a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Dienstverlening (privaat)

Dossiernr:

2009/00014

Datum:

12-02-2009

Uitspraak:

Afwijzing

Product/dienst:

Dienstverlening (privaat)

Motivatie:

Misl. Voornaamste kenmerken product

Medium:

Direct marketing (niet digitaal)

De bestreden uiting

 

Het betreft een door verweerder aan klager verzonden brief d.d. 10 maart 2008 met bijlage. In de brief staat onder meer:

”Mede dankzij uw lidmaatschap kan het Nederlandse Rode Kruis hulp bieden waar dat zo hard nodig is. Daarom is het ontzettend belangrijk dat wij ook voor 2008 uw contri­bu­tie tegemoet kunnen zien. Met een bedrag van bijvoorbeeld € 30,– per jaar kunnen wij al direct hulp bieden. Iedere andere bijdrage is natuurlijk ook zeer welkom.

Vul vandaag nog de acceptgiro in. Of, nog beter, de machtiging. Dan kunnen wij het geld dat we besparen op porto- en administratiekosten extra inzetten voor onze hulpverle­ningsactiviteiten. Graag rekenen wij weer op uw contributie voor 2008. (…)”

 

Op de achterzijde van de brief staat een tekst over een persoon die van verweerder hulp heeft ontvangen na een aardbeving. Voorts staat op de achterzijde van de brief, onder de tekst “Uw gift maakt echt een verschil!”, een kort overzicht van de inkomsten en uit­gaven van verweerder.

 

De bijlage die bij de brief was gevoegd bevat onder meer een acceptgiro en een for­mu­lier waarmee men verweerder kan machtigen tot het incasseren van de contributie. Op de machtiging staat: “Hiermee geef ik aan lid van het Nederlandse Rode Kruis te willen zijn.” Op de achterzijde van het formulier staat welke cadeaus men ontvangt indien men de machtiging invult.

 

Van de brief en de bijlage is een fotokopie aan deze beslissing gehecht.

 

 

 

De klacht

 

Klager maakt bezwaar tegen de wijze waarop, na een volgens hem ongewenste cen­tra­lisatie van de ledenadministratie, de leden van verweerder worden opgeroepen con­tri­bu­tie te betalen. Dit gebeurt volgens klager door middel van een weinig inspirerende brief met daarin onjuiste argumentatie en zonder inspraak van plaatselijke verenigingen. In de brief staat niet dat 29% van de contributie wordt afgedragen aan een steeds groter wor­dend, bureaucratisch, incompetent en geldverkwistend landelijk bu­reau. De resteren­de 71% wordt, na aftrek van niet controleerbare kosten, te­rug­gestort op de plaatselijke re­kening. Uiteindelijk resteert slechts 50% van de contributie voor de plaatse­lijke vereni­gingen om daarmee hun activiteiten te financieren. De achter­zijde van de brief sugge­reert volgens klager ten onrechte dat de contributie een gift is waar­mee slachtoffers van een ramp kunnen worden geholpen. Hier is sprake van nood­hulp die op een andere wij­ze wordt gefinancierd. Het daaronder staande financiële overzicht is niet transparant. Er worden zonder toelichting baten en lasten bij elkaar ge­voegd, zo­als bij de fondsen­wer­ving. Uit het overzicht lijkt te volgen dat de kosten van de fondsen­wer­ving € 7.958.000,– bedragen, hetgeen 20% van de totale fondsenwerving is. Indien men echter kijkt naar de kosten in relatie tot de inkomsten, blijkt dat de kosten ver boven de zogenoemde CBF norm liggen. Op het machtigingsformulier staat dat men door het invullen daarvan ver­klaart lid te willen zijn van verweerder. Een dergelijk lid­maat­schap is niet mogelijk, omdat het lidmaatschap is voorbehouden aan de plaatselijke afdelingen. De uiting is op grond van het voorgaande misleidend.

 

 

 

 

Het verweer

 

Verweerder voert als primair verweer aan dat de Commissie niet bevoegd is om over de klacht te oordelen, omdat geen sprake is van een openbare, tot het algemeen pu­bliek ge­richte, reclame-uiting. De brief bevat een aan klager persoonlijk gerichte oproep om door middel van een machtiging de contributie te voldoen. De wijze waarop de con­tri­butie-inning is ingericht, is een regu­liere verenigingskwestie waar­over niet bij de Com­missie kan worden geklaagd. Subsidiair stelt verweerder dat in de brief in heel algemene zin wordt meegedeeld wat met de inkomsten wordt gedaan. Uit marketingoverwegingen kiest verweerder ervoor om op de achterzijde van de brief een concrete hulpverlenings­activiteit toe te lichten. Het fi­nanciële overzicht is de weergave van enkele kengetallen  uit de uitvoerige jaarlijkse rap­portage, waaronder de door de ac­countants goedgekeurde geconsolideerde jaar­reke­ning van verweerder en zijn afdeling en districten. Deze rap­por­tage vindt plaats vol­gens de regels van het CBF-keur en de Richtlijn financiële ver­slag­legging van de Vereni­ging Fondsenwervende instellingen. Omwille van de eenvoud heeft verweerder op het machti­gingsformu­lier niet vermeld van welke afdeling men lid

is. Van misleiding is op grond van het voorgaande geen sprake.

 

 

De mondelinge behandeling

 

Klager verklaart dat de brief en de bijlage een reclame-uiting zijn, nu men daarin wordt opgeroepen om contributie te betalen. Klager handhaaft zijn klacht.

 

Namens verweerder wordt aangevoerd dat de inhoud van de brief de bedoeling heeft om de fondsenwerving gunstig te beïnvloeden. Plaatselijke afdelingen kunnen bij interna­tio­nale rampen besluiten geld over te maken teneinde slachtoffer te helpen. Men kan er­voor kiezen om lid of donateur van verweerder te worden. Een lid heeft stemrecht, een donateur niet. Adverteerder handhaaft het verweer.

 

 

Het oordeel van de Commissie

 

6.1. Gelet op het verweer dient in de eerste plaats te worden onderzocht of de onder­ha­vige brief en de daarbij gevoegde bijlage reclame zijn in de zin van artikel 1 van de Ne­der­land­se Reclame Code (NRC). In dat verband is van belang dat verweerder heeft ver­klaard dat de brief en de bijlage zijn bedoeld om de fondsenwerving gunstig te beïnvloe­den. De brief en de bijlage roepen de geadresseerde in verband daarmee op om meer contributie te betalen en dit te doen door het invullen van een machtiging. Gelet op de duidelijk aanprijzende wijze waarop dit gebeurt in combinatie met het feit dat verweerder heeft verklaard dat hij op grond van marketingoverwegingen op de achterzij­de van de brief een concrete hulpverleningsactiviteit noemt en hij door middel van de brief de fond­sen­werving gunstig heeft wil beïnvloeden, is de Commis­sie van oor­deel dat sprake is van een uiting die in alle opzichten gelijk kan worden ge­steld aan een re­clame-uiting in de zin van artikel 1 NRC. Dit geldt ook voor de bijlage bij de brief, nu het invullen van de machtiging recht geeft op bepaalde geschenken. De uiting vindt voorts in het openbaar plaats. Niet in ge­schil is dat de brief aan een grote groep leden en donateurs is verstuurd. Derhalve is voldaan aan de vereisten die artikel 1 NRC stelt voor recla­me en is de Com­missie bevoegd om over de klacht te oordelen.

 

6.2. Voor zover klager bezwaar maakt tegen de wijze waarop de contributie-inning door verweerder is ingericht en tegen de kosten van de financiering van het lan­delijke bureau van verweerder, gaat de Commissie aan die bezwaren voorbij. Over deze aspecten wor­den in de brief en in de bijlage geen concrete mededelingen gedaan waar­over de Com­mis­sie kan oordelen. Terecht voert verweerder aan dat klager voor die be­zwaren, die een inhoudelijke verenigingsrechtelijke kwestie betreffen, een andere rechts­gang dient te volgen.

 

6.3. Klager stelt dat de achterzijde van de brief ten onrechte suggereert dat met een gift de slachtoffers van een ramp kunnen worden geholpen. Ver­weerder stelt daartegenover dat plaatselijke afdelingen bij een internationale ramp kunnen beslui­ten om geld over te maken teneinde de slachtoffers te helpen. De Commissie begrijpt dat deze gelden af­kom­stig kunnen zijn van de door de leden en donateurs betaalde contributies en giften. Gelet hierop kan de tekst over de hulp bij rampen en de daaron­der ge­plaat­ste tekst

“Uw gift maakt echt een verschil” niet onjuist of misleidend worden geacht.

 

6.4. Het­zelfde geldt voor de vermelding op de machtiging dat men daarmee aangeeft lid van het Nederlandse Rode Kruis te willen zijn. Weliswaar heeft klager onweersproken gesteld dat een rechtstreeks lidmaatschap van de centrale organisatie op dit moment nog niet mogelijk is, maar de personen aan wie de machtiging is gestuurd, kunnen bij deze stand van zaken naar het oordeel van de Commissie begrijpen dat verweerder in feite bedoelt dat men door het invullen van de machtiging verklaart lid te willen zijn van een bepaalde plaatselijke afde­ling, en daardoor indirect van verweerder.

 

6.5. Tot slot stelt klager dat het financiële overzicht op de achterzijde van de brief niet transparant en bovendien onjuist is. In dat verband is van belang dat uit het overzicht blijkt dat de kosten voor de eigen fondsenwerving € 7.958.000,– bedragen, hetgeen volgens het overzicht 21% van de totale fondsenwerving is. Dit blijft onder de maximale grens van 25% die het Cen­traal Bureau Fondsenwerving hanteert voor het zogenoem-de CBF-keurmerk. De Commissie begrijpt dat de werkelijke kosten volgens klager veel hoger zijn, omdat de kosten volgens hem ruimschoots genoemde grens overschrijden. Klager heeft dit standpunt echter niet fei­telijk onderbouwd en evenmin stukken overge­legd die de juist­heid van zijn stelling aan­nemelijk kunnen maken. Op grond hiervan is de Com­missie van oor­deel dat dit standpunt van klager onvoldoende aannemelijk is gewor­den. De Commissie neemt daarom aan dat het financiële verslag op de achterzijde van de brief een bondige maar juiste samen­vatting is van de financiële rapportage van ver­weerder, die – naar hetgeen verweerder onweersproken heeft gesteld – voldoet aan de regels van het Cen­traal Bu­reau Fondsenwerving en de Richtlijn finan­ciële verslaglegging van de Vere­ni­ging Fondsenwervende instellingen. De klacht kan derhalve niet slagen.

 

De beslissing

 

De Commissie wijst de klacht af.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken