De bestreden reclame-uiting
Het betreft de website van adverteerder voor zover hierop staat: “Een dashcam is een (compacte) videocamera die je boven het dashboard op de voorruit of eventueel de achterruit van je auto kunt monteren. Deze filmt je volledige rit. Dit kan erg handig zijn als je bijvoorbeeld een aanrijding of ongeluk krijgt. Dashcamera video’s worden door politie, verzekeringsmaatschappijen en rechtbanken geaccepteerd als bewijs. In sommige landen is het zelfs al verplicht om er 1 te hebben! De video’s die de camera maakt kunnen als bewijslast dienen wanneer je je onschuld wilt bewijzen bij bijvoorbeeld een ongeval. Je beschermt hiermee jezelf en je auto! Op dit moment maken zo’n 100.000 Nederlanders gebruik van een dashcam in hun voertuig, en de verwachting is dat dit aantal het komende jaar nog explosief zal gaan stijgen. En dat is dus zeker niet voor niets!”
De klacht
Klager stelt dat in de uiting ten onrechte wordt gesteld dat de camera in sommige landen verplicht is. Volgens klager is deze mededeling onjuist, omdat in veel landen in Europa het juist is af te raden om de camera te gebruiken. In diverse landen is de camera zelfs verboden en wordt het gebruik daarvan met de oplegging van een boete bestraft, die kan oplopen tot € 10.000,00. Ook kunnen mensen die zijn gefilmd de gebruiker van de camera aansprakelijk stellen als deze de beelden publiceert wegens de aantasting van hun privacy. Op meerdere websites wordt gewaarschuwd dat gebruikers in de problemen kunnen komen door het gebruik van een dashcam, aldus klager. Klager heeft in dit verband verwezen naar een tekst die te vinden is op de website van de ANWB (www.anwb.nl/vakantieieuws/2014/ januari/dashcams-verboden-in-oostenrijk-en-portugal). In die publicatie wordt ervoor gewaarschuwd dat in landen als Oostenrijk, Luxemburg en Portugal, het opnemen van beelden met dashboardcamera’s in de auto is verboden. Klager meent dat het niet juist is dat adverteerder reclame maakt voor een dashcam en het daarbij doet voorkomen dat deze in veel landen verplicht is gesteld, zonder in de uiting te vermelden dat in sommige landen het gebruik van een dashcam juist is verboden.
Het verweer
Hoewel adverteerder zich er niet van bewust is in strijd te hebben gehandeld met enige wet- of regelgeving, heeft zij de advertentie inmiddels verwijderd van haar website. Volgens adverteerder beveelt de politie het gebruik van een dashcam juist aan. Dat blijkt uit een artikel dat is verschenen op de website van de Telegraaf (www.telegraaf.nl/binneland/ 24130342/-Politie_juicht_dashcam_toe). Adverteerder heeft evenwel toegezegd haar beleid met betrekking tot het plaatsen van dergelijke advertenties op haar website te zullen aanscherpen indien daartoe aanleiding is.
Het oordeel van de voorzitter
1) Adverteerder heeft niet weersproken dat in ieder geval in een aantal (kennelijk Europese) landen het gebruik van de dashcam is verboden, terwijl zij haar stelling dat in sommige (kennelijk Europese) landen het gebruik ervan al verplicht is gesteld in het geheel niet aannemelijk heeft gemaakt. Nu de uiting zich mede richt tot weggebruikers die voor hun beroep of privé de landsgrenzen overschrijden, wordt naar het oordeel van de voorzitter door de enkele mededeling dat het gebruik in sommige landen al verplicht is een onjuiste indruk gewekt. Hierdoor kan immers bij de gemiddelde consument ten onrechte de indruk ontstaan dat men in het buitenland altijd zonder problemen gebruik kan, en soms zelfs moet maken van een dashcam.
2) Op grond van het voorgaande oordeelt de voorzitter dat in de uiting onjuiste informatie wordt gegeven met betrekking tot de gebruiksmogelijkheden van de dashcam. De gemiddelde consument kan hierdoor ertoe gebracht worden een besluit te nemen over een transactie, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend in de zin van artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3) Nu adverteerder de uiting inmiddels heeft verwijderd en uit haar houding volgt dat zij deze beslissing zal navolgen, zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.