Het College van Beroep [22 december 2021]
De bestreden uitingen
De klacht is, voor zover in beroep relevant, gericht tegen de volgende uitingen.
- Een video op YouTube, geplaatst op 30 juni 2021 door VWS. De video bevat beelden van de Jaarbeurs als ‘priklocatie’ en van de avondopenstelling van deze locatie. In de video worden enkele jongeren geïnterviewd die zich (hebben) laten vaccineren met het Janssen-vaccin. De toelichting bij de video luidt: ‘Het Janssen-vaccin blijkt populair: ruim 233.000 mensen maakten al een afspraak. Afgelopen vrijdag werden de eerste prikken gezet. De GGD Utrecht heeft in de Jaarbeurs tot 01:00 ’s nachts geprikt, tijdens ‘Dansen met Janssen’. Een afspraak maken voor een Janssen-vaccin kan nog! Bel [nummer].’
- Een bericht op Twitter (hierna: tweet) geplaatst op 29 juni 2021, afkomstig van de minister van VWS @hugodejonge. De tweet bevat de hiervoor omschreven YouTubevideo die in de tweet is verwerkt (embedded) waardoor zij tijdens het lezen van de tweet kan worden afgespeeld. Daaronder staat de volgende tekst: ‘De belangstelling voor het Janssen-vaccin is groot. Inmiddels zijn er ruim 233.000 afspraken gemaakt. Vrijdag werden de eerste prikken gezet, waaronder bij @ggdru, waar ze er in de @jaarbeurs een echt feestje van maakten en tot 01.00 uur ’s nachts doorprikten. #dansenmetjanssen’. Achter de hashtag is een emoticon van een dansend poppetje geplaatst.
De inleidende klacht
De klacht wordt, voor zover in beroep relevant, als volgt samengevat. De campagne ‘Dansen met Janssen’ heeft tot doel jongeren te verleiden tot vaccinatie waarbij vrijheden in het vooruitzicht werden gesteld die niet gerelateerd zijn aan de kenmerken van het geneesmiddel. Er is geen sprake van voorlichting, maar van een oproep om gebruik te maken van het specifieke COVID-19 vaccin van Janssen, wat de uitingen tot publieksreclame voor een geneesmiddel maakt. De uitingen voldoen niet aan de Geneesmiddelenwet en evenmin aan de regels van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (hierna: CPG).
De beslissing van de Commissie
De Commissie heeft geoordeeld dat de hiervoor omschreven uitingen reclame zijn in de zin van de NRC. De YouTubevideo heeft volgens de Commissie onmiskenbaar tot doel vaccineren met het Janssen vaccin positief onder de aandacht van het publiek te brengen, zodat het zich daarmee zal laten vaccineren. De video houdt meer in het bijzonder een openbare aanprijzing in van het denkbeeld dat men er goed aan doet zich te laten vaccineren met het Janssen-vaccin. Van een puur informatieve uiting, dan wel van een enkele weergave van een gebeurtenis, is geen sprake. Ook de tweet is reclame voor het denkbeeld dat men er goed aan doet zich te laten vaccineren met het Janssen-vaccin. De tweet bevat de hiervoor bedoelde YouTubevideo en onder de video staat een tekst die het wervende karakter daarvan versterkt, en wel door de keuze voor de Janssen-vaccinatie en de wijze waarop er wordt gevaccineerd als respectievelijk positief en een feestelijk evenement voor te stellen. Vervolgens heeft de Commissie beide uitingen inhoudelijk getoetst. De Commissie heeft geoordeeld dat de uitingen onder de uitzondering van het verbod op publieksreclame voor geneesmiddelen vallen. Verder acht de Commissie de CPG niet van toepassing nu die code niet ziet op publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma.
De Commissie heeft de uitingen vervolgens aan artikel 5 NRC getoetst en om de volgende redenen daarmee in strijd geacht. Op het moment dat de uitingen openbaar gemaakt werden, was al bekend dat het Janssen-vaccin een bescherming van 67% biedt, waardoor van volledige bescherming niet gesproken kan worden. Van directe bescherming is evenmin sprake, omdat ook met het Janssen-vaccin het enige tijd duurt voordat het vaccin werkt. Door het totaalbeeld van de YouTubevideo wordt het beeld geschetst dat er voor jongeren enkel voordelen zijn als zij zich met het Janssen-vaccin laten vaccineren, omdat zij dan (meteen) beschermd zijn tegen corona en weer (‘deze zomer’) kunnen uitgaan, festivals kunnen bezoeken en makkelijker op vakantie kunnen. Hiermee wordt naar het oordeel van de Commissie een eenzijdig en te rooskleurig beeld geschetst, doordat alleen de voordelen van het nemen van dit specifieke vaccin worden belicht en de ‘vrijheden’ zoals uitgaan, festivals bezoeken en op vakantie gaan als een zekerheid worden voorgesteld zodra men gevaccineerd is, terwijl van zodanige zekerheid nog geen sprake was op het moment dat de uitingen verschenen.
Voor wat betreft de teksten ‘Dansen met Janssen: deze jongeren kiezen voor één prik met het Janssen-vaccin’ en ‘#dansenmetjanssen’ (met daarachter een plaatje van een dansend poppetje) in de uitingen is de Commissie van oordeel dat deze het publiek op het verkeerde been zetten. ‘Dansen met Janssen’ (een variant op de naam van de voormalige Amsterdamse disco ‘Dansen bij Jansen’) wekt in combinatie met de verdere inhoud van de uitingen onmiskenbaar de indruk dat men weer kan gaan ‘dansen’ (uitgaan), zodra men de eenmalige Janssen-vaccinatie heeft gekregen. Deze suggestie is onjuist, ook indien van de toenmalige stand van zaken wordt uitgegaan. Het verweer dat ‘Dansen met Janssen’ enkel betrekking heeft op de met muziek omlijste priknacht zelf, acht de Commissie niet overtuigend en zelfs gekunsteld, nu de uitingen een duidelijk ruimere strekking hebben en daardoor meer dan alleen als een terugblik op de priknacht begrepen zullen worden.
Samenvatting van de grieven
Grief 1: de Commissie heeft de uitingen ten onrechte als reclame aangemerkt.
Ten aanzien van de YouTubevideo voert de Staat het volgende aan. Het is onvermijdelijk dat in een videoverslag van een ‘priknacht’ mensen aan het woord komen die deze priknacht daadwerkelijk hebben bezocht om zich te laten vaccineren. De feitelijke reacties van de bezoekers geven een beeld van het verloop van de nacht, en niet meer dan dat. Van een script of het ‘in de mond leggen van woorden’ is geen sprake geweest. Er heeft dus geen uitlokking of beïnvloeding plaatsgevonden zoals bedoeld in de toelichting bij artikel 1 NRC. Dat de Staat na afloop van het videoverslag erop wijst dat kijkers aanvullende informatie kunnen vinden op de website “Coronavaccinatie.nl” met de begeleidende tekst: “Het is begrijpelijk als je vragen hebt”, is door de Commissie ten onrechte niet in de beslissing betrokken. Daarbij komt dat ook de begeleidende mededeling “Een afspraak maken kan nog! Bel (nummer)”, niet als reclame kan worden uitgelegd. Het gaat om het uitdragen van overheidsbeleid gericht op de bestrijding van een pandemie door middel van publieksvoorlichting. De Staat is verplicht erop te wijzen dat (en hoe) het mogelijk is van de mogelijkheden tot vaccinatie gebruik te maken. Vaccineren is één van de pijlers van het beleid van het kabinet ter bestrijding van de coronacrisis. De uitingen zullen door het publiek niet als reclame worden opgevat. Het gaat niet om een aanprijzing van denkbeelden maar om het wijzen op de keuzemogelijkheid met betrekking tot het Janssen-vaccin. Het voorgaande geldt nog nadrukkelijker voor de tweet. De minister maakt geen reclame, maar draagt als bestuurder beleid uit en doet dit door in de tweet melding te maken van een relevante ontwikkeling in het door zijn ministerie gecoördineerde vaccinatiebeleid. De tweet bestaat slechts uit drie feitelijk juiste, algemene en beschrijvende mededelingen. Niets aan deze mededelingen valt met het concept reclame in verband te brengen. Dat afsluitend wordt gebruik gemaakt van de hashtag #dansenmetjanssen maakt dat niet anders. Die hashtag sloeg in dit bericht aantoonbaar op de priknacht zelf en diende ertoe de tweet binnen Twitter te categoriseren. Ook op de priknacht zelf werd de bewuste hashtag verspreid, omdat dit de naam van dat evenement was. De hashtag werd dus niet om reclamedoeleinden, maar om functionele doeleinden toegevoegd.
Grief 2: er is een onjuist toetsingskader en een onjuist feitelijk kader toegepast.
Voor wat betreft het toetsingskader geldt dat de uitingen hooguit tot de ‘uiterste periferie’ van het begrip ‘reclame’ behoren. Dat betekent, zoals volgt uit de beslissing in dossier 2017/00266, dat de Commissie terughoudend had dienen te toetsen, hetgeen zij niet heeft gedaan. De beoordeling van de uitingen dient in beroep opnieuw plaats te vinden met inachtneming van het juiste juridische beoordelingskader. Daarnaast is de Commissie van een onjuist feitelijk kader uitgegaan. Zo oordeelt de Commissie dat op het moment van de uiting bekend was dat het Janssen-vaccin een bescherming van 67% biedt. Dit percentage ziet slechts op de effectiviteit van het vaccin bij het voorkomen van milde ziekte. Het Janssen-vaccin beschermt echter 85,4% tegen ernstige ziekte en 93,1% tegen ziekenhuisopname. Dat de video slechts over voordelen van vaccineren spreekt, is evenmin juist. De geïnterviewden spreken bijvoorbeeld ook over de moeite van het maken van een afspraak. Ook het feit dat een vaccin bijwerkingen kan hebben, passeert in de video de revue. Er worden geen valse of ’te positieve’ verwachtingen gewekt. Op het moment dat de video gepubliceerd werd, had vaccineren met Janssen ook daadwerkelijk (vrijwel) directe voordelen. Anders dan nu gebruikelijk is, kon ten tijde van de video na toediening van het vaccin via de Corona-check app vrijwel direct toegang worden verkregen tot evenementen waarvoor een QR-code vereist is. Op dat moment (30 juni 2021) was sprake van een relatief laag aantal besmettingen per dag. Pas later is deze situatie gewijzigd. De video noemt niet de precieze eigenschappen van het vaccin. Aan de exacte eigenschappen van een bepaald vaccin komt in de beoordeling van de uiting dus ook geen (directe) relevantie toe. De YouTubevideo sluit af met de mededeling dat het begrijpelijk is als kijkers van de video vragen hebben over het vaccin, waarna een verwijzing naar een website volgt waarop volledige, uitgebreide en neutrale informatie over coronavaccinaties te vinden is. De Commissie miskent deze informatie. Bij het oordeel baseerde de Commissie zich verder op de verkeerde aanname dat de term “DansenmetJanssen” gebaseerd is op de naam van een voormalige discotheek. De aanduiding “#DansenmetJanssen” sloeg in dit bericht wel degelijk op de priknacht waarover ook de rest van het Twitterbericht spreekt. Ook tijdens de priknacht zelf werd van de aanduiding #DansenmetJanssen gebruik gemaakt om kenbaar te maken dat de priknacht omlijst werd met muziek. De Commissie heeft dan ook niet kunnen oordelen dat het verweer van de Staat dat #DansenmetJanssen specifiek op de priknacht sloeg ‘gekunsteld’ was. De conclusie van de herbeoordeling dient te zijn dat van strijd met artikel 5 NRC geen sprake is.
Samenvatting van het antwoord in appel
Geïntimeerde stelt dat de uitingen publieksreclame zijn. Zij licht dit als volgt toe. De uitingen zijn geen voorlichting of informatie, maar telkens een aanprijzing tot deelname aan het rijksvaccinatieprogramma. In de YouTubevideo wordt een actieve oproep gedaan om een afspraak voor vaccineren te maken. Dit wordt in de tweet herhaald omdat de YouTubevideo daarvan deel uitmaakt. De tweet creëert daarbij een gevoel van urgentie (als u niet snel bent, bent u te laat) en nodigt jongeren op basis van niet-medische motieven uit voor een gezellige avond, in plaats van een goed geïnformeerd besluit tot het al dan niet nemen van een geneesmiddel. Om de tweet juist te categoriseren is de toevoeging van een emoticon van een dansend poppetje niet nodig. De combinatie van de # aangevuld met dit poppetje maken de tweet tot reclame. De slogan ‘Dansen met Janssen’ is een breed begrip geworden dat vanaf het begin niet enkel bedoeld was om de priknachten in Utrecht te beschrijven. De slogan werd door de demissionaire minister gekoppeld aan een zomer vol festivals. De uitingen dienen te voldoen aan de regels van de CPG althans aan de Geneesmiddelenwet. Volgens geïntimeerde wordt aan deze eis niet voldaan en is de reclame in strijd met diverse bepalingen van de CPG en met de artikelen 84 lid 3, 84 lid 4 en artikel 86 lid 1 aanhef en onder c Geneesmiddelenwet welke artikelen volgens haar in dit geval hoe dan ook gelden. Ook acht zij de reclame in strijd met de artikelen 5, 8.2.d, en 8.3.c NRC.
Op hetgeen geïntimeerde verder nog stelt zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.
De mondelinge behandeling
Het College beschouwt de pleitnota’s van partijen als hier ingelast. Hierna zal, voor zoveel nodig, worden ingegaan op hetgeen ter zitting is verklaard.
Het oordeel van het College
1. Geïntimeerde heeft meegedeeld dat zij geen incidenteel beroep instelt tegen de afwijzing van de gedeelten van haar klacht die zijn gericht tegen de uitingen die de Commissie als I en IV heeft genummerd. In beroep staan daarom uitsluitend ter beoordeling de hierboven omschreven YouTubevideo en de tweet (in de beslissing van de Commissie genummerd als II respectievelijk III). De Staat heeft primair betoogd dat deze uitingen geen reclame-uitingen zijn. Subsidiair vecht de Staat het oordeel over de toelaatbaarheid van de uitingen aan. Het College zal om praktische redenen in de eerste plaats de YouTubevideo beoordelen. Deze video is in de tweet verwerkt, zodat het oordeel over de video ook voor de tweet van belang is.
De YouTubevideo
2. In de YouTubevideo, die is geplaatst op het kanaal van het ministerie van VWS, staat een ‘priknacht’ in de Jaarbeurs centraal. Uit de video blijkt dat de priknacht een feestelijk evenement is en dat de personen die zich laten vaccineren dit ook zo ervaren. Er zijn dansende en enthousiaste mensen te zien, en een van de geïnterviewde personen verklaart: ‘Het is wel gezellig hier. Het voelt echt als een evenement. (…) Het is zelf bijna een evenement dus een opwarmertje voor de zomer.’ Hierbij zijn beelden van een diskjockey te zien. Vervolgens noemen diverse jongeren hun afwegingen om zich tijdens de priknacht te laten vaccineren. Daarbij verschijnt de voornaam van de persoon in beeld met daaronder de tekst: ‘Gevaccineerd met Janssen-vaccin’. In de video wordt door verschillende personen in dat verband onder meer gezegd:
- ‘Waarom ik ervoor gekozen heb om met het Janssen-vaccin te prikken? Omdat het snel kon en we gaan over een maand op vakantie naar Italië. En dan hopelijk hoef je dan niet getest te worden en niet nog een keer die staaf door de neus.’
- ‘Ik wil eigenlijk mijn familie die ik een tijdje niet heb gezien in Suriname weer gaan zien.’
- ‘Qua uitgaan en dingen kunnen doen. Ik wil zo snel mogelijk weer de boel een beetje op gang helpen. Ik denk dat dit echt de makkelijkste optie is.’
- ‘Ik ben niet echt bang voor de bijwerkingen. Ik denk ook met andere medicatie zoals paracetamol en de pil die ik slik. Daar zitten ook bijwerkingen aan. Nee, ik maak mij er niet zo druk om.’
- ‘Er zijn zoveel professionals aan het werk geweest eraan. Ik geloof echt wel dat het klopt.’
Andere personen maken melding van de moeite die zij hebben moeten doen om een afspraak te maken, respectievelijk van het feit dat zij worden gevaccineerd door een bekende respectievelijk van het feit dat zij gaan genieten of een biertje gaan drinken om de vaccinatie te vieren.
3. Het College oordeelt dat de video als geheel genomen onmiskenbaar ertoe dient het vaccineren met het Janssen-vaccin positief onder de aandacht van jongeren te brengen. Het vaccineren wordt uitdrukkelijk in verband gebracht met een feestelijk evenement dat vooral jongeren zal aanspreken. Van de geïnterviewde jongeren wordt uitdrukkelijk vermeld dat zij zijn gevaccineerd met het Janssen-vaccin. Uit de interviews blijkt welke redenen zij hadden om zich tijdens de priknacht met dat vaccin te laten vaccineren en dat zij soms veel moeite hebben gedaan om dit doel te bereiken. Deze redenen impliceren bepaalde voordelen, te weten dat het vaccineren met het Janssen-vaccin snel en gemakkelijk kan en dat men zo bepaalde beperkingen voor wat betreft uitgaan en reizen kan vermijden. De interviews dragen aldus eraan bij dat de video als geheel het vaccineren met het Janssen-vaccin positief onder de aandacht brengt. Dat enkele geïnterviewden naar eventuele bijwerkingen en naar de veiligheid van het vaccin verwijzen, doet aan de positieve boodschap niet af, mede gelet op de wijze waarop zij hun mening over deze aspecten uiten (‘Ik ben niet echt bang voor de bijwerkingen. (…) Nee, ik maak mij er niet zo druk om.’ en ‘Er zijn zoveel professionals aan het werk geweest eraan. Ik geloof echt wel dat het klopt.’).
4. De toelichting onder de video vermeldt dat het Janssen-vaccin populair blijkt en hoeveel mensen al een afspraak voor dit vaccin maakten, en dat het nog steeds mogelijk is een afspraak voor dit vaccin te maken. In de context van de gehele uiting versterkt dit de boodschap dat men er ook zelf goed aan doet zich te laten vaccineren met het Janssen-vaccin. Op grond van het voorgaande treft het primaire verweer van de Staat dat de YouTubevideo geen reclame is, geen doel. Door de combinatie van beelden, begeleidende teksten en de selectie van de interviews, is geen sprake van een zuiver feitelijke reportage van een ‘priknacht’, maar van aanprijzing van het denkbeeld dat het vaccineren met het Janssen-vaccin specifieke voordelen heeft voor jongeren met het oog op het uitgaansleven en reizen(te weten dat hierdoor bepaalde beperkingen die voor niet-gevaccineerden gelden komen te vervallen). Nu de YouTubevideo onder de reikwijdte van artikel 1 NRC valt, is de klacht tegen deze uiting ontvankelijk.
5. Geïntimeerde heeft gesteld dat de uiting moet worden opgevat als aanprijzing van het Janssen-vaccin en dat daarom toetsing moet plaatsvinden aan bepalingen van de Geneesmiddelenwet en de CPG. Het College overweegt als volgt. In artikel 90 Geneesmiddelenwet is bepaald dat het verbod in artikel 85 Geneesmiddelenwet niet geldt voor publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma als bedoeld in artikel 6b van de Wet publieke gezondheid. De YouTubevideo ziet op een dergelijk programma en is dus uitgezonderd van het verbod op publieksreclame. Geïntimeerde stelt evenwel dat de video in strijd is met de artikelen 84 lid 3, 84 lid 4 en artikel 86 lid 1 aanhef en onder c Geneesmiddelenwet welke artikelen volgens haar in dit geval hoe dan ook gelden. Het College oordeelt over deze stellingen van geïntimeerde als volgt.
6. De YouTubevideo is onmiskenbaar niet bedoeld om de eigenschappen en de werking van het Janssen-vaccin toe te lichten. Het publiek zal begrijpen dat de uiting een andere intentie heeft, namelijk jongeren te attenderen op de praktische voordelen die zijn verbonden aan het vaccineren met Janssen als zodanig (in feite de QR-code waarover men door de vaccinatie vrijwel direct kon gaan beschikken), en doet dit, zoals hierna wordt overwogen, op een ten tijde van de publicatie van de uiting feitelijk correcte wijze. Niet gezegd kan worden dat de reclame door op die praktische voordelen te wijzen het rationele gebruik van het vaccin verstoort (artikel 84 lid 3 Geneesmiddelenwet) of misleidende reclame voor het vaccin bevat (84 lid 4 Geneesmiddelenwet) dan wel dat gegevens ontbreken die voor een goed gebruik van het geneesmiddel onontbeerlijk zijn (artikel 86 lid 1 aanhef en onder c Geneesmiddelenwet). Daarbij is ook de verwijzing aan het einde van de video van belang, die hierna (in 9) besproken wordt.
7. Voor zover geïntimeerde verwijst naar de CPG, onderschrijft het College het oordeel van de Commissie dat die bijzondere reclamecode door zijn inhoud en strekking niet (ook niet analoog) van toepassing is op uitingen die op een rijksvaccinatieprogramma zien. Wegens het ontbreken van de mogelijkheid van beïnvloeding van het economische gedrag van de gemiddelde consument, kan de YouTubevideo evenmin worden getoetst aan artikel 7 NRC en artikel 8 NRC. De Commissie heeft in plaats daarvan getoetst aan artikel 5 NRC, nu de klacht tevens inhoudt dat de uitingen het vertrouwen in reclame schaden. Uitgangspunt daarbij is dat burgers erop moeten kunnen vertrouwen dat uitingen van de overheid in verband met de volksgezondheid, die zijn aan te merken als reclame, een adequaat (dat wil zeggen juist en volledig) beeld geven over de keuzes die de burger in dat verband kan maken. Voor zover de uitingen zich niet ertoe lenen alle informatie te verstrekken, dient de burger te worden gewezen op de mogelijkheid zich elders te laten informeren op een wijze die het mogelijke belang daarvan voor hem onder de aandacht brengt.
8. De toetsing aan artikel 5 NRC dient plaats te vinden naar de stand van zaken die gold ten tijde van het publiceren van de uiting en de actualiteit waarop de uiting zich, gelet op zijn inhoud, duidelijk richt. Dit betreft specifiek de situatie eind juni 2021. De Staat heeft onweersproken gesteld dat men toen na het toedienen van het Janssen-vaccin en het administratief verwerken daarvan, direct toegang had tot locaties en evenementen waarvoor een QR-code vereist was, zonder dat men een bepaalde wachtperiode in acht hoefde te nemen. Pas later (na de publicatie van de video) is deze regeling gewijzigd. Voor zover de YouTubevideo suggereert dat vaccineren met het Janssen-vaccin direct toegang tot locaties en evenementen biedt, was dat feitelijk correct in de situatie die gold toen de uiting werd gepubliceerd en actueel was. Ten aanzien van reizen wordt in de video niet de indruk gewekt dat men dit meteen na de vaccinatie zonder belemmeringen kan doen. Een van de geïnterviewden zegt dat hij een maand na de vaccinatie gaat reizen en de andere persoon die over reizen praat, laat zich niet uit over de termijn waarop hij dit gaat doen. Het College wijkt daarom af van het oordeel van de Commissie dat de YouTubevideo het ten onrechte doet voorkomen dat men na het vaccineren met het Janssen-vaccin zekerheid had over het kunnen uitgaan en festivals bezoeken. De inhoud van de video is in overeenstemming met de destijds geldende realiteit, die werd bepaald door de toen gunstige relatief lage besmettingscijfers en ziekenhuisopnames. De niet-voorzienbare ongunstige ontwikkelingen die zich daarna hebben voorgedaan, zijn voor de beoordeling van de uiting (die naar het moment van publicatie moet plaatsvinden) niet relevant. De YouTubevideo wekt geen onjuiste verwachtingen over de voordelen die het Janssen-vaccin destijds bood. Over de mate van bescherming worden in de video geen specifieke mededelingen gedaan.
9. Op grond van het voorgaande kan niet worden gezegd dat de YouTubevideo een onjuist beeld schetst van de mogelijkheden die het vaccineren met het Janssen-vaccin destijds bood. Ook verder dient deze uiting voldoende zorgvuldig te worden geacht. In de YouTubevideo wordt, zoals vermeld, door een van de geïnterviewde personen gewezen op de mogelijkheid van bijwerkingen. In combinatie met de mededeling ‘Het is begrijpelijk als je vragen hebt. Antwoorden vind je op coronavaccinatie.nl’, die aan het einde van de video prominent enige tijd in beeld verschijnt, acht het College de boodschap voldoende genuanceerd en zorgvuldig. Geïntimeerde erkent dat men via de website coronavaccinatie.nl de benodigde informatie over onder meer de bijwerkingen vindt. Dat men volgens haar enige moeite moet doen om die informatie daar te vinden, doet aan het voorgaande onvoldoende af.
De tweet
10. Ten aanzien van de tweet van de minister is het volgende van belang. De in de tweet gebruikte hashtag #dansenmetjanssen verwijst naar de overheidscampagne waarvan de in de tweet verwerkte YouTubevideo deel uitmaakt. In de tekst van de hashtag (op zichzelf beschouwd) kan niet een afzonderlijke, voldoende bepaalbare aanprijzing worden gelezen. De toegevoegde emoticon van een dansend poppetje maakt dit niet anders. De tweet bevat verder alleen feitelijke mededelingen die niet aanprijzend van aard zijn, zodat uitsluitend de in de tweet verwerkte YouTubevideo resteert, waarvan hiervoor reeds is geoordeeld dat die niet in strijd is met de NRC.
Eindconclusie
11. Het College oordeelt dat de YouTubevideo en de tweet niet in strijd met de NRC zijn. Dit impliceert dat de klacht alsnog in zijn geheel dient te worden afgewezen.
De beslissing van het College van Beroep
Het College vernietigt de bestreden beslissing, voor zover in beroep aan de orde, en wijst de klacht alsnog geheel af.
[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]
De Reclame Code Commissie [4 november 2021]
De bestreden uitingen
Het betreft:
1. Een interview op de (nieuws)website nu.nl met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS)
2. Een filmpje op Youtube, geplaatst door het ministerie van VWS, met een sfeerimpressie van de avondopenstelling van de jaarbeurs als priklocatie, en quotes van jongeren die zich daar lieten vaccineren. Het onderschrift bij de video luidt: ‘Het Janssen-vaccin blijkt populair: ruim 233.000 mensen maakten al een afspraak. Afgelopen vrijdag werden de eerste prikken gezet. De GGD Utrecht heeft in de Jaarbeurs tot 01:00 ’s nachts geprikt, tijdens ‘Dansen met Janssen’. Een afspraak maken voor een Janssen-vaccin kan nog! Bel [nummer].’
3. Een bericht op Twitter (hierna: tweet) d.d. 29 juni 2021, afkomstig van @hugodejonge. De tweet bevat een filmpje (het hiervoor onder 2. omschreven Youtubefilmpje). Daaronder staat de volgende tekst: ‘De belangstelling voor het Janssen-vaccin is groot. Inmiddels zijn er ruim 233.000 afspraken gemaakt. Vrijdag werden de eerste prikken gezet, waaronder bij @ggdru, waar ze er in de @jaarbeurs een echt feestje van maakten en tot 01.00 uur ’s nachts doorprikten. #dansenmetjanssen’.
4. Een tweet d.d. 26 juni 2021, afkomstig van @hugodejonge. De tekst van dit bericht luidt: ‘Met de zomer voor de deur is de belangstelling voor het Janssen-vaccin enorm. Daarom mooi dat er door een extra levering de komende weken nog eens 175.000 extra doses beschikbaar komen. Een veilig en effectief vaccin waarvan 1 prik al voldoende is. rijksoverheid/ministeries/mi…’ Bij de tweet is een afbeelding van de verpakking van het Janssen-vaccin geplaatst.
De klacht
De klacht, zoals deze schriftelijk is ingediend en ter zitting mondeling is toegelicht, wordt als volgt samengevat. Klaagster maakt bezwaar tegen de vier uitingen, omdat daarin volgens haar proactieve, volledige en uitgebalanceerde informatie over het geneesmiddel ontbreekt. Volgens klaagster had de campagne ‘Dansen met Janssen’ het doel om jongeren te verleiden tot vaccinatie met in het vooruitzicht gestelde vrijheden die niet gerelateerd zijn aan de kenmerken van het geneesmiddel.
Volgens klaagster is er geen sprake van voorlichting, maar van een oproep om gebruik te maken van het specifieke COVID-19 vaccin van Janssen, wat de uitingen tot publieksreclame maakt. Klaagster is bekend met de uitzondering in de Geneesmiddelenwet, die stelt dat het is toegestaan om reclame te maken voor geneesmiddelen op recept (zoals een vaccinatie) als deze deel uitmaken van het Rijksvaccinatieprogramma. Volgens klaagster is het de vraag of de uitingen onder deze uitzondering vallen, maar als dat zo is, moeten zij volgens haar wel voldoen aan de regels van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (hierna: CPG).
Volgens klaagster zijn de uitingen in strijd met één of meer artikelen in de CPG.
Er wordt in de uitingen niet gewezen op eventuele contra-indicaties (8 CPG). Ook wordt niet verwezen naar de algemene gebruiksinstructie, door bijvoorbeeld de algemene website coronavaccinatie.nl te vermelden. Dat in de uitingen wordt opgemerkt dat men zich moet laten informeren, is volgens klaagster wat anders dan proactief volledige informatie verschaffen.
Artikel 9 CPG stelt dat reclame de eigenschappen van het geneesmiddel niet mag overdrijven. Artikel 18 CPG gaat over de randvoorwaarden bij een claim van veiligheid en de artikelen 20 en 23 CPG stellen dat niet mag worden gezegd dat er geen bijwerkingen zijn en er geen garantie gegeven mag worden. Van het (specifiek genoemde) Janssen-vaccin wordt geclaimd dat het veilig en effectief is, zonder dat er een verwijzing is genoemd naar data die deze claim onderbouwen. In de uitingen wordt de suggestie gewekt dat het geneesmiddel voor 100% van de populatie veilig en effectief is. Echter de effectiviteit van het Janssen-vaccin is 67% (klaagster heeft hiervan onderzoeksresultaten overgelegd die op de website van het European Medicines Agency (EMA) staan), waarmee voor 33% van de geprikten geen effectiviteit bereikt wordt. In de ‘Summary of Product Characteristics’ van het vaccin is te lezen dat er wel degelijk bijwerkingen zijn. Deze zijn veelal mild, maar pijn aan gewrichten, trillen, pijn bij het slikken en trombose zijn bijwerkingen die volgens klaagster wel vermeld zouden moeten worden. Er wordt geen informatie over de bijwerkingen van het vaccin toegevoegd, alleen positieve kenmerken van het geneesmiddel worden genoemd. Hierdoor is volgens klaagster geen sprake van een objectieve voorstelling van zaken, en zijn de uitingen in strijd met artikel 20 CPG. Met name in uitingen 1, 2 en 3 wordt volgens haar de indruk gewekt alsof er ‘enkel lol’ te beleven is met dit vaccin. De suggestie dat je na deze prik geen enkel gevaar meer loopt, is volgens klaagster een claim die zeker voor het Janssen-vaccin niet onderbouwd kan worden met onderzoeksgegevens.
In de uitingen wordt niet vermeld dat het een geneesmiddel is, waardoor artikel 11 CPG is overtreden.
Reclame mag niet verwijzen naar genezenverklaringen (artikel 15 CPG). De claim ‘waarvan één prik al voldoende is’ (in uiting 4) wekt de suggestie dat hierna geen enkel risico meer bestaat op het krijgen van Covid. Ook wekt deze uitspraak de suggestie dat direct na toediening de werking van het vaccin 100% is en dat de effectiviteit dus op dezelfde dag aanwezig is. Volgens klaagster gaat de claim nog verder: met de mededeling ‘een veilig en effectief medicijn’ (uiting 4) wordt de indruk gewekt dat men na de vaccinatie volledig beschermd is en zijn vrijheid terugkrijgt. Volgens klaagster is dit wat in de marketing ‘een lokkertje’ wordt genoemd: niet de werking van het vaccin, maar het feit dat je na vaccinatie weer mag dansen is de ‘marketing trigger’.
Het feit dat de boodschap ‘#dansenmetjanssen’ vanuit het persoonlijke account van de minister van VWS is verstuurd, maakt de uiting in strijd met artikel 17 CPG, waarin staat dat de reclame geen aanbeveling mag bevatten van bij het publiek bekende personen die door hun bekendheid en reputatie het gebruik van geneesmiddelen zouden kunnen stimuleren.
Los van de hierboven genoemde strijdigheid met de CPG vindt klaagster de volgende uitspraken van de minister met betrekking tot de vaccins ‘ongepast’:
‘Een ideaal vaccin’; ‘Janssen is voor veel mensen een hele goede optie’ en ‘Op=Op’ (alle in uiting 1), ‘De belangstelling is groot’ (uiting 3) en ‘Een afspraak maken kan nog! Bel…'(uiting 2)’.
Het verweer
Het verweer wordt als volgt samengevat.
In zijn algemeenheid deelt verweerder het volgende mee: De publiekscampagne voor vaccinaties is op 14 december 2020 gestart. Het publiek wordt daarmee actief geïnformeerd, twijfels over veiligheid en mogelijke bijwerkingen worden geadresseerd en desinformatie wordt tegengegaan door middel van wetenschappelijk onderbouwde informatie. In het advies van de Gezondheidsraad staat dat het Janssen-vaccin een voldoende veilig en effectief vaccin is. Voor de landelijke vaccinatiestrategie adviseert de Gezondheidsraad om leeftijdsgroepen die nog aan de beurt komen vanaf dat moment BioNTech/Pfizer of Moderna-vaccins aan te bieden. Voor specifieke doelgroepen is geadviseerd om met Janssen te vaccineren, omdat men daar met één prik direct volledig gevaccineerd is. Naast de inzet van het Janssen-vaccin voor specifieke doelgroepen, heeft de minister in juni 2021 ook aan geïnteresseerde 18-jarigen de mogelijkheid geboden om te kiezen voor het Janssen-vaccin.
De uitingen waartegen klaagster bezwaar maakt, zijn geen reclame in de zin van de NRC.
Uiting 1 (het interview) is niets anders dan een feitelijke toelichting op het beleid, waarbij de minister concreet ingaat op het Janssen-vaccin. De uitingen zien op een weergave van een gebeurtenis (priknacht bij de GGD Utrecht) en feiten en mededelingen (informatie over het Janssen-vaccin, de keuzemogelijkheid, de openstelling van het telefoonnummer, de belangstelling voor het Janssen-vaccin en de beperkte beschikbaarheid van het vaccin). Het gaat derhalve niet om een aanprijzing van denkbeelden, maar het wijzen op de keuzemogelijkheid met betrekking tot het Janssen-vaccin. Ter zitting heeft VWS hieraan toegevoegd dat #dansenmetjanssen verwijst naar de priknacht zelf, (waar muziek gedraaid werd), en niet naar de situatie dat men zodra men gevaccineerd was met het Janssen-vaccin, weer zou kunnen uitgaan, feesten en festivals bezoeken.
Indien geoordeeld wordt dat wel sprake is van reclame, is van strijd met de CPG geen sprake.
De corona-vaccinatie valt sinds 1 januari 2021 onder het Rijksvaccinatieprogramma als bedoeld in artikel 6b Wet publieke gezondheid. Van strijd met artikel 3 CPG is daarom geen sprake.
In uiting 4 (de tweet van 26 juni 2021) wordt niet verwezen naar een genezenverklaring (artikel 15 CPG), maar het betreft hier feitelijke informatie over het aantal benodigde prikken dat nodig is voor volledige vaccinatie.
In het interview (uiting 1) wordt benadrukt dat burgers zich goed moeten laten informeren en wijst de minister op een zeer zeldzame bijwerking van het Janssen-vaccin. Aan het einde van de Youtube-video (uiting 2) verschijnt de volgende tekst in beeld: ‘Het is begrijpelijk als je vragen hebt. De antwoorden vind je op coronavaccinatie.nl’. In eerdere beslissingen (dossiernummers 2021/00051A en 2021/00070) heeft de Reclame Code Commissie volgens VWS geoordeeld dat het ministerie van VWS met de verwijzing naar de website coronavaccinatie.nl voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op deze website nadere informatie over het vaccineren, de verschillende vaccins en de bijwerkingen te vinden is. Verweerder verwijst in dit verband ook naar een vijftal subpagina’s op de website rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-vaccinatie, waar deze informatie ook te vinden is, aldus verweerder.
Er is geen strijd met artikel 11 CPG omdat het Janssen-vaccin expliciet genoemd wordt in de uitingen, en voor meer informatie naar de website coronavaccinatie.nl wordt verwezen. Van strijd met artikel 17 CPG is geen sprake omdat de tweets van de minister betrekking hebben op een vaccin, en niet op het gebruik van medische zelfzorghulpmiddelen (verweerder bedoelt kennelijk: zelfzorggeneesmiddelen), waar artikel 17 CPG op ziet.
Over de volgens klaagster ongepaste uitspraken deelt verweerder mee dat de uitspraken in het interview (‘een ideaal vaccin’, ‘Janssen is voor veel mensen een hele goede optie’ en ‘op=op’), feitelijke informatie betreffen en dat van onjuistheden of misleidende informatie geen sprake is.
De mondelinge behandeling
Beide partijen hebben hun standpunt ter zitting nader toegelicht. Voor zover van belang zal op die toelichting worden teruggekomen in het oordeel.
Het oordeel van de Commissie
1. Klaagster maakt bezwaar tegen vier (hierboven beschreven) uitingen. Gelet op het verweer dat geen sprake is van reclame maar van voorlichting, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de bestreden uitingen moeten worden aangemerkt als reclame als bedoeld in artikel 1 NRC.
2. Voor wat betreft uiting 1 is de Commissie van oordeel dat geen sprake is van reclame in de zin van artikel 1 NRC, maar van redactionele inhoud van een journalistieke organisatie (nu.nl). Van enige invloed van VWS op het interview is niet gebleken. Dit onderdeel van de klacht wordt daarom afgewezen.
3. Voor wat betreft uiting 2 ligt dit anders. Het Youtubefilmpje dat door VWS is geplaatst, bevat behalve een sfeerimpressie van de priknacht een aantal quotes van jonge mensen die vertellen waarom zij zich hebben laten vaccineren met het Janssen-vaccin. Het filmpje heeft onmiskenbaar tot doel vaccineren met het Janssen vaccin positief onder de aandacht van het publiek te brengen, zodat het zich daarmee zal laten vaccineren. Het filmpje houdt meer in het bijzonder een openbare aanprijzing in van het denkbeeld dat men (en in het bijzonder: jongeren) er goed aan doet zich te laten vaccineren met het Janssen-vaccin. Dit volgt niet alleen uit de inhoud, waarin door de zojuist gevaccineerden de indruk wordt gewekt dat men na vaccinatie met het Janssen-vaccin (direct) weer dingen kan doen die op dat moment nog niet mogelijk waren, zoals uitgaan, festivals bezoeken en reizen, maar ook uit het bijschrift: ‘Dansen met Janssen: deze jongeren kiezen voor één prik met het Janssen-vaccin | Coronavaccinatie’, ‘Het Janssen-vaccin blijkt populair: ruim 233.000 mensen maakten al een afspraak. Afgelopen vrijdag werden de eerste prikken gezet. De GGD Utrecht heeft in de Jaarbeurs tot 01:00 ’s nachts geprikt, tijdens ‘Dansen met Janssen’. Een afspraak maken voor een Janssen-vaccin kan nog! Bel [nummer]’. Het publiek wordt met deze uiting (actief) aangemoedigd om (een afspraak te maken om) zich te laten vaccineren met het Janssen-vaccin. Van een puur informatieve uiting, danwel van een enkele weergave van een gebeurtenis, zoals door VWS gesteld, is dus geen sprake.
4. Voor wat betreft uiting 3 (de tweet van 29 juni 2021) is de Commissie van oordeel dat het hier eveneens reclame betreft voor het denkbeeld dat men (jongeren) er goed aan doet zich te laten vaccineren met het Janssen-vaccin. Ten eerste omdat de tweet het Youtubefilmpje bevat waarvan onder punt 3. is geoordeeld dat deze uiting reclame is. Onder het filmpje staat: ‘De belangstelling voor het Janssen-vaccin is groot. Inmiddels zijn er ruim 233.000 afspraken gemaakt. Vrijdag werden de eerste prikken gezet, waaronder bij @ggdru, waar ze er in de @jaarbeurs een echt feestje van maakten en tot 01.00 uur ’s nachts doorprikten. #dansenmetjanssen’. Met deze tekst wordt het wervende karakter dat het filmpje bezit versterkt, door de keuze voor de Janssen-vaccinatie en de wijze waarop er wordt gevaccineerd als respectievelijk positief en een feestelijk evenement voor te stellen.
5. De tekst van uiting 4 luidt: ‘met de zomer voor de deur is de belangstelling voor het Janssen-vaccin enorm. Daarom mooi dat er door een extra levering de komende weken nog eens 175.000 extra doses beschikbaar komen. Een veilig en effectief vaccin waarvan 1 prik al voldoende is. rijksoverheid/ministeries/mi…’. De Commissie acht de tekst en afbeelding (verpakking van een Janssen-vaccin) algemeen, feitelijk en informatief. Om die reden is de Commissie van oordeel dat uiting 4 geen reclame in de zin van artikel 1 NRC is en wordt de klacht met betrekking tot uiting 4 afgewezen.
6. Nu de Commissie de uitingen 2 en 3 als reclame beschouwt, zal zij beoordelen of de klacht met betrekking tot deze twee uitingen (die onder meer de teksten ‘De belangstelling is groot’ (uiting 3) en ‘Een afspraak maken kan nog! Bel…’ (uiting 2) bevatten) slaagt of niet en welk juridisch kader hierop van toepassing is.
7. In artikel 85 van de Geneesmiddelenwet (hierna: Gw) staat dat er geen reclame gemaakt mag worden voor geneesmiddelen op recept. In artikel 90 Gw staat dat het verbod in artikel 85 Gw niet geldt voor publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma als bedoeld in artikel 6b van de Wet publieke gezondheid (Wpg). In dit artikel staat vervolgens dat het college van burgemeester en wethouders bij de uitvoering van het vaccinatieprogramma de vaccins toepast die door of vanwege het RIVM worden verstrekt. Niet betwist is dat het Rijksvaccinatieprogramma is uitgebreid met een vaccinatie tegen een infectie veroorzaakt door SARS-CoV-2. Evenmin is betwist dat het Janssen-vaccin één van de vaccinaties is die door het RIVM worden verstrekt tegen SARS-CoV-2. Om die reden is de Commissie van oordeel dat het verbod op publieksreclame niet voor de bestreden uitingen 2 en 3 geldt, en de uitingen onder de uitzondering van artikel 90 Gw vallen.
8. Uit de klacht blijkt dat klaagster ervan uitgaat dat de uitingen aan de regels van de CPG moeten voldoen. Ter zitting heeft zij toegelicht dat het haar logisch voorkomt dat deze uitingen onder het regime van de CPG zouden vallen, nu deze code specifieke regels voor reclame voor geneesmiddelen bevat, maar dat dit volgens haar niet wegneemt dat ook de regels uit het algemene deel van de Nederlandse Reclame Code (NRC) gelden. Verweerder betwist dat (in ieder geval bepaalde artikelen van) de CPG van toepassing is (zijn), omdat -kort gezegd- de CPG gericht is op zelfzorggeneesmiddelen, wat het Janssen-vaccin niet is.
9. De Commissie oordeelt dat de CPG niet ziet op het onderhavige geval, waarin het specifiek om publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma als bedoeld in artikel 6b Wpg gaat. Om die reden beoordeelt de Commissie de klacht met betrekking tot de uitingen 2 en 3 uitsluitend aan de hand van het algemene deel van de NRC.
10. In uiting 2 (het filmpje) wordt door een aantal jongeren uitgelegd waarom zij voor het Janssen-vaccin kiezen. In de uiting wordt onder meer gezegd:
‘Gezellig hier. Het is bijna zelf een evenement, dus een opwarmertje voor de zomer’;
‘Nee, ik maak me niet zo druk over de bijwerkingen’;
‘Ik ga zo weer terug naar mijn vrienden. Ja, het is vrijdagavond dus ik moet wel een beetje genieten, zeker nu die vaccinatie erin zit.’
Klaagster heeft onweersproken gesteld dat op het moment dat de uitingen openbaar gemaakt werden al bekend was dat het Janssen-vaccin een bescherming van 67% biedt, waardoor van volledige bescherming niet gesproken kan worden en dat van directe bescherming geen sprake is, omdat ook met het Janssen-vaccin het enige tijd duurt voordat het vaccin werkt. Door het totaalbeeld van het filmpje wordt onmiskenbaar het beeld geschetst dat er voor jongeren enkel voordelen zijn als zij zich met het Janssen-vaccin laten vaccineren, omdat zij dan (meteen) beschermd zijn tegen corona en weer (‘deze zomer’) kunnen uitgaan, festivals kunnen bezoeken en makkelijker op vakantie kunnen. Hiermee wordt naar het oordeel van de Commissie een eenzijdig en te rooskleurig beeld geschetst, doordat alleen de voordelen van het nemen van dit specifieke vaccin worden belicht en de ‘vrijheden’ zoals uitgaan, festivals bezoeken en op vakantie gaan als een zekerheid voorgesteld zodra men gevaccineerd is, terwijl van zodanige zekerheid nog geen sprake was op het moment dat de uitingen verschenen.
11. Voor wat betreft de teksten ‘Dansen met Janssen: deze jongeren kiezen voor één prik met het Janssen-vaccin’ en ‘#dansenmetjanssen’ (met daarachter een plaatje van een dansend poppetje) in uitingen 2 en 3 is de Commissie van oordeel dat deze het publiek op het verkeerde been zetten. ‘Dansen met Jansen’ (een variant op de naam van de voormalige Amsterdamse disco ‘Dansen bij Jansen’) wekt in combinatie met de verdere inhoud van de uitingen onmiskenbaar de indruk dat men weer kan gaan ‘dansen’ (uitgaan), zodra men de eenmalige Janssen-vaccinatie heeft gekregen. Niet in geschil is dat deze suggestie onjuist is, ook indien van de toenmalige stand van zaken wordt uitgegaan. Het verweer ter zitting van VWS dat ‘Dansen met Janssen’ enkel betrekking heeft op de met muziek omlijste priknacht zelf, acht de Commissie niet overtuigend en zelfs gekunsteld, nu de uitingen een duidelijk ruimere strekking hebben en daardoor meer dan alleen als een terugblik op de priknacht begrepen zullen worden.
12. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de uitingen 2 en 3 eenzijdig en daarmee onzorgvuldig, waardoor het vertrouwen in reclame geschaad is en verweerder in strijd met artikel 5 NRC handelt.
De beslissing van de Reclame Code Commissie
De Commissie acht uitingen 2 en 3 in strijd met artikel 5 NRC. Zij adviseert verweerder om niet langer op deze wijze reclame te maken. Voor het overige wordt de klacht afgewezen.