a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Opleidingen en cursussen

Status:

Dossiernr:

2022/00047

Datum:

25-02-2022

Uitspraak:

Aanbeveling

Product/dienst:

Opleidingen en cursussen

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale Marketing Communicatie

De bestreden uitingen

Het betreft de volgende uitingen op de website van adverteerder (www.nha.nl), te weten:
Op de startpagina van de website:
“Erkend door het ministerie van Onderwijs
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft NHA als opleider erkend op grond van de Wet op de Erkende Onderwijsinstellingen voor het voortgezet onderwijs.”
Op alle productpagina’s onder de tab ‘Diploma’:
“Over NHA en de erkenning door het ministerie van Onderwijs
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft NHA als opleider erkend op grond van de WEO (Wet op de erkende onderwijsinstellingen) voor het voortgezet onderwijs.”

De klacht

De klacht wordt als volgt samengevat.
Adverteerder schendt de bijzondere reclamecode b (cursussen) door op haar website aan te geven dat zij is erkend door het ministerie van Onderwijs als opleider voor het voortgezet onderwijs.
Uit de website van de Rijksoverheid volgt dat er drie registers zijn voor erkende onderwijsinstellingen: een register voor particulier voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo), een register voor mbo-opleidingen en een register voor opleidingen in het hoger onderwijs. Voor het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs zijn er geen aparte registers. Dit betekent volgens klager dat adverteerder geen ministeriële erkenning heeft voor het voortgezet onderwijs, terwijl dat wel expliciet wordt aangegeven in de reclame-uitingen. Hierdoor verschaft adverteerder onjuiste informatie over de erkenning van de door haar aangeboden cursussen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f van de Nederlandse Reclame Code. 

Het verweer

Klager heeft zich eerder tot adverteerder gewend met deze klacht en de klacht vervolgens ingetrokken. In dezelfde periode heeft de Onderwijsinspectie, na een en ander juridisch te hebben doen beoordelen, laten weten dat adverteerder handelt in overeenstemming met de wettelijke vereisten. Dit naar aanleiding van een anonieme klacht van een concurrerende opleider over vermeldingen op de website van adverteerder, die in strijd zouden zijn met de Wet op de erkende onderwijsinstellingen.
Bij besluit van 14 november 1991 heeft de (toenmalige) minister van Onderwijs en Wetenschappen adverteerder erkend als onderwijsinstelling voor zover het onderwijs onder de reikwijdte van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen (WEO) valt. Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet educatie en beroepsonderwijs heeft de (toenmalige) minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bij brief van 17 juni 1997 aan adverteerder laten weten dat de verleende erkenning op grond van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen van kracht blijft.
De erkenning is nimmer ingetrokken, omdat voor de intrekking geen gronden aanwezig waren. Op een WEO-erkende instelling rust de verplichting de erkenning te vermelden in de met betrekking tot de instelling uitgaande correspondentie, publicaties en reclame. Dit volgt uit artikel 6, eerste lid, van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen en de genoemde brief van 17 juni 1997.

De mondelinge behandeling

Klager heeft haar standpunt gehandhaafd en nader toegelicht, aan de hand van een vóór de zitting aan de Commissie toegezonden pleitnota, alsmede vragen van de Commissie beantwoord. Daarbij heeft klager onder meer aangevoerd dat adverteerder geen voortgezet onderwijs verzorgt en hiervoor niet is erkend door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Adverteerder is niet opgenomen in één van de drie registers van de Rijksoverheid met erkende onderwijsinstellingen. Voor het voortgezet onderwijs waar adverteerder naar verwijst, bestaat geen apart register met erkende onderwijsinstellingen. Wel kan een WEO-erkende particuliere onderwijsinstelling opleiden voor een staatsexamen. Opleiden voor een staatsexamen staat wettelijk gezien echter niet gelijk aan het verzorgen van voortgezet onderwijs. Voortgezet onderwijs mag slechts worden gegeven door degene die daartoe ingevolge de Wet op het voortgezet onderwijs bevoegd is en adverteerder is hiertoe niet bevoegd. Ook uit de door adverteerder bij het verweer meegestuurde stukken van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap volgt dat zij duidelijk dient te communiceren dat de erkenning uitsluitend betrekking heeft op de door adverteerder verzorgde opleidingen voor staatsexamens.
Door de bestreden uitingen, waarin staat dat het gaat om een erkenning voor het voortgezet onderwijs, worden consumenten op het verkeerde been gezet. Op basis van de bestreden uitingen verwachten consumenten een hoger kwaliteitsniveau en verwachten zij zich in te schrijven voor een opleiding voor het voortgezet onderwijs en niet voor een voorbereiding op staatsexamens, aldus klager.

Het oordeel van de Commissie

Kern van de klacht is dat klager de bestreden uitingen misleidend acht, nu hierin volgens haar de indruk wordt gewekt dat adverteerder opleider is voor het voortgezet onderwijs en hiervoor is erkend door ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, terwijl dat volgens klager in werkelijkheid niet het geval is.
De Commissie oordeelt hierover als volgt. Uit de door partijen overgelegde stukken volgt dat adverteerder op grond van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen is erkend voor (het voorbereiden op) staatsexamens. Voor de Commissie is voldoende aannemelijk geworden dat de opleiding voortgezet onderwijs niet gelijk is aan het volgen van (thuis)onderwijs dat voorbereidt op staatsexamens. De Commissie acht de bestreden uitingen daarom onvoldoende duidelijk en daardoor misleidend. Kijkend naar het belang van aankomende studenten moeten opleidingen een uniforme aanduiding hanteren en deze aanduiding dient te corresponderen met die van het te behalen diploma. Indien opleidingsinstituten afwijken van de officiële naam van een erkende / geregistreerde opleiding, kan bij studenten de indruk ontstaan dat sprake is van een andere opleiding dan de daadwerkelijk te ontvangen opleiding of verwarring ontstaan over het kwaliteitsniveau. Daar is hier sprake van, nu wordt gesproken over een erkenning van adverteerder als opleider voor het voortgezet onderwijs door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, terwijl er sprake is van onderwijs dat ziet op (de voorbereiding op) staatsexamens.
De gemiddelde consument kan hierdoor ertoe worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Daarom zijn de bestreden uitingen misleidend op grond van artikel 8.2 aanhef en onder f en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Ook handelt adverteerder hierdoor in strijd met het bepaalde in de bijzondere reclamecode sub b (cursussen) voor zover daarin is bepaald dat reclame voor cursussen een waarheidsgetrouw beeld behoort te geven van de instelling die de cursus organiseert, respectievelijk onder welker auspiciën de cursus plaatsvindt en van de cursus zelf.
Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de Commissie

De Commissie acht de bestreden uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC in verbinding met de bijzondere reclamecode sub b (cursussen). De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken