De bestreden reclame-uitingen
Het betreft de aanprijzing van de Peugeot 2008 op adverteerders websites www.peugeot.nl en www.automotions.nl/peugeot, meer specifiek de vermelding daarop van het brandstofverbruik van de betreffende auto.
Op de website peugeot.nl staat, onder de vanafprijs voor de Peugeot 2008 SUV:
“102g i (informatie-icoontje)
4.4l i”.
Bij het aanklikken van het informatie-icoontje achter “4.4l” verschijnt de mededeling “Brandstofverbruik”.
Op de website automotions.nl staat bij de specificaties van de Peugeot 2008, uitvoering “Blue Lion”, voor zover hier van belang:
“Gecombineerd verbruik: 4.40 l / 100 km
Verbruik stad: 5.30 l / 110 km
Verbruik snelweg: 3.90 l / 100 km”.
Bij de specificaties voor de Peugeot 2008, uitvoering “Allure”, staat:
“Gecombineerd verbruik: 4.00 l / 100 km
Verbruik stad: 6.00 l / 110 km
Verbruik snelweg: 4.00 l / 100 km”.
De klacht
De klacht wordt als volgt samengevat.
Op de bestreden websites wordt het brandstofverbruik van de Peugeot 2008 weergegeven zonder enige toelichting. Het is klager later gebleken dat het genoemde brandstofverbruik het resultaat van “laboratoriumproeven” en niet het werkelijke verbruik betreft. Volgens klager verbruikt de auto in werkelijkheid 40 tot 50 procent meer brandstof dan in de uitingen wordt vermeld. In de uitingen zou moeten staan dat het om laboratoriumproeven gaat, zou een uitleg hiervan moeten worden gegeven en zou moeten worden gewaarschuwd dat het genoemde brandstofverbruik in de praktijk nooit gehaald kan worden, aldus klager. De uitingen zijn misleidend. Klager verwijst naar het (gedeeltelijk overgelegde) advies van de Geschillencommissie Voertuigen naar aanleiding van een door klager ingediend verzoek om schadevergoeding voor het hogere brandstofverbruik van de door hem gekochte Peugeot 2008 dan hij op basis van de getoonde cijfers mocht verwachten. Dit verzoek is afgewezen, aldus klager, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat het werkelijke brandstofverbruik afwijkt van het vermelde verbruik. Klager stelt dat bij hem op dit gebied geen sprake is van “algemene bekendheid”. Nu in de uitingen geen enkele toelichting wordt gegeven op het brandstofverbruik, wordt geen eerlijke informatie verstrekt en zijn de uitingen misleidend.
Het verweer
Het verweer wordt als volgt samengevat.
Op basis van Europese regelgeving (Richtlijn 1999/94/EG) dient het brandstofverbruik op uniforme wijze te worden weergegeven. Bij de vaststelling van het brandstofverbruik gaat het om een uniform, onder strikte en gestandaardiseerde condities uitgevoerd, op een laboratoriumproef lijkend onderzoek. De uitkomst hiervan, ook wel de ECE-waarde genoemd, kan niet representatief worden geacht voor het brandstofverbruik in de dagelijkse praktijk. De ECE-waarde beoogt een communautaire methode voor het meten van het brandstofverbruik vast te stellen. De gestandaardiseerde condities waaronder de ECE-waarde is vastgesteld zullen zich in de praktijk meestal niet voordoen en het gemeten brandstofverbruik zal in de praktijk dus vaak niet worden bereikt. De tests worden verricht door onafhankelijke instanties waarop autofabrikanten/importeurs geen invloed kunnen uitoefenen. Hiermee staat volgens adverteerder vast dat de gehanteerde testresultaten op zich juist zijn.
Ten slotte verwijst adverteerder naar de – volgens haar ook in het onderhavige geval toepasbare – uitspraak van de Reclame Code Commissie van 20 januari 2015 (dossier 2014/00891). Hierin is geoordeeld dat de gemiddelde consument bekend is met het gegeven dat het in reclame-uitingen weergegeven verbruik volgens de Richtlijn niet een weergave is van het werkelijke verbruik zoals de consument dat in de praktijk zal ervaren, en dat daarom de gemiddelde consument niet wordt misleid door het ontbreken van een mededeling dat het werkelijke verbruik (aanzienlijk) kan afwijken van het volgens de richtlijn vastgestelde verbruik.
Het oordeel van de voorzitter
1. De voorzitter stelt voorop dat ingevolge artikel 2 lid 1 van de Code voor Personenauto’s (CVP) in reclame-uitingen voor nieuwe personenauto’s het brandstofverbruik uitsluitend in overeenstemming met het bepaalde in het Besluit Etikettering energiegebruik personenauto’s mag worden vermeld. Krachtens dit Besluit dient in reclame het officiële brandstofverbruik van het desbetreffende model personenauto te worden vermeld, waarbij onder officieel verbruik wordt verstaan het brandstofverbruik dat door de typegoedkeuringsinstantie overeenkomstig bepaalde Europese richtlijnen is vastgesteld. Niet in geschil is dat de in de uitingen genoemde verbruiksgegevens van de (verschillende uitvoeringen van de) Peugeot 2008 het officiële brandstofverbruik als bedoeld in genoemd Besluit betreffen.
2. Dat de vermelding van het brandstofverbruik voldoet aan artikel 2 lid 1 CVP, sluit echter niet uit dat de reclame-uitingen misleidend zijn in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De voorzitter begrijpt dat volgens klager van dergelijke misleiding sprake is, omdat in de uitingen niet wordt vermeld dat het genoemde brandstofverbruik het resultaat betreft van tests, een toelichting hierop ontbreekt en de uitingen geen waarschuwing bevatten dat het verbruik in de praktijk afwijkt van (hoger is dan) het vermelde verbruik. De voorzitter overweegt als volgt.
3. Zoals de Reclame Code Commissie in haar beslissingen reeds verschillende malen heeft overwogen, mag de gemiddelde consument ermee bekend worden verondersteld dat het in reclame-uitingen weergegeven officiële brandstofverbruik, dat het resultaat is van gestandaardiseerde metingen volgens een vastgestelde Europese testprocedure, geen weergave is van het werkelijke verbruik zoals de consument dat in de praktijk – zonder de gestandaardiseerde condities – zal ervaren, en dat het opnemen van een waarschuwing dat het werkelijke verbruik (aanzienlijk) kan afwijken van het geadverteerde verbruik niet nodig is. De voorzitter volgt deze overwegingen van de Commissie voor zover sprake is van een reclame-uiting waarin – zoals in de door de Commissie beoordeelde zaken – duidelijk wordt gemaakt dat de geadverteerde verbruiksgegevens het officiële brandstofverbruik volgens de Europese richtlijn betreffen. In de onderhavige bestreden uitingen is dat echter niet het geval. Er wordt niet verwezen naar de betreffende Europese richtlijn of anderszins toegelicht dat de getoonde verbruikscijfers ‘gestandaardiseerde cijfers’ zijn. Onder het informatie-icoontje bij de vermelding “4.4l” op de website peugeot.nl staat immers slechts “Brandstofverbruik” en bij de verbruiksgegevens op de website automotions.nl/ peugeot ontbreekt eveneens een toelichting op de betekenis van de getoonde cijfers. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de voorzitter voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk welke waarde hij aan de geadverteerde brandstofverbruiksgegevens moet toekennen.
4. Gelet op het voorgaande is in de bestreden uitingen sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Omdat de gemiddelde consument hierdoor een besluit over een transactie kan nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.