De procedure
Namens adverteerder is onder meer aangevoerd dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de klacht (stellingen 20 t/m 25), nu zij, anders dan zij stelt, geen voorzitter is van de Vereniging tegen de Kwakzalverij en zij als bestuurder slechts gezamenlijk met andere bestuurders bevoegd is. Adverteerder stelt dat klaagster als zodanig daarom geen klacht kan indienen. Daarnaast stelt adverteerder dat klaagster de klacht heeft ingediend vanuit haar beroep als anesthesioloog (stellingen 26 t/m 56), hetgeen volgens hem meebrengt dat klaagster € 1.000,– aan klachtengeld is verschuldigd. Volgens adverteerder heeft klaagster een zakelijk belang bij de klacht omdat patiënten die zich door hem laten behandelen geen operaties meer hoeven te ondergaan en dus geen gebruik meer maken van haar diensten.
Klaagster is in de gelegenheid gesteld te reageren op de stellingen van adverteerder met de nummers 20 t/m 56. Klaagster heeft daarop bij niet gedateerde brief (ingekomen op 11 maart 2012) gereageerd. Klaagster is ook op de overige stellingen van adverteerder ingegaan.
Adverteerder heeft gereageerd bij brief van 16 maart 2012, uitsluitend voor zover het betreft de reactie van klaagster op de stellingen sub 20 t/m 56.
De voorzitter van de Reclame Code Commissie heeft besloten de kwestie van de ontvankelijkheid en het klachtengeld afzonderlijk te behandelen en daarop te beslissen.
De beoordeling
Vaststaat dat klaagster bij de Kamer van Koophandel niet staat ingeschreven als bestuurder van de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Dit kan evenwel niet tot de conclusie leiden dat klaagster om die reden niet ontvankelijk is in haar klacht. Het staat immers een ieder in Nederland vrij klachten in te dienen over reclame-uitingen, ongeacht in welke hoedanigheid hij dat doet. Wel is, indien sprake is van het indienen van een klacht ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf of beroep dan wel in een commercieel belang van een organisatie, klachtengeld verschuldigd. Naar het oordeel van de voorzitter doet deze situatie zich in het onderhavige geval niet voor. Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij al 12 jaar lang als anesthesioloog geen patiënten met rugklachten of andere klachten van het “bewegingsapparaat” heeft behandeld. Dat zij werkzaam is in een kliniek die ook hernia operaties verricht, leidt niet tot een ander oordeel. Niet gebleken is dat de klacht mede ten behoeve van deze kliniek is ingediend. Klaagster is voorts, naar vaststaat, voorzitter van een ideële vereniging, te weten de Vereniging tegen de Kwakzalverij, en heeft ook om die reden geen zakelijk belang bij het indienen van de onderhavige klacht. Derhalve wordt beslist als volgt.
De tussenbeslissing van de voorzitter van 12 februari 2012
Wijst het formele verweer af en bepaalt dat geen klachtengeld is verschuldigd.
[Vervolg: eindbeslissing van 20 juni 2012:]
De bestreden reclame-uiting
Het betreft een advertentie in het Parool waarin onder aanhef “Als u last heeft van “beknelde” zenuwen, uitstralend naar uw armen en benen, lees dan over een klinisch onderzoek dat liet zien…” de volgende kop staat: “Hoe 85% van patiënten van hun gevoelloosheid, tintelingen en scherpe pijnklachten af kwamen”. Onder deze de kop wordt, kort samengevat, ingegaan op bepaalde zenuwklachten en “De Meest Waarschijnlijke Oorzaak” daarvan, gevolgd door onder meer de volgende tekst:
“Het goede nieuws is dat chiropractische behandelingen bewezen hebben de druk op de zenuwen effectief te kunnen verlichten. Door het gebruik van lichte technieken, ben ik in staat om de druk op de zenuw op te heffen. Dit laat de zenuw herstellen en de klachten verdwijnen.
Enkele conclusies uit onderzoek:
Patiënten meldden 85,5% verbetering van de zenuwsymptomen na slechts 9 chiropractische behandelingen. – Journal of Chiropractic Medicine, 2008. Met chiropractische zorg, rapporteerden patiënten ‘belangrijke verbetering in ervaren welzijn en functie, zenuwwerking en gevoel in de vingers in het algemeen.” JMPT, 1998. “Belangrijke toename in grijpkracht en normalisatie van motorische en sensorische reacties werden genoteerd. Orthopedische testen waren negatief. Symptomen verdwenen.” – JMPT, 1994
Wat deze onderzoeken betekenen is dat u binnenkort verder kunt met uw leven – zonder irritante zenuwklachten.”
De klacht en de aanvulling daarop
Klaagster stelt dat chiropractie een medisch zinloze behandelwijze is. In de richtlijnen van orthopeden, neurologen en neurochirurgen komt deze behandeling niet voor, omdat er geen bewijs van werkzaamheid is. Patiënten met neuropathie krijgen hierdoor valse hoop en wordt een onwerkzame behandeling aangeboden. Chiropractie behoort niet tot de geneeskunde en kan schade veroorzaken. Adverteerder is geen arts en beschikt niet over de bevoegdheid en bekwaamheid om een diagnose te stellen, de oorzaak van een neuralgie of neuropathie vast te stellen en een juiste therapie te kiezen. Het artikel waarin zou staan “85,5% verbetering van de zenuwsymptomen” is niet te vinden.
Het verweer
Adverteerder heeft aanvankelijk inhoudelijk verweer gevoerd.
Om hem moverende redenen heeft adverteerder uiteindelijk verzocht om de verweerstukken als niet verzonden te beschouwen en te retourneren dan wel te vernietigen.
Het oordeel van de voorzitter
1) Adverteerder heeft aanvankelijk inhoudelijk verweer gevoerd, maar later om hem moverende redenen verzocht om de verweerstukken als niet verzonden te beschouwen en te retourneren dan wel te vernietigen.
2) De voorzitter komt tegemoet aan het verzoek van adverteerder om de ingediende verweerstukken als niet verzonden te beschouwen, nu adverteerder uitdrukkelijk heeft meegedeeld dat de verweerstukken niet langer zijn bedoeld om een rol te spelen bij de beoordeling van de klacht. Voorts volgt uit het voorgaande dat adverteerder zijn bezwaar tegen de beslissing van 28 maart 2012 heeft ingetrokken. De voorzitter is evenwel van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor de retourzending of vernietiging van stukken die in het kader van de inhoudelijke behandeling van de klacht aan de SRC zijn toegezonden en vervolgens door de SRC aan de wederpartij zijn toegezonden. Dit verzoek kan derhalve niet worden gehonoreerd, zodat de verweerstukken deel blijven uitmaken van het dossier.
3) De klacht is gebaseerd op de stelling dat chiropractie een medisch zinloze behandelwijze is die in richtlijnen van orthopeden, neurologen en neurochirurgen niet voorkomt omdat er geen bewijs van werkzaamheid is. Volgens klaagster betreft het een “onwerkzame nepbehandeling”. De voorzitter is evenwel van oordeel dat klaagster deze stelling, mede gelet op de vérstrekkende aard daarvan, onvoldoende heeft onderbouwd. Ook uit het door klaagster in aanvulling op de klacht overgelegde artikel “A systematic review of systematic reviews of spinal manipulation”, gepubliceerd in “Journal of the royal society of medicine” in april 2006, volgt niet dat er onder alle omstandigheden geen enkele werking van chiropractie is te verwachten. Het enkele feit dat in dit artikel chiropractie niet als een “recommendable treatment” wordt aangemerkt, doet daaraan niet af.
4) Het staat adverteerder op grond van het voorgaande vrij in reclame-uitingen zijn diensten als chiropractor aan te prijzen. In het onderhavige geval is evenwel geen sprake van een aanprijzing in algemene zin, maar betreft het reclame waarin specifiek wordt gesteld dat chiropractische behandelingen “bewezen” hebben de druk op de zenuwen effectief te kunnen verlichten, en dat adverteerder “in staat” is druk op de zenuw op te heffen en zo klachten te laten verdwijnen. Uit de artikelen waarnaar vervolgens wordt verwezen zou blijken dat “85,5% verbetering van de zenuwsymptomen na slechts 9 chiropractische behandelingen” bereikt wordt, terwijl ook andere positieve concrete resultaten van chiropractische behandelingen worden genoemd. Naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument de hier bedoelde mededelingen in deze zin begrijpen, dat op grond van de genoemde wetenschappelijke publicaties bewezen is dat chiropractie tot de in die publicaties bedoelde concrete resultaten leidt en dat ook adverteerder tot een dergelijke prestatie in staat is.
5) Het feit dat adverteerder van het voeren van verweer heeft afgezien, impliceert dat hij geen gebruik maakt van de mogelijkheid de juistheid of de eerlijkheid van de reclame aannemelijk te maken zoals bedoeld in artikel 15 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Nu adverteerder niet de in de reclame-uiting bedoelde publicaties heeft overgelegd, kan de voorzitter zich geen oordeel vormen over de vraag of deze publicaties de onder 4) bedoelde mededelingen voldoende aannemelijk maken. Daarbij neemt de voorzitter voorts in aanmerking dat klaagster onweersproken heeft gesteld dat het artikel waarin concreet het percentage van 85,5% wordt genoemd, onvindbaar is. Op grond daarvan kan niet worden aangenomen dat dit resultaat ook daadwerkelijk in het algemeen met chiropractie wordt bereikt. Hetzelfde geldt voor de overige resultaten die volgens de reclame-uiting uit onderzoek blijken. Op grond hiervan dient de uiting in zoverre als onjuist te worden beschouwd.
6) De voorzitter is op grond van het voorgaande van oordeel dat adverteerder geen juiste informatie heeft verschaft over de resultaten die bij behandeling door hem als chiropractor kunnen worden verwacht, als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, voor zover het betreft de mededeling dat chiropractische behandelingen “bewezen” hebben de druk op de zenuwen effectief te kunnen verlichten in combinatie met de volgende mededelingen:
• hoe 85% van patiënten van hun gevoelloosheid, tintelingen en scherpe pijnklachten af kwamen
• patiënten 85,5% verbetering van de zenuwsymptomen meldden na slechts 9 chiropractische behandelingen,
• patiënten belangrijke verbeteringen ervaren in welzijn en functie, zenuwwerking en gevoel in de vingers in het algemeen,
• bij patiënten belangrijke toename in grijpkracht en normalisatie van motorische en sensorische reacties werden genoteerd,
• patiënten volgens de onderzoeken binnenkort verder kunnen leven zonder irritante zenuwklachten.
Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC voor zover het betreft de onder 6) bedoelde mededelingen.
De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.