De klacht
Klager stelt, samengevat, dat de bewuste reclame-uiting is gedeponeerd in zijn brievenbus, hoewel die voorzien is van een “Nee/Nee-sticker”, hetgeen in strijd is met artikel 3.1 van de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR). Tevens heeft afzender gehandeld in strijd met artikel 1.2 Code VOR door zich niet met een werkelijk bereikbaar adres te identificeren. alsmede in strijd met artikel 5 Code VOR door de klacht niet te onderzoeken en niet de naam van de verspreider bekend te maken.
Het verweer
Afzender heeft geen opdracht gegeven om de onderhavige flyer te verspreiden. De flyer is gemaakt ter informatie en alleen uitgedeeld aan deelnemers van de voorstelling zodat zij deze konden geven aan familie en vrienden. Afzender weet niet hoe het heeft kunnen gebeuren dat klager een flyer in zijn brievenbus heeft ontvangen. Misschien is een jonge leerling erg enthousiast geweest over zijn deelname en heeft deze de flyer verspreid. Afzender heeft niet op de klacht van klager gereageerd omdat die een heftige en dreigende toon had.
De reactie van klager
Afzender erkent het drukwerk verspreid te hebben aan deelnemers met het doel die verder te doen verspreiden met het doel bezoekers te werven voor haar voorstelling. Afzender beweert niet expliciet opdracht te hebben gegeven het drukwerk per brievenbus te verspreiden, maar dat is niet na te gaan. Het bevreemdt klager wel waarom afzender niet op zijn klacht heeft willen antwoorden. Blijkbaar heeft het bij de verspreiding van de flyer aan deelnemers ontbroken aan de instructie NEE/NEE stickers te respecteren. Afzender is als opdrachtgever/afzender verantwoordelijk voor een verantwoorde verspreiding van haar reclamedrukwerk. Zij had, conform artikel 3.1 Code VOR, voor respectering van stickers moeten zorg dragen, ook als het niet de bedoeling was het drukwerk via de brievenbus te verspreiden.
Afzender erkent de klacht nog altijd niet onderzocht te hebben en kiest ervoor enkel te gissen naar de oorzaak. Klager verwacht dat afzender alsnog de zaak zal onderzoeken, zodat duidelijk wordt aan welke maatregelen het heeft ontbroken, en wat nodig is om herhaling te voorkomen. Afzender erkent de klacht ontvangen te hebben en die opzettelijk niet onderzocht te hebben. Blijkbaar ervaart afzender de Nederlandse Reclame Code als heftig en dreigend, maar dat mag nooit een argument zijn om de code niet erkennen of na te leven. Op grond van de Code VOR was afzender gehouden te reageren. Op het drukwerk hadden de relevante contactgegevens moeten staan.
De reactie van afzender
De flyer heeft betrekking op een voorstelling zonder commercieel oogmerk en voor een bijzondere doelgroep. Afzender heeft geen opdracht gegeven tot verspreiding van de flyers, maar biedt wel excuses aan voor het feit dat zij niet op de klacht van klager heeft gereageerd. Zoals reeds eerder vermeld, zijn de flyers enkel uitgedeeld ter informatie aan de minderjarige (beperkte) leerlingen en hun familie en is er geen opdracht tot bezorging gegeven. Iedereen die, op wat voor manier dan ook, in het bezit is gekomen van de flyer kan deze in de brievenbus van klager hebben gedaan.
Het oordeel van de voorzitter
Afzender ontkent dat zij de flyer via brievenbussen heeft verspreid of heeft doen verspreiden. De flyers zijn volgens afzender uitsluitend uitgedeeld aan deelnemers van haar voorstelling met het doel die te geven aan familie en vrienden. Uitgaande hiervan heeft geen verspreiding plaatsgevonden in de zin van de Code VOR. Deze code veronderstelt immers dat de verspreiding door afzender zelf plaatsvindt of in zijn opdracht. Nu afzender de flyer niet zelf heeft verspreid en niet duidelijk is geworden of afzender, bij het uitdelen van de flyers, heeft beoogd de flyers via brievenbussen huis-aan-huis te doen verspreiden, is de Code VOR in dit geval niet van toepassing. De klacht kan om die reden niet slagen.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.
Het bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter
Klager heeft -samengevat- het volgende meegedeeld.
De voorzitter heeft overwogen:
“Nu afzender de flyer niet zelf heeft verspreid en niet duidelijk is geworden of afzender, bij het uitdelen van de flyers heeft beoogd de flyers via brievenbussen huis-aan-huis te doen verspreiden, is de Code VOR niet van toepassing”.
Dit impliceert dat een klager, om met succes te kunnen klagen, moet vaststellen wie het reclamedrukwerk in de brievenbus heeft gedeponeerd, of die natuurlijke persoon op eigen titel of in dienst van een organisatie handelde, en of hijzelf of de organisatie waarvoor hij/zij werkt dat deed in opdracht van de afzender, en of die opdracht inhield dat de verspreiding via de brievenbus moest geschieden. Zodanige vaststelling is voor vrijwel geen enkel poststuk mogelijk; klager treft de bezorger vrijwel nooit.
Vast is komen te staan de onderhavige flyer via de brievenbus is verspreid. Die verspreiding mag, mits de stickers daarbij worden gerespecteerd. De afzender had daarvoor moeten zorgen. Diens intenties spelen daarin geen rol.
Verder heeft de voorzitter over de Code VOR overwogen: “Deze code veronderstelt immers dat verspreiding door afzender zelf plaatsvindt of in zijn opdracht”.
Naar de mening van klager veronderstelt de Code VOR dat wanneer een professionele organisatie, een verspreider volgens artikel 1.1 onder g Code VOR, zorg draagt voor verspreiding, die verspreider verantwoordelijk is voor het juist verspreiden, en dat wanneer dat niet goed gaat, de afzender geen blaam treft, maar de verspreider.
In alle andere gevallen is de afzender zelf verantwoordelijk.
De interpretatie van de voorzitter zou de Code VOR ondermijnen: wanneer een afzender drukwerk laat verspreiden door een natuurlijk persoon, zonder de wijze van verspreiden te specificeren, is er nooit sprake van een verspreider en kan de afzender altijd claimen geen opdracht tot verspreiding via de brievenbus te hebben gegeven.
Een afzender van minder goede wil kan natuurlijke personen opdracht geven flyers in de brievenbus te gooien, en vervolgens ontkennen die opdracht te hebben gegeven. In dat geval is niet komen vast te staan of “de afzender” de verspreiding “heeft beoogd”.
Naar de mening van klager veronderstelt de Code VOR dat een adverteerder verantwoordelijk is voor wat er met zijn reclamedrukwerk gebeurt. Indien dat anders zou zijn, zou dat ook in tegenspraak zijn met bijvoorbeeld de beslissing van de voorzitter in dossier 2071/00321, in welke zaak de afzender van een reclamefolder, een school, verantwoordelijk werd geacht voor de verspreiding van die folder.
Uit de Code VOR zelf blijkt ook niet dat deze in dit geval niet van toepassing is:
de afzender heeft de uiting laten drukken met het doel bezoekers te werven. Het drukwerk is aanprijzend. Dat het reclamedrukwerk alleen bedoeld was voor familie en vrienden van deelnemers blijkt niet uit de uiting, maar doet ook niet ter zake. Volgens de artikelen 1.1 onder a en 1.1 onder b Code VOR is er sprake van reclame en reclamedrukwerk.
De afzender heeft het reclamedrukwerk verstrekt aan deelnemers, met het doel dat te doen verspreiden, volgens het verweer “zodat ze deze konden geven aan familie en vrienden”. Hierin ligt de opdracht tot verspreiding impliciet besloten.
Ook staat vast dat verspreiding via de brievenbus is gebeurd, zoals de afzender zelf stelt, omdat vermoedelijk een deelnemer (aan de dansvoorstelling) zijn of haar flyers via de brievenbus heeft verspreid. Aangenomen mag worden dat er aanzienlijk meer flyers dan deelnemers waren. Daarmee is er sprake van ongeadresseerd reclamedrukwerk als bedoeld in artikel 1.1. onder d Code VOR.
Waar het mis ging was dat het schijnbaar niet de bedoeling van de afzender was dat de deelnemers de flyers via de brievenbus zouden verspreiden, maar dat dit blijkbaar onvoldoende duidelijk was.
Of de afzender heeft beoogd de flyers via de brievenbus te verspreiden, is niet relevant. Verspreiding is niet geschied door een organisatie. De afzender had volgens artikel 3.1 Code VOR “alle maatregelen en voorzieningen die nodig zijn om respectering van de stickers te bereiken” moeten nemen, zoals bijvoorbeeld het duidelijk instrueren van de deelnemers over hoe het drukwerk te verspreiden, of op het drukwerk te vermelden dat de voorstelling alleen toegankelijk was op uitnodiging van een deelnemer, en/of dat het drukwerk uitsluitend bedoeld was voor familie en vrienden van deelnemers.
Het oordeel van de Commissie
Voor de beoordeling van de vraag of in dit geval is gehandeld in strijd met de Code VOR, meer in het bijzonder met artikel 3.1 in verbinding met artikel 2.1 en 2.2, is van belang of er sprake is van ongeadresseerd reclamedrukwerk.
“Reclamedrukwerk” is in artikel 1.1 onder b Code VOR gedefinieerd als:
“ieder drukwerk dat geheel of gedeeltelijk uit reclame bestaat, uitgezonderd huis-aan-huisbladen”.
“Ongeadresseerd Reclamedrukwerk” is in artikel 1.1 onder d Code VOR gedefinieerd als:
“reclamedrukwerk en/of samples die gratis huis-aan-huis worden verspreid zonder vermelding van adres (of postbus) ieder en woonplaats van de ontvanger”.
Naar het oordeel van de Commissie is de flyer die klager via zijn brievenbus heeft ontvangen “reclamedrukwerk” in bovengenoemde zin, maar geen “ongeadresseerd reclamedrukwerk” als bedoeld in de Code VOR. Zij overweegt daartoe dat niet is komen vast te staan dat de onderhavige flyer “huis-aan-huis” is verspreid. Het enkele feit dat de flyer in klagers brievenbus is gedeponeerd, betekent nog niet dat er sprake is verspreiding “huis-aan-huis”. Nu ingevolge artikel 2.2 Code VOR klager met de sticker bij zijn brievenbus kenbaar maakt geen prijs te stellen op reclamedrukwerk in de zin van artikel 1.1 onder d, wordt gezien de aard van het in zijn brievenbus gedeponeerde reclamedrukwerk als volgt beslist.
Gelet hierop wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.