De klacht
De brievenbus van klager is voorzien van een NEE/NEE-sticker. Klager maakt bezwaar tegen het feit dat afzender een verkiezingspamflet in zijn brievenbus heeft gedaan. Klager heeft hierover contact gezocht met afzender, maar een onbevredigende reactie ontvangen.
Het verweer
Volt betwist en bestrijdt dat zij de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR) heeft overtreden. De deponering van de verkiezingsfolder valt volgens Volt niet onder de reikwijdte van de Code VOR en zij verwijst naar art. 1.1.a van de Code VOR, waarin onder meer staat dat ‘indien de mededeling geen aanprijzend karakter heeft, er geen sprake is van reclame’. De folder betreft geen reclame maar voorlichting in verband met de vrijheid van meningsuiting. In dit kader verwijst Volt ook naar informatie op de websites van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Deze gemeenten zijn eveneens van mening dat folders van vrijwilligersorganisaties en niet-commerciële organisaties niet als reclamefolders worden aangemerkt. De folder heeft immers geen aanprijzend karakter, nu sprake is van “voorlichting”. Verder stelt Volt dat de afgelopen verkiezingsperiode sterk verschilt van eerdere verkiezingen door de coronacrisis, waardoor zij niet op andere wijze campagne heeft kunnen voeren en zij – los van de online campagne – geen andere mogelijkheden had om mensen te bereiken. Volt is er niet op uit om regels te overtreden, maar om simpelweg een aan haar toekomend fundamenteel recht uit te oefenen, welke mogelijkheid haar in de gegeven omstandigheden wordt ontnomen.
Het oordeel van de voorzitter
1) In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of sprake is van reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend. Krachtens artikel 1 NRC dient onder reclame ook te worden verstaan het aanprijzen van (politieke) denkbeelden, waarvan hier sprake is. Het aanprijzen van een politiek denkbeeld door middel van een ongeadresseerd pamflet valt meer in het bijzonder onder de definitie van ongeadresseerd reclamedrukwerk in de zin van artikel 1.1 sub d Code VOR. Nu op het bewuste verkiezingspamflet geen vermelding is van adres (of postbus) en woonplaats van de ontvanger, is sprake van ongeadresseerd reclamedrukwerk.
2) Dat volgens afzender in de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Utrecht een folder van een politieke partij wordt aangemerkt als ‘voorlichting’ en niet als reclamefolder, doet aan het voorgaande niet af. Het bewuste verkiezingspamflet is immers gedeponeerd in een brievenbus in de gemeente Delft, waar de Code VOR onverkort van toepassing is.
3) Als onweersproken is komen vast te staan dat deze brievenbus is voorzien van een NEE/NEE-sticker in de zin van de Code VOR. Het betreft, naar de voorzitter aanneemt een sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code VOR. Nu desondanks het bewuste drukwerk in de brievenbus van klager is gedeponeerd, is artikel 3.1 van de Code VOR overtreden. Ingevolge dit artikel dienen afzenders en verspreiders ieder voor zich en in gezamenlijk overleg alle maatregelen en voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn teneinde de respectering van de op bijlage 1 bij de Code VOR vermelde stickers te bereiken en voor de verdere uitvoering en naleving van die code.
4) Hetgeen afzender aanvoert ter rechtvaardiging van de bezorging van het verkiezingspamflet, kan niet tot het oordeel leiden dat de bezorging alsnog toelaatbaar kan worden geacht. Door het aanbrengen van een brievenbussticker geeft de bewoner immers te kennen dat hij geen ongeadresseerd reclamedrukwerk wenst te ontvangen, ongeacht de aard en de inhoud daarvan. Afzender dient te beseffen dat het bezorgen van de folder indruist tegen de wil die de bewoner door middel van het aanbrengen van de sticker uitdrukkelijk heeft geuit.
5) De beslissing leidt, gezien de aard van de uiting, tot een advies in de zin van artikel 18 lid 2 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep. Om die reden kan niet worden gezegd dat deze beslissing inbreuk maakt op de vrijheid van meningsuiting van afzender. Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
Op grond van het voorgaande heeft afzender gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3.1 Code VOR. De voorzitter adviseert afzender om niet meer op een dergelijke wijze reclame te verspreiden.