De bestreden reclame-uiting
Het betreft een aan klagers echtgenote geadresseerde brief van Dinant Fase. Er staat onder meer:
‘Wij hebben een prachtig aanbod voor u:
Mitsubishi Colt 1.1 Edition One
Normaal € 12.938,- Nu € 11.599,-
Inruilprijs voor uw huidige
Daihatsu Move uit 2001 – € 3.127,-
Uw nieuwe Colt voor slechts € 8.472,-‘.
Een kopie van de uiting is aan deze beslissing gehecht.
De klacht
Klagers echtgenote heeft een persoonlijke brief van autobedrijf Dinant Fase ontvangen waarin een Mitsubishi Colt wordt aangeboden met als korting de inruilprijs voor haar Daihatsu Move. Deze Daihatsu Move uit 2001 is in 2003 gekocht bij autobedrijf Auto Ekon in Alpen aan den Rijn. Klager heeft zich ervan vergewist dat autobedrijf Ekon deze informatie niet aan Dinant Fase ter beschikking heeft gesteld. Klager stelt dat de ‘koehandel’ in kentekeninformatie door RDC in strijd is met de privacy wetgeving.
Het verweer
Dinant Fase
Dinant Fase heeft de adresgegevens van klagers echtgenote via RDC verkregen. Deze partij heeft de informatie ter beschikking gesteld aan DTC Media, die de mailing verzorgde waarvan de brief van klagers echtgenote deel uitmaakte. RDC heeft dit adres, behorend bij het voor 1 maart 2007 geregistreerde kenteken, eenmalig aan DTC Media verstrekt en uitsluitend ten behoeve van die specifieke mailing. Indien klagers echtgenote dit wenst, kan RDC aan DTC Media de opdracht geven haar gegevens op de zogeheten ‘non mailing list’ te plaatsen. Zij zal dan geen aanbiedingen meer ontvangen. Van deze mogelijkheid is melding gemaakt in de disclaimer van de actiebrief.
RDC
De Commissie vat het verweer als volgt samen. Tot maart 2007 was het voor RDC mogelijk om, door haar samenwerking met RDW, binnen de kaders van het ‘Verstrekkingenbeleid’, adresgegevens beschikbaar te stellen aan de voertuigbranche ten behoeve van commerciële activiteiten. Vanaf maart 2007 levert RDW geen adresgegevens meer aan providers, zoals RDC. Adresgegevens van voertuigbezitters, welke een tenaamstelling kennen van voor maart 2007 worden nog wel gebruikt voor bovenstaande doeleinden. De consument kan telefonisch aan RDC doorgeven dat zijn of haar gegevens dienen te worden geblokkeerd voor commerciële doeleinden. RDC is verder aangesloten bij stichting Infofilter. In het geval van klagers echtgenote merkt RDC op dat zij in 2003 de adresgegevens van klagers echtgenote van RDW heeft ontvangen. Het voertuigbezit was na maart 2007 niet gewijzigd waardoor de adresgegevens onveranderd in de database beschikbaar zijn gebleven. Ook is er geen blokkade aangevraagd of een registratie bij stichting Infofilter bekend. RDC is van mening dat zij op juiste wijze met de adresgegevens is omgegaan.
De repliek
Klager handhaaft zijn standpunt en benadrukt dat zijn klacht zich vooral richt tegen RDC.
De mondelinge behandeling
Sinds maart 2007 kan de consument bij de dealer een formulier invullen waarbij men al dan niet akkoord gaat met het gebruik van adresgegevens ten behoeve van commerciële doeleinden. Volgens verweerders kan informatie van voor maart 2007 in beginsel worden gebruikt door derden.
Het oordeel van de Commissie
Klager stelt dat de verstrekking van kentekeninformatie door RDC aan Dinant Fase in strijd is met de privacywetgeving. Verweerders menen dat deze informatieverstrekking rechtmatig is geschied, onder meer omdat het informatie betreft die vóór maart 2007 door RDW is geleverd en omdat er geen ‘blokkade’ op rust. De Commissie acht voorshands niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de verstrekking van persoonsgegevens door RDC heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de Wet Bescherming Persoonsgegevens, welke wet in artikel 8 voor de verwerking ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene eist. Dat het hier gaat om gegevens die vóór maart 2007 door RDW binnen de kaders van het ‘Verstrekkingenbeleid’ aan RDC ter beschikking zijn gesteld, maakt dat niet anders, nu voor de verstrekking van de persoonsgegevens door RDC aan dealers naar het voorlopig oordeel van de Commissie de ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene vereist is. Verweerders worden in de gelegenheid gesteld alsnog aan te tonen dat de persoonsgegevens van klagers echtgenote in overeenstemming met de Wet Bescherming Persoonsgegevens zijn verstrekt.
De tussenbeslissing
De Commissie houdt de behandeling van de klacht aan en stelt verweerders in de gelegenheid om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing aan te tonen dat de gewraakte informatieverstrekking in overeenstemming is met de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
De verdere beoordeling
In haar tussenbeslissing van 4 mei 2010 heeft de Commissie verweerders in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat de gewraakte informatieverstrekking in overeenstemming is met de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp).
RDC is, naar blijkt uit de overgelegde stukken, één van de (vier) organisaties (belangenbehartigers van de automobielbranche) die bij besluit van de minster van Verkeer en Waterstaat zijn aangewezen om van de RDW gegevens uit het kentekenregister te ontvangen. Deze gegevens mochten onder meer worden gebruikt voor commerciële doeleinden. Voor de autobezitter bestond de mogelijkheid om dit commerciële gebruik te blokkeren. Eind 2001 is besloten de gegevensverstrekking voor commercieel gebruik te beëindigen met inachtneming van een overgangstermijn van drie jaar, nadien verlengd met een jaar tot 1 maart 2007.
RDC blijft bij haar standpunt dat zij de gegevens van de echtgenote van klager, die RDC heeft ontvangen vóór 1 maart 2007, mag gebruiken voor commerciële doeleinden. RDC wijst in dit verband op het rapport van 17 juli 2001 van de door de Minister van Verkeer
en Waterstaat ingestelde ‘Werkgroep publiek – private samenwerking Ministerie van Verkeer en Waterstaat – Stichting RDC’, waarin is geconcludeerd dat de ‘gegevensverstrekking aan RDC onder het regime van de Wbp kon worden gehandhaafd’, hetgeen eveneens gold voor de ‘verstrekking voor commerciële doeleinden’. Voorts beroept RDC zich op de schriftelijke beantwoording van Kamervragen van de Minister van 30 januari 2006, waarin de minister het voornoemde standpunt van de Werkgroep bevestigt.
Uit het voorgaande blijkt, samengevat, dat de gegevensverstrekkingen aan de bewuste organisaties, waaronder RDC, die hebben plaatsgevonden vóór 1 maart 2007, niet in strijd zijn met de Wbp.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of deze gegevens ook ná 1 maart 2007 voor een commercieel doel mochten worden gebruikt. Meer in het bijzonder is de vraag of dit gebruik eveneens in overeenstemming is met de privacy wetgeving.
In dit verband en naar aanleiding van het door RDC in haar brief van 24 mei 2010 gestelde wijst de Commissie op het ‘Besluit van 28 mei 2008, houdende wijziging van het Kentekenreglement in verband met het aanmerken van het kentekenregister als basisregistratie alsmede in verband met de herziening van de gegevensverstrekking uit het kentekenregister’ (Staatsblad 10 juni 2008). In de Nota van Toelichting bij dit besluit is bepaald dat de vóór 1 maart 2007 aan de bedoelde organisaties verstrekte gevoelige gegevens ook ná die datum mogen worden gebruikt voor alle doeleinden waarvoor gebruik was toegestaan op het moment van verstrekking. De gegevens die ná 1 maart 2007 aan de organisaties zijn verstrekt, mogen uitsluitend worden gebruikt voor statistische doeleinden en voor voertuiginformatiesystemen.
Op basis van het voorgaande acht de Commissie het voldoende aannemelijk dat het gebruik van de (in 2003) verstrekte gegevens is gebeurd in overeenstemming met de in dit kader van toepassing zijnde regelgeving en niet, zoals door klager gesteld, in strijd is met de privacy wetgeving.
Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie als volgt.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.