat deze een zeer gevoelige groep representeren. Heet water, stomen en branden doden ook alle insecten die op de planten en in de bestrating zitten.

Het wijzen op alternatieve bestrijdingsmethoden is niet verplicht en het weglaten daarvan kan niet leiden tot misleiding in reclame-uitingen. ECOstyle adviseert overigens wel alternatieve methoden, te weten schoffelen en handmatig wieden. Dat klager nu stelt dat deze methoden de ontwikkeling van ongewenste kruiden bevorderen, doet niet ter zake.

Het etiket van “Ultima professioneel” bestaat uit puur feitelijke informatie en valt derhalve niet onder reclame-uitingen. De opmerkingen over het aantal op het etiket vermelde toepassingen dienen buiten beschouwing te blijven. Bovendien maakt de opmerking “Twee keer herhalen staat gelijk aan drie behandelingen” geen deel uit van de originele klacht. Op het etiket wordt overigens duidelijk vermeld dat twee behandelingen per 12 maanden mogen worden toege-past.

Op basis van de risicobeoordeling voor toepassers (direct contact met het middel Ultima), waarbij het risico door het Ctgb als zeer laag is beoordeeld, is een risicobeoordeling voor om-standers (eventueel indirect contact met het middel) niet nodig gebleken.

Adverteerder merkt op dat naar aanleiding van contact tussen klager en ECOstyle passages op de (consumenten)websites en uitingen in foldermateriaal zijn aangepast. Daarna is niet meegedeeld dat bezwaren bestonden tegen de uitingen voor Ultima op de professionele web-site, waartegen de onderhavige klacht is gericht.

De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht. Klager heeft daarbij pleitaantekeningen over-gelegd. Voor zover relevant voor de beslissing wordt op hetgeen tijdens de mondelinge be-handeling naar voren is gebracht, ingegaan in het oordeel.

Het oordeel van de Commissie

I.

De Commissie stelt voorop dat deze beslissing alleen betrekking heeft op de haar bij de klacht ter beoordeling voorgelegde reclame-uitingen, te weten de mededelingen op adverteerders website betreffende het product “Ultima professioneel” en de naam ECOstyle op de verpak-king van dit product. Bij de beoordeling van de klacht wordt uitgegaan van de doelgroep waarop deze uitingen zijn gericht, te weten de professionele gebruikers van het middel Ultima.

II.

De Commissie vat het eerste gedeelte van de klacht aldus op dat de onder 1a t/m 1f weerge-geven mededelingen “ecologisch verantwoord”, “biologisch afbreekbaar”, “geen schadelijke residuen”, “het middel zal geen schade geven op houtige gewassen”, “geen beperkingen voor gebruik rondom rioolputten of langs open water” en “geen certificering nodig” milieuclaims zijn in de zin van de Milieu Reclame Code (MRC), die volgens klager misleidend zijn als bedoeld in artikel 2 MRC en waarvan adverteerder niet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 MRC, de juistheid heeft aangetoond.

III.

Naar het oordeel van de Commissie kan deze klacht niet slagen. Vast staat dat “Ultima pro-fessioneel” een door het Ctgb toegelaten product is. Het Ctgb is de aangewezen instantie om een aanvraag tot registratie van een gewasbeschermingsmiddel te behandelen, waarbij – naast een beoordeling van de werkzaamheid van het middel – op basis van wettelijke criteria een beoordeling plaatsvindt van de risico’s voor de veiligheid van mens, dier en milieu. Blij-kens de conclusie van het Ctgb heeft het middel Ultima met de werkzame stoffen MH en PA bij gebruik volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift en de toepassingsvoorwaarden “geen schadelijke uitwerking op de gezondheid van de mens en het milieu”. De bevindingen van het Ctgb mogen door adverteerder in uitingen voor “Ultima professioneel” worden gebruikt. Daar-aan doet niet af de door klager geuite kritiek op de werkwijze van het Ctgb.

De Commissie acht de juistheid van de claims ook anderszins – naast de toelating door het Ctgb – door adverteerder voldoende toegelicht en onderbouwd met de bij het verweer overge-legde stukken. Dat het overgelegde EPA-rapport betreffende MH dateert uit 1994 acht de Commissie niet bezwaarlijk, nu niet is komen vast te staan dat in recent onderzoek anders wordt gedacht over de in dit verband relevante conclusie over de afbraak van MH in het mili-eu. Naar het oordeel van de Commissie werkt de mededeling “geen beperkingen voor ge-bruik rondom rioolputten of langs open water” geen onachtzaam gebruik van Ultima in de hand, zoals door klager gesteld, nu “Ultima professioneel” alleen verkrijgbaar is indien men over een spuitlicentie beschikt en krachtens de door het Ctgb bepaalde toepassingsvoor-waarden het toepassen van “Ultima professioneel” alleen is toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van een spuit met afschermkap.

Klager heeft erkend dat het “zeer wel mogelijk is” dat Ultima “geen schade op houtige gewas-sen” zal geven. De Commissie ziet geen aanleiding om deze mededeling onjuist of misleidend te achten.

Hetzelfde oordeel geldt voor de mededeling “geen certificering nodig”. De professionele ge-bruiker, op wie deze reclame-uiting is gericht, zal begrijpen dat deze opmerking verwijst naar de voorheen voor de toepassing van bestrijdingsmiddelen op basis van glyfosaat op verhar-dingen verplichte DOB (Duurzaam Onkruid Beheer)-certificering. Van deze mededeling gaat niet de suggestie uit dat Ultima door professionele gebruikers zonder enige opleiding toege-past zou mogen worden.

Met betrekking tot de aanduiding “ecologisch verantwoord” overweegt de Commissie als volgt. Het is een wezenlijk kenmerk van een onkruidbestrijdingsmiddel dat ingegrepen wordt in de natuur. Mede gelet hierop zal de doelgroep van de reclame-uiting begrijpen dat met de mededeling “ecologisch verantwoord” niet wordt gesteld dat het middel “Ultima professioneel” geen enkele impact op de omgeving heeft. De Commissie acht voldoende duidelijk dat met deze aanduiding is bedoeld dat binnen de categorie herbiciden de keuze voor “Ultima profes-sioneel” uit ecologisch oogpunt bezien verantwoord is. De juistheid van deze mededeling acht de Commissie voldoende aangetoond door de toelating van “Ultima professioneel” door het Ctgb alsmede door de (verdere) door adverteerder aangevoerde onderbouwing van de hier-voor besproken mededelingen.

IV.

Bij repliek heeft klager, onder verwijzing naar verschillende (onder “De repliek” genoemde) stukken, betoogd dat in de toekomst een verbod op het gebruik van “Ultima professioneel” te verwachten valt. Het is de Commissie echter gebleken dat besprekingen over het professio-nele gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nog gaande zijn, de uitkomst daarvan niet zeker is en in ieder geval op dit moment nog geen besluit over een verbod op het professione-le gebruik van Ultima genomen is. Bij de beoordeling van de voorgelegde reclame-uitingen wordt hetgeen klager omtrent het voorgaande heeft aangevoerd daarom buiten beschouwing gelaten.

V.

In het vervolg van de klacht heeft klager aangevoerd dat de uiting op de website door het ont-breken van een direct (zonder doorklikken) zichtbare verwijzing naar veiligheidsvoorschriften de indruk wekt dat Ultima geen chemisch bestrijdingsmiddel betreft, maar een totaal onge-vaarlijk product.

Naar het oordeel van de Commissie is voor de professionele toepasser voldoende duidelijk dat voor Ultima, waarvan de werkzame inhoudsstoffen MH en PA in de uiting worden ge-noemd, veiligheidsvoorschriften (kunnen) gelden. Daarbij is van belang dat, zoals hiervoor (onder III) is overwogen, als algemeen bekend mag worden verondersteld dat een onkruidbe-strijdingsmiddel invloed uitoefent op de omgeving, zodat de professionele gebruiker rekening zal houden met (de mogelijkheid van) toepassingsvoorschriften. Het ontbreken van een direct zichtbare verwijzing naar dergelijke voorschriften maakt de reclame-uiting niet misleidend.

VI.

Klagers beroep op strijdigheid van de reclame-uiting met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC kan niet slagen. In het aangehaalde artikel 73 lid 4 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden is bepaald – kort samengevat – dat bij of krachtens algemene maatregel van be-stuur regels kunnen worden gesteld over de verstrekking van algemene informatie door dis-tributeurs of producenten aan niet-professionele gebruikers. Niet alleen is de onderhavige reclame-uiting niet gericht tot niet-professionele gebruikers, maar ook is niet verwezen naar of gebleken van het bestaan van een in dit artikel bedoelde algemene maatregel van bestuur.

VII.

Nu de Commissie van oordeel is dat de aanduiding “ecologisch verantwoord” niet ontoelaat-baar is, kan de klacht dat met de naam ECOstyle ten onrechte wordt gesuggereerd dat “Ulti-ma professioneel” ecologisch verantwoord is, niet slagen. Dat het product door de naams-vermelding ECOstyle wordt aangeprezen als milieuvriendelijk, welke aanduiding naar het oordeel van de Commissie een meer absolute lading heeft dan ecologisch verantwoord, acht de Commissie niet aannemelijk geworden.

VIII.

Onder verwijzing naar hetgeen onder I is overwogen, wordt in deze beslissing niet ingegaan op het bezwaar dat klager (in zijn repliek) heeft geuit tegen (het vermelde maximum aantal behandelingen op) het etiket van “Ultima professioneel”, dat niet door klager is overgelegd.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat adverteerder ter vergadering heeft meegedeeld dat het wellicht beter zou zijn om in plaats van “twee herhalingen per seizoen” te spreken over “twee behandelingen per seizoen” Hierbij wordt – zoals onder professionele gebruikers van gewas-beschermingsmiddelen bekend is – met “seizoen” het groeiseizoen van een gewas bedoeld.

IX.

Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de Reclame Code Commissie [4 december 2013]

De Commissie wijst de klacht af.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken