a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

(Financiele) dienstverlening

Dossiernr:

2012/00216A

Datum:

12-06-2012

Uitspraak:

CVB Afwijzing Vernietigd (=Aanbeveling)

Product/dienst:

(Financiele) dienstverlening

Motivatie:

Misleiding (overig)

Medium:

Digitale marketing communicatie

De bestreden reclame-uiting

 

Het betreft een uiting op www.samenstajijsterk.nl.

Daarin staat onder het kopje:

“Actueel

Pensioensector gaat strijd aan met vooroordelen” onder meer het volgende:

 

Hebben pensioenfondsen nu minder geld dan voor de crisis?

Nee. Eind 2007, dus voordat de financiële crisis uitbrak, hadden de Nederlandse pensioenfondsen samen een belegd vermogen van ongeveer 780 miljoen euro. De crisis van 2008/2009 sloeg weliswaar een forse deuk in dat enorme bedrag, maar die verliezen waren eind 2010 meer dan goedgemaakt. En ondanks de fors gedaalde beurskoersen in de afgelopen weken, is dat vermogen nu groter dan in 2007.  

 

Krijg ik minder pensioen dan ik aan premie heb betaald?

Nee, in tegendeel. Iedere pensioendeelnemer krijgt veel meer aan pensioen uitgekeerd dan hij en zijn werkgever samen ooit aan premies hebben betaald. Tot vier keer zoveel. Dat komt door de lange termijn beleggingsrendementen en de lage kosten van pensioenfondsen.  

 

Gaat een groot deel van mijn pensioenpremie op aan kosten?

Nee gelukkig niet. De Nederlandse Bank, die namens de overheid toezicht houdt op de Nederlandse pensioensector, heeft in 2006 berekend dat bij pensioenfondsen de totale kosten uitkwamen op slechts 3,5% van de premies: tien keer zo laag als veel mensen denken! 96,5 procent komt bij collectief geregelde pensioenen in de pensioenpot terecht. Daar kan geen andere pensioenaanbieder tegenop. Hieruit blijkt bovendien dat pensioenfondsbestuurders niet de grootverdieners zijn waarvoor ze ten onrechte worden uitgemaakt. Ze krijgen een bescheiden vergoeding voor hun bestuursfunctie. Bonussen komen in pensioenfondsbesturen niet eens voor. Logisch, want pensioenfondsen zijn geen commerciële bedrijven en ze hebben geen winstoogmerk”. 

 

 

 

De klacht

 

De wijze waarop de drie in de uiting opgenomen stellingen worden weerlegd is misleidend en deels onjuist. Klager voert daartoe, met betrekking tot de verschillende stellingen, het volgende aan.

 

Ad 1.

Hier is sprake van misleiding.

Het belegde vermogen is geen goede graadmeter voor de toestand waarin een pensioenfonds verkeert. De verhouding tussen vermogen en verplichtingen (de  dekkingsgraad) is een betere graadmeter. De toezichthouder DNB heeft regels opgesteld die verwijzen naar de dekkingsgraad; indien die teveel zakt, is een pensioenfonds in gevaar. Bij veel pensioenfondsen is de dekkingsgraad aanzienlijk gezakt sinds 2007.

 

Ad 2.

Dit gedeelte van de uiting is feitelijk onjuist.

Een tegenvoorbeeld van het hier gestelde is iemand die op zijn 25e deelnemer wordt en na bijvoorbeeld 10 jaar als zelfstandige verder gaat en zijn deelname aan het fonds beëindigt. Klager verwijst naar een berekening in figuur 1 van een overgelegde folder met de titel “De doorsneepremie”: de totale ingelegde premie van werknemer en werkgever samen bedraagt € 57.400,-, terwijl de totale toezegging € 41.800,- bedraagt. Klager tekent hierbij aan dat de mogelijkheid tot afstempelen zelfs de waarde van voornoemde aanspraak bedreigt en dat de VUT premie, die bij ABP nog tot 2023 wordt geheven, buiten beschouwing is gelaten.   

 

Ad 3.

Het hier gestelde is misleidend en deels feitelijk onjuist.

In het jaarverslag van 2007 van ABP staat onder het kopje “Beloning bestuurders” dat de heer Sluimers over 2007 een gratificatie kreeg van € 88.200,- plus een “long term incentive” van € 88.202,-. Volgens de toelichting hierbij zijn genoemde bedragen  gebaseerd op de behaalde bedrijfsdoelstellingen respectievelijk gekoppeld aan het rendement van ABP. In gewone mensentaal gaat het dus om bonussen.

Hetzelfde jaarverslag vermeldt een beloning voor bestuursvoorzitter Brinkman van

€ 66.991,-. Dit is geen bescheiden vergoeding voor een nevenfunctie.

Ten slotte wijst klager erop dat er veel bonussen worden uitgekeerd aan personen die weliswaar niet in pensioenfondsbesturen zitting hebben, maar in de laag er net onder, bijvoorbeeld besturen van de afgesplitste uitvoeringsorganisaties of 100%-dochters die namens de fondsen beleggen. Dit geld is uiteindelijk afkomstig van de pensioenpremies van de deelnemers en derhalve gaat er wel degelijk een groot deel van de premie op aan kosten. Op het percentage van 3,5% valt wel het een en ander af te dingen. Er zijn fondsen die aanzienlijk hogere kosten hebben. Zo kent StiPP, het pensioenfonds voor de uitzendsector, 7% administratiekosten en 7% kosten aan reserveringen.    

 

 

Het verweer

 

De klacht is gemotiveerd weersproken.

Op het verweer zal worden teruggekomen in het oordeel.

 

De mondelinge behandeling

 

Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

 

Het oordeel van de Commissie

 

De Commissie stelt voorop dat de drie door klager bestreden tekstgedeelten vooraf worden gegaan door een inleiding betreffende de resultaten van het onderzoek “Zin en Onzin van Pensioen van Motivaction, in opdracht van de Vereniging Bedrijfstakpensioenfondsen; gesproken wordt over “de drie meest uitgesproken vooroordelen over pensioenen, die naar voren kwamen uit het onderzoek” en gesteld wordt: “Tijd om uit te leggen hoe het echt zit”, waarna door middel van drie vragen op de bewuste vooroordelen wordt ingegaan.

 

Met betrekking tot klagers bezwaren tegen de verschillende bestreden tekstgedeelten overweegt de Commissie het volgende.

 

Ad 1.

Vraag 1 luidt: “Hebben pensioenfondsen nu minder geld dan voor de crisis?”

Klager heeft niet weersproken dat het op de hier gestelde vraag gegeven antwoord, te weten dat het belegd vermogen van de Nederlandse pensioenfondsen samen thans groter is dan eind 2007 (“voordat de financiële crisis uitbrak”), juist is.

De Commissie begrijpt de klacht aldus dat beter had kunnen worden gevraagd naar de verhouding tussen het vermogen en de verplichtingen van de pensioenfondsen oftewel de dekkingsgraad, teneinde informatie te verkrijgen over de toestand waarin pensioenfondsen verkeren, maar nu klager de juistheid van het antwoord niet heeft weersproken en gegeven de in de inleiding gestelde vooroordelen, waaronder: “Volgens negen van de tien werkenden hebben pensioenfondsen nu veel minder geld dan voor de kredietcrisis van 2008”, kan niet worden geoordeeld dat de uiting op dit punt misleidend is.

 

Ad 2.

De -negatief beantwoorde- vraag 2 (naar aanleiding van het vooroordeel: “Driekwart denkt dat ze mee aan pensioenpremies betalen dan ze ooit aan pensioen zullen terugkrijgen”) luidt: “Krijg ik minder pensioen dan ik aan premie heb betaald?”

Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat de bij de klacht overgelegde folder “De doorsneepremie” vooral duidelijk maakt dat een deelnemer op de gebruikelijke pensioenleeftijd van 65 jaar veel meer aan pensioen ontvangt dan waar hij voor betaald heeft en dat het in Nederland zeer ongebruikelijk en slechts in uitzonderlijke situaties is toegestaan om op 35-jarige leeftijd met pensioen te gaan. Ter vergadering heeft adverteerder hieraan toegevoegd dat men “althans naar de huidige omstandigheden” op de pensioendatum meer pensioen ontvangt dan aan premie is betaald.

 

Gelet op het bovenstaande was naar het oordeel van de Commissie in het nogal absoluut geformuleerde antwoord op vraag 2 een nuancering op zijn plaats geweest, in die zin dat duidelijk was gemaakt dat het gestelde thans in elk geval geldt voor diegenen die op de gebruikelijke pensioenleeftijd van -op dit moment- 65 jaar met pensioen gaan.     

 

Door het ontbreken van bovenbedoelde nuancering acht de Commissie de uiting niet geheel juist en in zoverre in strijd met de waarheid als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

 

Ad 3.

De -negatief beantwoorde- vraag 3 (naar aanleiding van het vooroordeel “tweederde denkt dat wel 30 procent van de betaalde pensioenpremies opgaat salarissen, bonussen, en andere kosten”) luidt: “Gaat een groot deel van mijn pensioenpremie op aan kosten?”

 

Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat blijkens onderzoek van De Nederlandse Bank in 2006 het totaal van de bedrijfskosten bij pensioenfondsen gemiddeld 3,5% van de bruto premies behelst. Naar het oordeel van de Commissie heeft klager de juistheid van dit percentage onvoldoende weersproken. Dat er -zoals adverteerder ter vergadering heeft erkend- branches zijn met hogere kosten, betekent niet dat de mededeling betreffende “totale kosten” van “3,5 procent van de premies” onjuist is.

 

Klager heeft onder verwijzing naar informatie onder het kopje “Beloning bestuurders” in het jaarverslag van ABP van 2007 gesteld dat over dat jaar aan de heer Sluimers een gratificatie en een “long term incentive” oftewel -naar klager stelt- bonussen zijn toegekend en aan bestuursvoorzitter Brinkman een beloning.

Ter vergadering heeft adverteerder deze informatie desgevraagd aan de Commissie toegelicht. Daarbij is meegedeeld dat de heer Sluimers geen bestuurslid maar directeur was en dat de heer Brinkman geen bestuurslid maar onafhankelijk voorzitter was. Hoewel de tekst van voornoemd kopje in het jaarverslag doet vermoeden dat het gaat om bestuurders, ziet de Commissie geen aanleiding om de juistheid van de mededeling van adverteerder ter zitting, dat het geen bestuurders betreft, in twijfel te trekken.

Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat “het diep in de genen van het pensioenfonds zit” dat pensioenfondsbestuurders geen bonussen krijgen; zij krijgen slechts vacatiegeld, welk vacatiegeld iets hoger zal liggen indien wordt gewerkt met een onafhankelijke voorzitter. Daarnaast kunnen -naar adverteerder heeft meegedeeld- bonussen worden toegekend aan werknemers van een pensioenfonds en kunnen er bij  een uitvoeringsorganisatie waaraan het pensioenfonds werkzaamheden heeft uitbesteed of bij een bank waar het pensioenfonds een bankrekening heeft bonussen worden toegekend.  

 

De Commissie acht het voldoende aannemelijk dat geen bonussen worden toegekend  aan bestuursleden van pensioenfondsbesturen, maar acht de mededeling “Bonussen komen in pensioenfondsbesturen niet eens voor” voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk, nu daarbij geenszins wordt gewezen op de mogelijkheid dat een beloning wordt gegeven aan bijvoorbeeld “een onafhankelijk voorzitter” of “directeur”, niet zijnde een bestuurslid, die door de gemiddelde consument niet gemakkelijk van een bestuurslid valt te onderscheiden.

Gelet op bovengenoemde onduidelijkheid acht de Commissie de uiting niet geheel juist en in zoverre in strijd met de waarheid als bedoeld in artikel 2 NRC.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 5 april 2012

 

Op grond van het hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 2 en 3 acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

 

 

Het College van Beroep (12 juni 2012)

 

De grieven

Het College vat de grieven als volgt samen.

De gewraakte tekst wordt voorafgegaan door de zin “tijd om uit te leggen hoe het echt zit”. Door vervolgens te stellen dat er meer geld in kas is dan ooit, suggereert de Pensioenfederatie dat de consument alle relevante informatie heeft en dat er geen risico’s zijn. Het gevoel dat alles goed komt wordt versterkt door de zin dat “de verliezen eind 2010 meer dan goed zijn gemaakt”. De omstandigheden en de fei­te­lijke context zijn echter dat veel pensioenfondsen veel te weinig geld in kas heb­ben om hun nominale toezeggingen na te komen en uitkeringen te indexeren. De con­text dat er tekorten zijn die onherroepelijk leiden tot dramatische veranderingen, blijkt niet uit de uiting. Deze noemt geen risico’s en is daarom misleidend. Recente berekeningen tonen aan dat de waarde van het pensioen van jongeren tot 59% kan dalen. Dit is essentiële informatie voor jongere deelnemers. Immers, men heeft be­paalde verwachtingen van het pensioen en indien die verwachtingen met vele tien­tallen procenten kunnen dalen, is dat essentiële informatie die niet verborgen mag worden gehouden. Het is feitelijk juist dat de pensioenfondsen over meer mid­delen beschikken dan ooit. Voor de beoordeling van de financiële gezondheid van de pen­sioenfondsen zijn echter niet alleen de bezittingen relevant, maar ook de ver­plich­tingen. De politiek en De Nederlandsche Bank zijn van mening dat pen­sioen­fond­sen over de risico’s dienen te communiceren. Overigens hebben niet alle pen­sioen­fondsen meer geld in kas dan ooit. Het pensioenfonds van Unilever heeft zijn ver­mogen zien dalen. Bij sommige pensioenfondsen is de groei van het vermogen deels toe te schrijven aan de groei van het aantal deelnemers.

 

Het antwoord in appel

 

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. De Pensioenfederatie stelt dat de onder­havige website is bedoeld om de Ne­derlandse bevolking de kracht van het col­lec­tief geregelde Ne­derlandse pen­sioen­stelsel te tonen. De Pensioenfederatie betwist dat daarbij sprake is van misleiding.

Op het verweer zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

De mondelinge behandeling

 

PensioenOpStand doet het beroep nader toelichten aan de hand van een pleitnota. Daarbij deelt PensioenOpStand onder meer mee dat de bestreden tekst ook als af­zonderlijk persbericht is gepubliceerd en niet uitsluitend op de bestreden website.

De Pensioenfederatie doet haar standpunt eveneens nader toelichten.

 

Het oordeel van het College

 

1. Het College stelt voorop dat de klacht in eerste aanleg, voor zover in beroep aan  de orde, specifiek is gericht tegen de mededeling dat het vermogen van de pen­sioen­fondsen nu groter is dan in 2007. De Commissie heeft deze medede­ling te­recht in de con­text van de gehele uiting beoordeeld, te weten zoals deze op de web­site www.samenstajijsterk.nl is gepubli­ceerd. Nu de klacht in eerste aanleg geen betrekking had op een persbericht, zal het College de gewraakte mededeling uitsluitend in de context van genoemde website beoordelen en wel naar de in­houd daarvan zoals deze ten tijde van het indienen van de klacht werd gepubliceerd.

 

2. Ook in beroep staat vast dat de medede­ling dat het (volledige) ver­mo­gen van de Ne­derlandse pensioenfondsen nu groter is dan in 2007 overeenkomstig de waar­heid is. Pen­sioen­OpStand maakt te­gen deze tekst echter bezwaar omdat daar­van vol­gens haar de “gerust­stellende” suggestie uitgaat dat de bedrijfspensioenfondsen ook in de toe­komst vol­doende geld zullen heb­ben om hun nominale toezeggingen na te komen en de uit­ke­ringen te in­dexe­­ren, zodat geen reden lijkt voor bezorgd­heid met betrekking tot pensioen­aan­spra­ken die zijn ondergebracht bij bedrijfs­tak­pen­sioen­fondsen. PensioenOp­Stand stelt dat, ondanks de hoeveelheid geld die nu in kas is, sprake is van een reëel risico, nu uit re­cente berekenin­gen volgt dat de waar­de van het pen­sioen van jongeren tot 59% kan da­len en dat in de toekomst pen­sioe­nen mogelijk langdurig niet worden geïndexeerd en zelfs worden gekort.

 

3. De Pensioenfederatie erkent de door PensioenOpStand genoemde risico’s, maar stelt dat deze vol­doen­de uit de onderhavige website blijken. Deze website, die een initiatief is van de pensioenfondsen die zijn aan­gesloten bij de Vereniging van Be­drijfstakpen­sioen­fondsen, is echter, naar de Pen­sioen­federatie zelf stelt, vooral bedoeld “om de Ne­derlandse bevolking de kracht van het col­lec­tief gere­gel­de Ne­derlandse pen­sioen­stelsel te tonen”. Uit de website zelf blijkt dat deze infor­matie verschaft over de voor­delen van een be­drijfs­tak­pen­sioen­fonds en tevens bedoeld  is om “vooroordelen” met betrek­king tot pensioen­fondsen weg te ne­men. Toon en strek­king van de website is daarbij onmiskenbaar positief, zowel voor wat betreft de diensten van de Be­drijfstakpen­sioen­fondsen, als de financiële positie waarin die fondsen nu verkeren (in het bijzonder de hoeveelheid geld die nu in kas is).

 

4. Naar het oordeel van het College zal de in aanmerking komende gemid­del­de con­sument, in dit geval de gemiddelde deelnemer aan de betrokken pensioen­fondsen, de mededeling dat de pensioenfondsen meer geld hebben dan in 2007 in het licht van de gehele uiting in deze zin kunnen opvatten, dat die fondsen in staat zijn om ook in de toekomst hun nomi­nale toe­zeggingen na te komen en de pensioenuitke­ringen te indexeren. Het ligt immers voor de hand een direct verband te veron­der­stellen tus­sen de hoeveel­heid geld in kas en de mogelijkheid voor bedrijfstak­pen­sioen­fond­sen aan lopende en toe­komstige financiële verplich­tingen te kunnen vol­doen. Deze boodschap wordt onvoldoende genuanceerd door verwijzing op de website naar mogelijke tekorten en risico’s. Deze verwij­zin­gen zijn, uitgaande van de tekst die ten tijde van het indienen van de klacht blijkbaar op de website stond, der­mate onop­vallend in de context van de gehele website, dat de gemiddelde deel­nemer deze te­korten en risico’s hetzij onvol­doen­de zal onderkennen, hetzij zal menen dat geen reëel gevaar bestaat dat deze zich zullen verwezenlijken.

 

5. Aldus zal de ge­middelde deelnemer die de uiting ziet kunnen menen dat de pen­sioen­fondsen ook in de toekomst voldoende geld zullen heb­ben om hun nomi­na­le toezeggingen na te komen en uitkeringen te in­dexe­ren. Dat met enige regel­maat in het nieuws komt dat sprake is van een zorge­lijke situatie met betrekking tot de pen­sioenen, doet daaraan niet af. De consu­ment die op grond van nieuwsberichten bezorgd is om zijn pensioen en om die reden de website bezoekt, kan op basis van de mede­de­lingen “tijd om uit te leggen hoe het echt zit” en “Pen­sioen­sector gaat strijd aan met vooroordelen” menen dat sprake is van een voor­oordeel althans me­nen dat de risico’s niet van toepassing zijn op pen­sioen­aanspraken die zijn onder­gebracht bij een Bedrijfstakpensioenfonds. In dit kader is ook nog van belang dat de website qua presen­tatie en strekking het karak­ter lijkt te hebben van feitelijke voor­lichting, het­geen meebrengt dat de consument eerder dan bij een “ge­wo­ne” aan­prij­zing van een product of dienst, erop zal vertrouwen dat de aangeboden informa­tie volledig is.

 

6. PensioenOpStand heeft onweersproken gesteld dat de informatie over de tekorten en de mogelijke risico’s voor de deelnemers aan de betrokken pensioenfondsen be­langrijke infor­ma­tie is. Dit geldt zeker voor jongere deelnemers, nu hun pensioenen in de toekomst mogelijk aanzienlijk lager worden dan nu het geval is. Nu de infor­ma­­tie over de tekorten en de mogelijke risi­co’s naar het oordeel van het College onvoldoende uit de gewraakte tekst en de overige inhoud van de website blijkt, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Ne­der­landse Reclame Code (NRC). Dit kan ge­­volgen hebben voor het eco­­nomische gedrag van de gemiddelde deelne­mer. Deze kan immers op grond van de uiting afzien van het nemen van maatrege­len om eventuele risico’s met be­trekking tot zijn pensioenaanspraken te ondervangen, wel­ke maatre­ge­len hij moge­lijk wel zou heb­ben genomen in­dien hij juist en volledig over die risico’s zou zijn geïnfor­meerd.

 

7. Op grond van het voorgaande is de uiting zoals deze ten tijde van het indienen van de klacht werd gepubliceerd misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Derhalve dient, in afwijking van hetgeen de Commissie heeft geoordeeld, te worden beslist als volgt.

 

De beslissing

 

Vernietigt de beslissing van de Commissie, voor zover in beroep aan de orde.

Het College acht de bestreden reclame-uiting op grond van het voorgaande in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC, voor zover het gaat om de informa­tie in verband met de vraag “Hebben pensioenfondsen nu minder geld dan voor de crisis?” en de context waarin deze informatie ten tijde van het indienen van de klacht werd ge­pu­bliceerd.

Het College beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken