De bestreden reclame-uitingen
Het betreft:
1) de website transip.nl en
2) reclamebanners en advertenties in Google die men ziet na het geven van de zoekop-
dracht: “.nl + domeinnaam”,
telkens voor zover het betreft de vermelde prijzen exclusief omzetbelasting (BTW).
De klacht
Klager stelt dat hij bij het zoeken naar “een partij” voor zijn website is gestuit op willekeur ten aanzien van de tariefsvermelding. Sommige aanbieders tonen prijzen inclusief BTW, anderen, zoals adverteerder, exclusief BTW. Klager acht dit verwarrend en in strijd met de regels.
Het verweer
Dit wordt als volgt samengevat. Adverteerder richt haar dienstverlening hoofdzakelijk op de zakelijke markt. Het grootste deel van haar klanten bestaat dan ook uit ondernemingen. Dit is de doelgroep die adverteerder met haar website beoogt aan te spreken. Haar diensten richten zich bij uitstek op bedrijven, hetgeen blijkt uit de website en het door adverteerder gepubliceerde whitepaper over co-locatie. In de rechtspraak is aanvaard dat ondernemers onderling prijzen exclusief BTW hanteren, gelet op de onderlinge verrekenbaarheid daarvan. Om die reden noemt adverteerder prijzen exclusief BTW. Dit is in de webhostingbranche ook volstrekt gebruikelijk. Zou adverteerder hiervan moeten afwijken, dan zou dat zeer nadelig voor haar concurrentiepositie zijn. Adverteerder is van mening dat in de branche een duidelijke lijn moet worden getrokken om verwarring te voorkomen. Dat ook particulieren toegang hebben tot haar website, is onvermijdelijk, Dat wil echter niet zeggen dat deze website ook is gericht op particulieren. In lijn met de rechtspraak over de gerichtheid van een website op een bepaald land, geldt dat van adverteerder niet kan worden gevergd dat zij haar website ontoegankelijk maakt voor particulieren. Onder de Nederlandse Reclame Code zou voldoende moeten zijn dat adverteerder prijzen exclusief BTW hanteert. Bezoekers van de website worden immers voldoende over de BTW geïnformeerd.
Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter stelt voorop dat het op grond van artikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 de ondernemer verboden is aan anderen dan ondernemers en publiekrechtelijke lichamen goederen en diensten aan te bieden tegen prijzen met zodanige aanduidingen dat de omzetbelasting niet in de prijzen zou zijn begrepen. Dit verbod heeft een ruime strekking en omvat ook prijzen die in reclame-uitingen worden genoemd. De voorzitter verwijst voorts naar artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code dat ten aanzien van de uitnodiging tot aankoop, waarvan in het onderhavige geval sprake is, bepaalt dat prijzen “inclusief belastingen” dienen te worden genoemd.
2) Adverteerder stelt dat haar dienstverlening hoofdzakelijk op de zakelijke markt is gericht, en dat het grootste deel van haar klanten bestaat uit ondernemingen. Dit is de doelgroep die adverteerder met haar website beoogt aan te spreken. Adverteerder verwijst in dit verband naar haar website en een door haar gepubliceerd whitepaper over co-locatie. Dit alles neemt echter niet weg dat adverteerder haar diensten mede aan particulieren aanbiedt en dat ook particulieren op de gewraakte uitingen kunnen reageren. Derhalve zijn de uitingen mede op particulieren gericht en had adverteerder om die reden daarin de prijs inclusief BTW dienen te noemen. Nu adverteerder dit heeft nagelaten, voldoen de uitingen niet aan de eis van artikel 2 NRC dat reclame in overeenstemming met de wet dient te zijn (in dit geval artikel 38 Wet op de Omzetbelasting 1968). Dat in de uitingen staat dat de prijs exclusief BTW is, doet niet ter zake, immers neemt de strijdigheid met de wet niet weg.
3) Naar aanleiding van het uitdrukkelijke beroep door adverteerder op het feit dat, naar zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt, concurrenten in vergelijkbare uitingen op internet eveneens prijzen zonder BTW noemen terwijl consumenten ook op die uitingen kunnen reageren, overweegt de voorzitter dat blijkbaar sprake is van de situatie dat binnen de desbetreffende branche een onjuiste opvatting bestaat omtrent de verplichtingen die bij de hier genoemde uitingen gelden. Dit kan echter niet tot het oordeel leiden dat sprake is van een toelaatbare handelspraktijk en evenmin afdoen aan het feit dat adverteerder op grond van het voorgaande dient te worden aanbevolen niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
4) De voorzitter gaat overigens ervan uit dat de branche kennis neemt van deze uitspraak en zijn reclame-uitingen vervolgens zal aanpassen, mede gelet op het feit dat overtreding van artikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 strafbaar is gesteld bij artikel 42 van dezelfde wet en derhalve een economisch delict betreft. Op grond van dit laatste kan aan adverteerder geen termijn worden gegund waarbinnen de aanbeveling dient te zijn opgevolgd.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van hetgeen hiervoor is vermeld, acht de voorzitter de gewraakte reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.