a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

(Financiele) dienstverlening

Dossiernr:

2012/00622

Datum:

11-10-2012

Uitspraak:

CVB Afwijzing Bevestigd (=Afwijzing)

Product/dienst:

(Financiele) dienstverlening

Motivatie:

Misleiding (overig)

Medium:

Ongeadresseerd drukwerk

De bestreden reclame-uiting

 

Het betreft een folder met het vooropschrift:

“Financiële ideeën voor meer invloed op uw inkomen voor later”.

 

De klacht betreft de volgende tekst, die onder het kopje: “De ontwikkelingen op een rijtje” staat:

“Wat gebeurt er nu precies in de pensioenwereld? Grofweg zijn er vier belangrijke ontwikkelingen om rekening mee te houden: een verhoogde levensverwachting, een historisch lage rente, tegenvallende beleggingen en een overheid die bezuinigt.

Dat we steeds ouder worden is natuurlijk een goede zaak, maar het gevolg is dat de

pensioenfondsen langer pensioenen moeten uitkeren. In het verleden is hier bij het bepalen van de hoogte van de premie te weinig rekening mee gehouden. Door de huidige lage rentestand hebben de pensioenfondsen bovendien meer kapitaal nodig om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen, terwijl ze ook al te maken hebben gehad met tegenvallende beleggingsresultaten. Het gevolg is dat sommige fondsen de pensioenuitkeringen moeten verlagen of de beloofde indexatie achterwege moeten laten.

Een andere ontwikkeling is dat de regering heeft voorgesteld de pensioenrichtleeftijd te verhogen naar 67 jaar (en die wordt in de toekomst wellicht nog hoger). Bovendien verwachten experts dat het beleggingsrisico en de gevolgen van de schommeling in de rente in de toekomst niet meer bij de werkgever komen te liggen, maar bij de werknemer. Al deze ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor de hoogte van uw pensioen.”

 

De klacht

 

De suggestie wordt gewekt dat de pensioenfondsen vanwege de lage rentestand niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Dit is misleidend. Klager stelt: “De huidige lage rentestand wordt gebruikt om verplichtingen in de verre toekomst (maximaal 40 jaar) terug te rekenen tot een netto contante waarde nu. Dat gebeurt met de rentestand van de dag. Dat is de wettelijke methode om de ‘dekkingsgraad’ te bepalen, maar dat is niet hetzelfde als “niet aan de verplichtingen te kunnen voldoen”.

De terugrekening van de huidige waarde van de verplichtingen uit de toekomst op basis van de dagrente is niet reëel. Deze is uitsluitend reëel als de rente gedurende tientallen jaren op het lage niveau blijft en als het langjarig rendement van de pensioenfondsen op hetzelfde niveau ligt als de huidige lage dagrente.

In werkelijkheid is het langjarig gemiddelde van de rente veel hoger en het langjarig gemiddelde van de rendementen van de pensioenfondsen nog hoger. Er is dus ‘technisch gezien’ sprake van een tekort op de wettelijke dekkingsgraad. Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat als gevolg van de huidige lage rentestand de pensioenfondsen meer kapitaal nodig hebben om aan hun verplichtingen te voldoen.

 

Het verweer

 

Het verweer luidt – samengevat – als volgt.

Niet wordt in de uiting meegedeeld dat de lage rentestand ‘de’ reden is dat pensioenfondsen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Gewezen wordt op verschillende ontwikkelingen die tot gevolg hebben dat sommige fondsen de pensioenuitkeringen moeten verlagen of de beloofde indexatie achterwege moeten laten. Eén van deze ontwikkelingen is de huidige lage rentestand.

De informatie dat de huidige lage rentestand invloed heeft op de pensioenuitkeringen is juist. De waardering van de pensioenverplichtingen dient te geschieden op basis van de marktwaarde. Dit houdt in dat een daling in de rente direct verwerkt dient te worden in de toekomstige pensioenverplichtingen. Ter toelichting geeft adverteerder een rekenvoorbeeld, waaruit volgt dat een pensioenfonds als gevolg van een lage rentestand meer kapitaal nodig heeft om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Voorts legt adverteerder berichten uit verschillende media over, waaruit blijkt dat de lage rentestand wel degelijk een van de oorzaken is dat pensioenfondsen de pensioenuitkeringen dienen te verlagen of de beloofde indexatie achterwege moeten laten.

Tot slot stelt adverteerder dat de bedoelde informatie in de folder niet van overwegende invloed is voor de gemiddelde consument om over te gaan tot individuele pensioenaanvulling.

Gelet op het voorgaande is volgens adverteerder geen sprake van misleidende reclame.

 

Het oordeel van de Commissie

 

De Commissie is van oordeel dat adverteerder, met het door haar gevoerde verweer en de daarin door haar weergegeven berichten uit de media, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat, wanneer sprake is van een lage rentestand, er meer kapitaal nodig is voor een pensioenfonds om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. De Commissie acht het voldoende aannemelijk dat de huidige lage rente aldus één van de factoren is die het gevolg hebben dat sommige pensioenfondsen de pensioenuitkeringen moeten verlagen of de beloofde indexatie achterwege moeten laten, zoals in de uiting wordt meegedeeld.

 

Voorts is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk uit de uiting op te maken dat, naast de lage rentestand, tevens andere factoren van invloed zijn op het gestelde dat pensioenfondsen de pensioenuitkeringen dienen te verlagen of de beloofde indexatie achterwege moeten laten, te weten een verhoogde levensverwachting, tegenvallende beleggingen en een bezuinigende overheid. Niet wordt in de uiting gezegd of gesuggereerd dat de lage rente de enige factor is die daarop invloed heeft.

 

Gelet op het voorgaande treft de klacht geen doel.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 13 augustus 2012

 

De Commissie wijst de klacht af.

 

 

Hot College van Beroep (11 oktober 2012)

 

De grieven

Het College vat deze als volgt samen.

Appellant heeft in de inleidende klacht bezwaar gemaakt tegen de letterlijke bewe­ring in de bestreden folder dat door de lage rentestand de pensioenfondsen niet aan hun ver­plichtingen kunnen voldoen. ABN AMRO heeft in eerste aanleg als verweer ge­voerd dat de huidige lage rentestand invloed heeft op de pensioenuit­ke­ringen. De Commissie heeft het verweer van ABN AMRO gevolgd. Nu dit verweer echter geen betrek­king had op het feitelijke bezwaar als verwoord in de klacht, be­rust de beslis­sing van de Commissie op een ver­gissing. De pensioenfondsen zijn gedwongen de pensioenrechten te verlagen als gevolg van regelgeving die hen dwingt te rekenen met een fictief rendement dat veel lager is dan het werkelijke rendement en dat geen goede relatie heeft met de feitelijke vermogensgroei en de feitelijke hoeveel­heid kapitaal die de pensioenfondsen nodig hebben om aan hun verplichtingen te voldoen. Het is niet juist dat de pensioenfondsen niet aan hun verplichtingen kun­nen voldoen zoals in de folder staat. De reclame-uiting is mislei­dend omdat het sugge­reert dat het niet kunnen voldoen hetzelfde is als het niet mogen voldoen. De vermogensontwikkeling van een pensioenfonds hangt alleen samen met de premie-inkomsten (een kleine bijdrage) en de op­breng­sten van de beleggingen (het grootste deel). De beleggingsinkomsten zijn weliswaar afhankelijk van de rente, maar niet één op één. De fictieve renteregel geeft geen juiste weer­gave van de situatie. Appellant licht dit toe aan de hand van een rekenvoorbeeld op basis van het jaarverslag van het ABP over 2011.

 

Het antwoord in appel

 

De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

 

De mondelinge behandeling

 

De namens appellant verschenen persoon licht het beroep mondeling toe aan de hand van een notitie. De namens ABN AMRO verschenen personen lichten ver­volgens het standpunt van ABN AMRO toe.

 

Het oordeel van het College

 

1. De inleidende klacht heeft betrekking op een folder met als titel “Het pensioen veran­dert”. Appellant maakt specifiek bezwaar tegen de volgende mededeling in deze fol­der: “Door de huidige lage rente­stand hebben de pensioen­fondsen boven­dien meer kapitaal nodig om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen (…)”. Bij de beoordeling van de vraag of de folder misleidend is, dient te worden uitgegaan van de vol­le­dige inhoud van de folder en de context waarin de gewraak­te mededeling is ge­daan. De mededeling staat op een afzonderlijke pagina met de volgende tekst:

“De ontwikkelingen op een rijtje

Wat gebeurt er nu precies in de pensioenwereld? Grofweg zijn er vier belangrijke ont­wikkelingen om rekening mee te houden: een verhoogde levensverwachting, een historisch lage rente, tegenvallende beleggingen en een overheid die bezuinigt. Dat we steeds ouder worden is natuurlijk een goede zaak, maar het gevolg is dat de

pen­sioenfondsen langer pensioenen moeten uitkeren. In het verleden is hier bij het bepalen van de hoogte van de premie te weinig rekening mee gehouden. Door de huidige lage rentestand hebben de pensioenfondsen bovendien meer kapitaal nodig om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen, terwijl ze ook al te maken hebben ge­had met tegenvallende beleggingsresultaten. Het gevolg is dat sommige fondsen de pensioenuitkeringen moeten verlagen of de beloofde indexatie achterwege moeten laten. Een andere ontwikkeling is dat de regering heeft voorgesteld de pensioen­richt­­leef­tijd te verhogen naar 67 jaar (en die wordt in de toekomst wellicht nog ho­ger). Bo­ven­dien verwachten experts dat het beleggingsrisico en de gevolgen van de schom­meling in de rente in de toekomst niet meer bij de werkgever komen te liggen, maar bij de werknemer. Al deze ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor de hoogte van uw pensioen.”

 

2. Het College begrijpt dat de gewraakte mededeling verwijst naar regelgeving waarin is bepaald hoe de waardering van pensioenverplichtingen dient plaats te vinden. De regeling zoals deze op het moment van publicatie van de folder gold, brengt, kort samengevat, mee dat van een bepaalde rekenrente dient te wor­den uitgegaan die de ontwikkelin­gen van de marktrente volgt en die daardoor op dit mo­ment zeer laag is. Dit beïnvloedt het rendement van de pensioenfondsen nadelig. Appel­lant voert aan dat de lage rekenrente een fictief rendement is, dat veel lager is dan de fei­te­lijke rende­menten van de pen­sioen­fondsen. Vol­gens appellant is die rekenrente daarom geen goede maatstaf om te bepalen of de pensioenfond­sen in de toekomst aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Appellant stelt dat uit de folder had moeten blijken dat pensioenfondsen op basis van de feitelijke rende­menten wel aan hun ver­plich­tingen kunnen voldoen, maar dat niet “mogen”, nu op grond van de gel­dende re­gel­geving van de huidige lage rekenrente moet worden uitgegaan.

 

3. Het Col­le­ge acht het in de context van de gehele uiting niet onjuist dat ABN AMRO onder het kopje “De ontwikkelingen op een rijtje” de lage rente als één van de oor­zaken noemt op grond waarvan som­mige pen­sioen­­fond­sen de pen­sioen­uit­ke­ringen moe­ten verla­gen of de beloofde in­dexe­ring achter­we­ge moe­ten laten. Vaststaat dat deze ingrepen het feitelijke gevolg zijn van de regelgeving die noopt tot het hante­ren van een zeer lage rekenrente. Of de pensioenfondsen als gevolg van de huidige lage ren­te­stand meer kapitaal nodig hebben om aan hun verplich­tingen te voldoen, zoals in de folder staat, is daarbij voor de gemiddelde con­sument van ondergeschikt belang. Aangenomen moet immers worden dat het de consument te doen is om de maatregelen waarmee hij op dit moment met betrekking tot de pensioenen rekening moet houden, te weten verlaging van de pen­sioen­uit­ke­ringen of het achterwege blij­ven van de beloofde in­dexe­ring.

 

4. Deze maatregelen zijn, zoals appellant op zichzelf genomen terecht stelt, weliswaar ge­kop­peld aan een fictief rendement, maar dwingen op het moment van publicatie van de folder desalniettemin som­mige pensioenfondsen tot ingrijpen ten nadele van de pensioengerechtigde. Als overige oorzaken voor die ingre­pen worden in de fol­der voorts ge­noemd een ho­ge­re levensver­wach­ting, te­gen­vallende beleggingen en een bezui­ni­­gende over­heid. Deze oorza­ken zijn niet door appellant betwist. In de folder wordt de con­sument in verband met de gevolgen die deze ontwikkelingen voor hem kunnen hebben gewe­zen op de mo­ge­lijk­heid via de website van ABN AMRO een afspraak te maken voor een per­soonlijk ad­vies voor pen­sioen­aanvul­ling. Niet kan worden gezegd dat de gemid­del­de consu­ment die op grond van de folder besluit een der­gelijke af­spraak te ma­ken, onjuist of on­volledig is geïnformeerd over de aanleiding voor dat gesprek res­pec­tievelijk de reden voor een eventuele aanvul­ling van zijn pensioen. Van mis­lei­ding is op grond van het voorgaande geen sprake.

 

5. Derhalve wordt beslist als volgt.

 

De beslissing

 

Het College bevestigt de beslissing van de Commissie.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken