De bestreden uiting
Het betreft een publicatie op de website van woningcorporatie Elkien met de titel “Maak kennis met [naam]”, waarin op het werk van een wijkbeheerder van Elkien wordt ingegaan. Hierbij wordt in de vorm van een interview onder meer het volgende gezegd:
“Wat zijn de mooie en lastige situaties die je tegenkomt tijdens een werkdag?
“Een mooi voorbeeld vind ik het onderhoud van de tuinen. Dit is de verantwoordelijkheid van de huurder. Maar er zijn mensen, vaak ouderen, die dit zelf niet meer goed kunnen. Ik probeer dit tuinonderhoud dan samen met vrijwilligers op te pakken. Of we zoeken samen met medebewoners naar een oplossing. Als we samen aan de slag gaan, werkt dit aanstekelijk. Je ziet dan ineens meer mensen in de tuin aan de slag gaan. Zo doen we samen iets voor de buurt. (…)”.
Samenvatting van de klacht en de nadere toelichting door klaagster
Op de website van verweerder staat dat een bepaalde medewerker huurders helpt met het onderhoud van de tuin als ze dat zelf niet (meer) kunnen doen. Hij beweert uitdrukkelijk dat hij voor hen een uitzondering maakt op de regel dat huurders hun tuin zouden moeten onderhouden. Helaas is de realiteit anders. Toen klaagster over de aangeboden dienst hoorde, vroeg ze meteen om hulp. Vanwege fibromyalgie kan zij niet zelf de tuin onderhouden. De in het interview bedoelde medewerker vertelde dat men slechts één keer kon helpen en dat klaagster het voor de rest zelf moest doen. Klaagster stelt dat verweerder daarmee in strijd handelt met hetgeen op de website staat.
Het oordeel van de voorzitter
In de uiting wordt vooropgesteld dat huurders zelf verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de tuin. Dat vervolgens in de uiting als voorbeeld van de inzet van de wijkbeheerder wordt genoemd dat deze in sommige gevallen het tuinonderhoud met vrijwilligers “probeert” op te pakken of een andere oplossing zoekt, kan niet worden gezien als een toezegging dat het tuinonderhoud tot de serviceverlening van (een wijkbeheerder van) verweerder behoort indien de bewoner hiertoe niet in staat is. Duidelijk is dat de wijkbeheerder in dergelijke situaties kan proberen te helpen, maar dat dit naar eigen inzicht van de wijkbeheerder gebeurt en zonder dat de bewoner wordt ontslagen van de contractuele verplichting om zelf de tuin te (doen) onderhouden. Overigens heeft de wijkbeheerder blijkbaar één keer het tuinonderhoud voor klaagster verzorgd. Dit is in overeenstemming met het huurcontract waarin staat dat verweerder in uitzonderlijke gevallen opdracht kan geven voor het tuinonderhoud. Daaraan wordt toegevoegd: “Dit is dan éénmalig en geen standaard dienst.” Klaagster kent deze bepaling nu zij deze zelf heeft overgelegd. Ook om die reden had het voor klaagster duidelijk moeten zijn dat, voor zover er jegens verweerder al enige aanspraak zou kunnen bestaan op het verzorgen van de tuin, deze aanspraak slechts eenmalig kon zijn. Nu de klacht niet kan slagen, beslist de voorzitter als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.