De procedure
Klager heeft op 7 maart 2012 door middel van het online klachtenformulier bezwaar gemaakt tegen een reclame-uiting van adverteerder.
De voorzitter van de Reclame Code Commissie heeft besloten ambtshalve te beoordelen of zich de situatie voordoet als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub b van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van beroep (het Reglement).
De beoordeling
Het is de voorzitter ambtshalve bekend dat in verband met een eerdere klacht die was ingediend door “De Vastelastenbond” met klager contact is geweest over het betalen van klachtengeld door deze instantie (Ref. BB2012/04).
Naar het oordeel van de voorzitter is deze instantie gericht op het behalen van bepaalde voordelen voor haar leden en onderhandelt zij kennelijk daartoe met bedrijven. Deze activiteiten concurreren rechtstreeks met die van United Consumers waartegen de eerdere klacht was ingediend. Die eerdere klacht betrof de uitingen over de zogenaamde “stapelkorting”. De in deze procedure door klager ingediende klacht betreft eveneens uitingen over die korting.
Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit het voorgaande dat er een verband bestaat tussen de door de “De Vastelastenbond” ingediende klacht en de door klager ingediende klacht. Daar komt bij dat uit de website van “De Vastelastenbond” blijkt dat klager de oprichter van deze organisatie is. Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat klager de klacht indient in het belang van de uitoefening van een bedrijf of beroep dan wel in een commercieel belang van een organisatie, zonder dat dit uit de klacht blijkt. De voorzitter beslist dat het bepaalde in artikel 28 lid 2 van het Reglement van toepassing is.
De beslissing van de voorzitter
Bepaalt dat klager klachtengeld verschuldigd is. Het klachtengeld dient binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing in het bezit te zijn van de Stichting Reclame Code.