De bestreden reclame-uiting
Het betreft een radiocommercial van Shell waarin onder meer wordt gezegd: “Waterstof is één van de noodzakelijke toepassingen die we voor de toekomst nodig hebben.” Op de inhoud van de radiocommercial zal in het oordeel nader worden ingegaan.
Samenvatting van de klacht
In de commercial wordt beweerd dat waterstof “één van de noodzakelijke toepassingen is die we voor de toekomst nodig hebben.” Dit is slechts een veronderstelling en zeker geen bewezen feit. Andere mogelijkheden, zoals waterstofbromide en mierenzuur, hebben qua rendement en kosten veel meer kansen. Waterstof rendeert technisch zeer slecht en kan erg gevaarlijk zijn. Waterstof wordt voorlopig voor ca. 98% uit aardgas gewonnen en adverteerder verdient daaraan. Zij dient daarom niet te zeggen dat waterstof noodzakelijk is.
Samenvatting van het verweer
Dat waterstof één van de noodzakelijke toepassingen is in de toekomst, is onder andere vastgelegd in de EU Green Deal en het Klimaatakkoord. Dit wordt ook breed gedragen door gerenommeerde instellingen zoals de International Energy Agency (IEA). Adverteerder legt op haar website duidelijk uit wat het verschil is tussen grijze, blauwe en groene waterstof en is op meerdere fronten actief in het ontwikkelen van blauwe en groene waterstof. De reclame-uiting bevat geen feitelijke onjuistheden en is daarmee niet misleidend.
Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder zegt in de bestreden reclame-uiting dat waterstof in de toekomst een noodzakelijke toepassing wordt. Klager ziet deze mededeling ten onrechte los van de context waarin zij wordt gedaan. In de uiting vestigt adverteerder immers in feite de aandacht op de watertsofstations die zij in Nederland bouwt met de bedoeling in toenemende mate daarmee waterstof aan de consument te leveren (“Samen met bevlogen mensen zoals Lisa bouwt Shell in Nederland waterstofstations. Lees meer over hoe we waterstof voor Nederland bereikbaar maken op Shell.nl.”). De uiting als geheel maakt dus duidelijk dat adverteerder daarin in feite de door haar gefabriceerde waterstof als brandstof aanprijst. Adverteerder heeft in het verweer toegelicht waarom zij de keuze voor waterstof maakt. Dat er ook andere, in de ogen van klager betere alternatieven zijn, kan de reclame-uiting niet onjuist of misleidend maken. De voorzitter beslist daarom als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.