a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

opleidingen en cursussen

Dossiernr:

2014/00662

Datum:

23-12-2014

Uitspraak:

CVB Aanbeveling (gedeeltelijk) Bevestigd (gedeeltelijk) (=Aanbeveling (gedeeltelijk))

Product/dienst:

opleidingen en cursussen

Motivatie:

Misl. Kwalificaties

Medium:

Audiovisuele Mediadiensten

Het College van Beroep [23 december 2014]

De grieven

 

Laudius voert, samengevat, de volgende grieven aan.

Grief 1

De Commissie heeft, als gevolg van onjuiste informatie van NHA, geoordeeld dat laatstgenoemde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat, naast haar door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) erkende opleidingen, ook de door haar aangeboden cursussen zijn erkend, welke erkenning bij de cursussen ziet op brancheorganisaties. Er is echter geen sprake van dat NHA 400 erkende opleidingen en cursussen aanbiedt. Het merendeel (bijna 80%) van alle door NHA aangeboden cursussen/opleidingen is namelijk niet erkend door het Ministerie van OCW noch door brancheorganisaties. Laudius legt in dit verband een cijfermatig overzicht over waaruit het volgende blijkt:

• 73 opleidingen zijn door het Ministerie van OCW erkend (Staatsexamens VMBO, HAVO, VWO, MBO en HBO Bachelor opleidingen)

• 13 cursussen/opleidingen zijn branche erkend

• 64 cursussen/opleidingen leiden op voor diploma’s die worden afgegeven door erkende externe exameninstanties zonder dat de opleidingen zelf erkend zijn

• 245 cursussen/opleidingen zijn op geen enkele wijze erkend en leiden evenmin op voor een erkend extern diploma.

NHA suggereert op grond van het voorgaande ten onrechte in haar reclame-uiting dat al haar 400 opleidingen en cursussen op enige wijze zijn erkend. De gewraakte uitingen dienen om die reden alsnog in strijd met artikel 8.2 aanhef en onder f van de Nederlandse Reclame Code (NRC) te worden geacht. 

Grief 2

Samenhangend met grief 1 stelt Laudius dat de Commissie in haar beslissing niet concreet is ingegaan op de veelvuldig door NHA in haar reclame-uitingen gebruikte term “De voordeligste erkende opleider van Nederland”, waarbij Laudius in het bijzonder bezwaar maakt tegen het gebruik van het woord “erkend”. Het gebruik van deze term in de bestreden uitingen is misleidend omdat de suggestie wordt gewekt dat NHA als instatuut is erkend voor al haar opleidingen en cursussen. NHA heeft tijdens de vergadering van de Commissie erkend dat een wetswijziging in 1997 ertoe heeft geleid dat een opleidingsinstituut vanaf die tijd niet meer ministerieel erkend kan zijn voor het complete onderwijsaanbod. De erkenning c.q. aanwijzing kan sindsdien slechts betrekking hebben op het gedeelte van het onderwijs dat opleidt voor diploma’s/getuigschriften die worden uitgegeven onder auspiciën van het Ministerie van OCW. Het gaat hierbij om Staatsexamens (WEO), MBO (WEB) en HBO Bachelor opleidingen (WHW), derhalve het onderwijs dat valt onder de reikwijdte van de wet. NHA bevestigt dit zelf door de volgende passage in haar reclame-uitingen te vermelden: “Erkend/aangewezen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op grond van de WEO en WEB en WHW voor zover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”. De door NHA gebruikte term “Erkend opleider” is op grond van het voorgaande in strijd met artikel 8.2 aanhef en onder f NRC en daarom misleidend.

Het antwoord in appel

Geïntimeerde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hierop zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

De mondelinge behandeling

Het College heeft de namens partijen verschenen personen afzonderlijk gehoord als gevolg van het feit dat de namens NHA verschenen persoon niet op tijd aanwezig was. De voorzitter heeft aan de namens Laudius verschenen persoon meegedeeld dat, voor zover de reactie van de namens NHA verschenen persoon daartoe aanleiding zou geven, Laudius de gelegenheid zou krijgen hierop te reageren. Laudius heeft daarna haar inhoudelijke standpunt toegelicht en gehandhaafd.

Later is door de namens NHA verschenen persoon meegedeeld dat ongeveer 120 opleidingen en cursussen die zij aanbiedt daadwerkelijk erkend zijn hetzij door de Ministerie van OCW hetzij door de branche. Ten aanzien van de overige cursussen stelt NHA dat deze erkenning in de markt genieten.

Het oordeel van het College

1. Grief 1 heeft specifiek betrekking op de mededeling van NHA dat zij 400 erkende opleidingen en cursussen aanbiedt. Deze mededeling komt, naar het College constateert, voor in de door de Commissie omschreven televisiecommercial (“Hier vind je 400 erkende opleidingen en cursussen voor iedere portemonnee”) en in de door de Commissie beoordeelde advertentie in de TV krant (“Kies nú uit 400 erkende opleidingen & cursussen!”). Ten aanzien van de televisiecommercial heeft de Commissie de klacht afgewezen, omdat NHA naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij 400 erkende opleidingen en cursussen aanbiedt. Ten aanzien van de uiting in de TV Gids heeft de Commissie op dit punt geen afzonderlijk oordeel gegeven, blijkbaar omdat zij deze reeds misleidend achtte nu daarin volgens haar de onjuiste indruk wordt gewekt dat naast de genoemde opleidingen ook de cursussen die NHA aanbiedt zijn erkend door het Ministerie van OCW. Dit oordeel is in beroep niet bestreden. Het College volstaat op grond van het voorgaande met te beoordelen of de Commissie terecht de klacht tegen de televisiecommercial heeft afgewezen.

2. De mededeling in de televisiecommercial dat NHA de keuze biedt uit 400 erkende opleidingen en cursussen, is niet voorzien van een toelichting of beperking. Om die reden zal de gemiddelde consument deze mededeling aldus uitleggen dat NHA nominaal 400 opleidingen en cursussen aanbiedt die alle zijn “erkend”. Met betrekking tot de vraag wat deze erkenning inhoudt, acht het College het aannemelijk dat de gemiddelde consument zal aannemen dat het gaat om erkenning door een externe instantie die daartoe bevoegd is, waarbij het onderwijs is getoetst aan bepaalde eisen en waarbij voldoende duidelijk is welke resultaten men daarvan redelijkerwijze kan verwachten. Aan de hand van deze maatstaf dient beoordeeld te worden of de Commissie terecht ervan is uitgegaan dat NHA in totaal 400 “erkende” opleidingen en cursussen verzorgt. Het College oordeelt dienaangaande als volgt.

3. Laudius heeft in beroep een overzicht overgelegd waarin zij alle door NHA aangeboden opleidingen en cursussen heeft geclassificeerd op basis van erkenning van de opleiding door het Ministerie van OCW of de desbetreffende branche, danwel of deze kunnen leiden tot een erkend extern diploma indien de opleiding/cursus zelf niet erkend is. Uit dit overzicht blijkt dat 86 opleidingen van NHA door het Ministerie van OCW of door de desbetreffende branche zijn erkend, respectievelijk dat 64 cursussen opleiden voor diploma’s die worden afgegeven door erkende exameninstanties zonder dat de opleidingen zelf erkend zijn, terwijl 245 cursussen/opleidingen op geen enkele wijze zijn erkend en evenmin opleiden voor een erkend diploma. NHA heeft in reactie hierop tijdens de mondelinge behandeling van het beroep verklaard dat ongeveer 120 opleidingen en cursussen die zij aanbiedt daadwerkelijk erkend zijn hetzij door de Ministerie van OCW hetzij door de branche. Ten aanzien van de overige cursussen stelt NHA dat deze “erkenning in de markt” genieten. Desgevraagd heeft de namens NHA ter zitting verschenen persoon niet duidelijk kunnen maken wat hiermee wordt bedoeld.

4. Het College is van oordeel dat de door NHA bedoelde cursussen die uitsluitend “erkenning in de markt” genieten niet als “erkend” in de hiervoor (onder 2) bedoelde zin kunnen worden beschouwd. Het enkele feit dat de door NHA aangeboden cursussen die niet officieel zijn erkend mogelijk in de markt wel een bepaald aanzien genieten, is onvoldoende om deze dezelfde status toe te kennen als de officieel door het Ministerie van OCW of de desbetreffende branche erkende cursussen. Derhalve oordeelt het College dat de cursussen die uitsluitend “erkenning in de markt” genieten buiten beschouwing dienen te blijven bij de vraag hoeveel erkende opleidingen en cursussen NHA in totaal aanbiedt. Op grond hiervan ziet het College overigens ook geen aanleiding om Laudius nog in staat te stellen te reageren op hetgeen namens NHA ter zitting in beroep is aangevoerd. Dit kan immers niet tot een ander oordeel leiden.

5. Uit het voorgaande volgt dat NHA haar mededeling in de televisiecommercial dat zij 400 erkende opleidingen en cursussen aanbiedt, niet kan waarmaken. In werkelijkheid is het aantal erkende opleidingen en cursussen aanzienlijk lager dan het in de televisiecommercial genoemde aantal en nog niet eens de helft van het genoemde aantal. Derhalve oordeelt het College dat NHA in zoverre geen juiste informatie heeft verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden cursussen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Tevens handelt NHA hierdoor in strijd met het bepaalde in de bijzondere reclamecode sub b (Cursussen) dat in samenhang met de hiervoor bedoelde bepalingen van de Nederlandse Reclame Code dient te worden uitgelegd. Grief 1 treft op grond van het voorgaande doel.

6. Met grief 2 stelt Laudius de vraag aan de orde in hoeverre NHA zich als “erkend” instituut mag presenteren. De Commissie heeft deze vraag in het midden gelaten nu Laudius pas tijdens de mondelinge behandeling deze vraag aan de orde heeft gesteld. Dit staat niet in de weg aan beoordeling in beroep, nu het een aanvulling betreft die nauw samenhangt met de inleidende klacht en derhalve niet als nieuwe klacht kan worden beschouwd. NHA stelt in dit verband dat zij door het Ministerie van OCW op grond van de Wet op de Erkende Onderwijsinstellingen is erkend als onderwijsinstelling voor zover het onderwijs betreft dat onder de reikwijdte van de wet valt. Verder stelt NHA in dit verband dat zij op de website van het Ministerie van OCW wordt genoemd als een “erkende onderwijsinstelling”. Laudius heeft niet kunnen weerleggen dat, voor zover het betreft onderwijs dat onder de reikwijdte van de wet valt, NHA mag meedelen dat zij een erkende onderwijsinstelling is. NHA dient in dat verband wel voldoende duidelijk te maken dat deze erkenning uitsluitend ziet op het onderwijs dat opleidt voor diploma’s/getuigschriften die worden uitgegeven onder auspiciën van het Ministerie van OCW. Het gaat hierbij om VMBO, HAVO, VWO, erkend op grond van de Wet op de Erkende Onderwijsinstellingen (WEO), de Mbo-opleidingen, erkend op grond van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) en Hbo-opleidingen, erkend op grond van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). Het cursusaanbod valt niet onder het hier bedoelde wettelijk geregelde onderwijsaanbod. In zoverre mag NHA zichzelf niet presenteren als een (door de Minister van OCW) erkende onderwijsinstelling.

7. Naar het oordeel van het College blijkt uit de bestreden uitingen in de TV krant, het Veronica Magazine en op de website van NHA onvoldoende dat haar erkenning uitsluitend ziet op het onderwijs dat valt onder de reikwijdte van de wet. In dit verband is van belang dat de Commissie – in beroep onbestreden – heeft geoordeeld dat de gemiddelde consument door de context van de uitingen zal menen dat alle 400 opleidingen en cursussen die NHA aanbiedt zijn erkend door het Ministerie van OCW. Op grond van dezelfde redenering als de Commissie heeft gevolgd, acht het College het aannemelijk dat de gemiddelde consument door deze uitingen zal menen dat ook de erkenning van NHA als onderwijsinstituut betrekking heeft op het gehele opleidingen- en cursussenaanbod dat zij verzorgt.

8. Het College oordeelt derhalve, in aanvulling op de beslissing van de Commissie, dat de mededelingen dat NHA is “Erkend door Ministerie van Onderwijs” en “De voordeligste erkende opleider van Nederland” in de context van de hier bedoelde uitingen de indruk wekken dat de erkenning ziet op haar als organisatie voor het gehele opleiding- en cursusaanbod dat zij verzorgt. Dat NHA in de hier bedoelde uitingen vermeldt: “Erkend/aangewezen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op grond van de WEO en WEB en WHW voor zover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”, neemt deze misleiding onvoldoende weg. In navolging van hetgeen de Commissie onbestreden heeft overwogen, oordeelt ook het College dat deze mededeling voor de gemiddelde consument onvoldoende begrijpelijk is en onvoldoende duidelijk maakt dat bedoelde erkenning niet tevens ziet op NHA als organisatie die het desbetreffende cursusaanbod verzorgt. Hierdoor handelt NHA ook in zoverre in strijd met artikel 8.2 aanhef en onder f NRC in verbinding met het bepaalde in de bijzondere reclamecode sub b (Cursussen). De gemiddelde consument kan hierdoor ertoe gebracht worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting op dit punt eveneens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

9. De Commissie komt op grond van grief 1 tot een ander oordeel dan de Commissie, terwijl naar aanleiding van grief 2 de beslissing van de Commissie als volgt zal worden aangevuld. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep

Het College vernietigt de bestreden beslissing voor zover de Commissie de klacht heeft afgewezen met betrekking tot de televisiecommercial waarin wordt gezegd dat men bij NHA “400 erkende opleidingen en cursussen” vindt. Het College acht op grond van hetgeen onder 5.2 tot en met 5.5 is overwogen deze uiting in strijd met artikel 7 NRC in verbinding met de bijzondere reclamecode sub b (Cursussen).

Voorts acht het College, in aanvulling op het oordeel van de Commissie en op grond van hetgeen in 5.6 tot en met 5.8 is vermeld, de overige door de Commissie beoordeelde uitingen tevens in strijd met artikel 7 NRC in verbinding met de bijzondere reclamecode sub b (Cursussen) voor zover NHA daarin suggereert dat zij ook ten aanzien van de door haar aangeboden cursussen is erkend als organisatie.

Het College beveelt NHA aan om niet meer op de hiervoor omschreven wijze reclame te maken.

Voor het overige bekrachtigt het College de beslissing van de Commissie.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie

De bestreden reclame-uitingen

De klacht heeft betrekking op de volgende vier uitingen:

Een uiting in de TV Krant (nummer 36) voor zover daarin staat:

“NHA Erkend door Ministerie van Onderwijs!”

“Kies nu uit 400 erkende opleidingen & cursussen!”

“NHA De voordeligste erkende opleider van Nederland”.

“Erkend/Aangewezen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op grond van de WEO en WEB en WHW voorzover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”.

Een uiting in Veronica Magazine (nummer 31) voor zover daarin staat:

“NHA Erkend door Ministerie van Onderwijs!” zie www.nha.nl

“NHA De voordeligste erkende opleider van Nederland!”

“NHA is Erkend/Aangewezen door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op grond van de WEO en WEB en WHW voorzover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”.

Een uiting op de homepage van de website www.nha.nl, voor zover hierin staat: “Erkend door Ministerie van Onderwijs”.

Een televisiecommercial waarin onder meer het volgende wordt gezegd:

“NHA: de voordeligste thuisstudies van Nederland”.

“Bij NHA bereik je meer. Hier vind je 400 erkende opleidingen en cursussen voor iedere portemonnee”.

 

De klacht

NHA suggereert in haar uitingen dat al haar 400 cursussen erkend zijn door het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen (hierna: Ministerie van OCW). Deze suggestie wordt eveneens gewekt door het gebruik van de term ‘erkende opleider’, terwijl de ministeriele erkenning slechts voor een zeer beperkt deel van het cursusaanbod van NHA geldt. Zo geldt de WEO (Wet op de Erkende Onderwijsinstellingen) uitsluitend voor de opleidingen VMBO, HAVO, VWO en de WEB (Wet Educatie Beroepsonderwijs) en de WHW (Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek) gelden uitsluitend voor MBO- en HBO-opleidingen.

Voorts heeft onderzoek (verricht door dan wel in opdracht van Laudius) uitgewezen dat de klantenservice van NHA haar potentiële klanten met betrekking tot niet-ministerieel erkende cursussen heeft meegedeeld dat NHA erkend is en andere opleiders, waaronder Laudius, niet. Potentiële klanten worden volgens Laudius volledig op het verkeerde been gezet omdat de erkenning slechts voor een zeer beperkt deel van het aanbod van NHA geldt.

Het verweer

NHA staat onder toezicht van het Ministerie van OCW ten aanzien van alle door NHA aangeboden MBO-, HBO-bachelor en Staatsexamenopleidingen. Om potentiële cursisten duidelijk te maken dat deze erkenning geen betrekking heeft op het gehele cursusaanbod van NHA, hanteert NHA in al haar reclame-uitingen waarin zij naar de erkenning door het Ministerie van OCW verwijst, de volgende zin: “erkend/aangewezen door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van de WEO en de WEB en de WHW voor zover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”. NHA betwist dat zij in haar reclame-uitingen de suggestie wekt dat zij 400 door het Ministerie van OCW erkende cursussen aanbiedt. De formulering in de uitingen van NHA luidt: “Kies nu uit 400 erkende opleidingen en cursussen!”, met daarbij de uitzonderingsregel als hierboven vermeldt, zodat van misleiding geen sprake is, aldus NHA. Bovendien is NHA op veel fronten door brancheorganisaties erkend, zodat studenten de cursussen kunnen afronden met een branche-erkend diploma. NHA vermeldt op haar website (www.nha.nl) en in haar studiegids welk diploma, certificaat of getuigschrift de opleiding of cursus na goed gevolg kan opleveren, zodat een potentiële student vooraf altijd volledig is geïnformeerd.

Mondelinge behandeling

Laudius heeft haar standpunt mondeling toegelicht. Hierin heeft zij aangegeven dat NHA niet als opleidingsinstituut erkend is door het Ministerie van OCW, maar wel een klein aantal van de door haar aangeboden opleidingen. De uitingen zijn daarom alleen correct voor zover daarin is vermeld dat de VMBO, HAVO, VWO opleidingen alsmede de MBO- en HBO-opleidingen van NHA erkend zijn door het Ministerie van OCW. Alle andere opleidingen/cursussen die het NHA aanbiedt zijn echter niet erkend door het Ministerie van OCW, terwijl door NHA wel die indruk wordt gewekt. Verder heeft Laudius op een vraag van de voorzitter geantwoord dat haar klacht betrekking heeft op de verschillende aanduidingen in de reclame-uitingen in samenhang bezien, waardoor de misleidende suggestie wordt gewekt dat alle 400 door NHA aangeboden opleidingen door het Ministerie van OCW erkend zijn.

NHA heeft haar standpunt mondeling toegelicht en aangegeven dat uit haar uitingen voldoende duidelijk blijkt welke opleidingen/cursussen zijn erkend door het Ministerie van OCW. Verder heeft NHA gesteld dat zij wel als opleidingsinstituut is erkend door het Ministerie van OCW en dat de erkenning dus – anders dan Laudius stelt – niet alleen ziet op een aantal opleidingen die zij geeft.

Het oordeel van de Commissie

1. De Commissie stelt vooreerst voorop dat zij, mede gezien de toelichting die tijdens de mondelingen behandeling is gegeven, de klacht aldus moet worden opgevat dat door de verschillende uitingen in samenhang bezien de misleidende suggestie wordt gewekt dat alle 400 door NHA aangeboden opleidingen door het Ministerie van OCW zijn erkend. Dit betekent dat in deze uitspraak geen oordeel zal worden gegeven over de eerst tijdens de mondelinge behandeling opgeworpen losstaande vraag of NHA als instituut is erkend door het Ministerie van OCW of dat alleen een aantal van de door haar verzorgde opleidingen is erkend.

2. De Commissie stelt verder voorop dat niet in geschil is dat NHA in de onderhavige reclame-uitingen mag meedelen dat zij door het Ministerie van OCW erkende opleidingen aanbiedt voor zover het betreft de volgende in de uitingen genoemde opleidingen: VMBO, HAVO, VWO, erkend op grond van de Wet op de Erkende Onderwijsinstellingen (WEO), de MBO-opleidingen, erkend op grond van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) en HBO-opleidingen, erkend op grond van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW). Daarnaast biedt NHA een groot cursusaanbod. Hierbij beroept NHA zich op erkenningen door brancheorganisaties.

3. De kern van het geschil is of in de uiting voor de gemiddelde consument voldoende onderscheid wordt gemaakt tussen door het Ministerie van OCW erkende opleidingen enerzijds en het cursusaanbod anderzijds, dit voor zover in de uiting naar de erkenning door het Ministerie van OCW wordt gewezen. Bij deze beoordeling is de totale uiting van belang.

Ten aanzien van de uiting in de TV Krant

4. De uiting begint met de mededeling dat NHA door het Ministerie van OCW is erkend. Hierna volgt de mededeling ‘kies nu uit 400 erkende opleidingen & cursussen!’. De Commissie oordeelt dat deze mededelingen in onderling verband bezien de indruk wekken dat de 400 opleidingen en cursussen allen zijn erkend door het Ministerie van OCW. Aan deze onjuiste indruk draagt bij dat op de volgende pagina nogmaals wordt gewezen op de erkenning door het Ministerie van OCW, terwijl ook op de onderste regel prominent staat dat NHA een erkende opleider is, hetgeen lijkt te verwijzen naar erkenning van het Ministerie van OCW. De Commissie acht het aannemelijk dat de gemiddelde consument het verschil niet ziet in de uiting tussen de door het Ministerie van OCW erkende opleidingen en het cursusaanbod van NHA. Derhalve zal de gemiddelde consument in de onjuiste veronderstelling verkeren dat naast de genoemde opleidingen, ook de cursussen door het Ministerie van OCW zijn erkend. Deze onjuiste indruk wordt niet weggenomen door de mededeling: “Erkend/Aangewezen door de Minister van OCW op grond van de WEO en WEB en WHW voor zover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”. De gemiddelde consument zal deze mededeling niet begrijpen, althans niet opvatten als een beperking tot de door het Ministerie van OCW erkende opleidingen en/of dat dit slechts een klein deel van het aanbod van NHA uitmaakt. Uit de uiting komt ook overigens voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk naar voren dat slechts de opleidingen, hetgeen een klein onderdeel is van het volledige aanbod van NHA, een officiële erkenning genieten van het Ministerie van OCW, terwijl de andere opleidingen/cursussen enkel zijn erkend door brancheorganisaties, hetgeen naar het oordeel van de Commissie minder gewicht in de schaal legt dan erkenning door het Ministerie van OCW. Op grond van vorenstaande is de Commissie van oordeel dat door NHA geen duidelijke informatie is verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden cursussen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ten aanzien van de uiting in Veronica Magazine

5. Bijlage 2 onderscheidt zich in zoverre van bijlage 1 dat hierin niet wordt gesproken over 400 erkende cursussen en opleidingen. Volgens het oordeel van de Commissie leidt dit echter niet tot een wezenlijk andere indruk die de gemiddelde consument zich zal vormen over de vraag of het gehele aanbod aan opleidingen en cursussen erkend is door het Ministerie van OCW. Immers, ook hier geldt dat dit laatste bovenaan de uiting staat en dat uit de uiting onvoldoende blijkt dat slechts de opleidingen die NHA aanbiedt erkend zijn door het Ministerie van OCW en niet tevens de cursussen. Op grond van vorenstaande is de Commissie van oordeel dat door NHA geen duidelijke informatie is verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden cursussen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ten aanzien van de uiting op de website www.nha.nl

6. In de uiting wordt meegedeeld dat NHA is erkend door het Ministerie van OCW en daarnaast worden de opleidingen en cursussen genoemd die door NHA worden aangeboden. Ook deze uiting geeft onvoldoende blijk van het feit dat de erkenning door het Ministerie van OCW alleen geldt voor de opleidingen en niet voor de genoemde cursussen. Bovendien constateert de Commissie dat in deze uiting weliswaar staat: “NHA is aangewezen en erkend door het ministerie van OCW, op grond van de WEO, de WEB en WHW (Wet op het hoger onderwijs), voorzover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”, maar de gemiddelde consument zal deze mededeling niet begrijpen, althans niet aldus opvatten dat slechts de opleidingen een officiële erkenning genieten door het Ministerie van OCW en dat dit niet tevens geldt voor de door NHA aangeboden cursussen. Op grond van het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat door NHA geen duidelijke informatie is verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden cursussen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ten aanzien van de televisiecommercial

7. In de televisiecommercial wordt onder meer gezegd dat NHA 400 erkende opleidingen en cursussen aanbiedt. In de commercial wordt niet gezegd dat de aangeboden opleidingen en cursussen worden erkend door het Ministerie van OCW. Deze suggestie wordt ook niet gewekt. NHA heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat naast haar door het Ministerie erkende opleidingen, de door haar aangeboden cursussen, voor zover hier van belang, zijn erkend door brancheorganisaties. Op grond van vorenstaande is de Commissie van oordeel dat er – nu in de uiting wordt gezegd dat NHA 400 erkende opleidingen en cursussen aanbiedt – in deze reclame-uiting geen sprake is van het verstrekken van onjuiste informatie of onduidelijke informatie door NHA.

8. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie acht op grond van hetgeen onder 4 tot en met 6 is overwogen de reclame-uitingen als bedoeld in de bijlagen 1, 2 en 3 in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken