De bestreden reclame-uitingen
Het betreft:
1) een (onder meer) in de gemeenten Nunspeet, Wijchen en Gemert-Bakel verspreide flyer van de Vastelastenbond. In het gedeelte van de flyer dat is overgelegd staat onder meer:
“Kan mijn WOZ-waarde ook verhoogd worden door een bezwaar?
Nee, als u een verlaging aanvraagt kan de waarde van dat belastingjaar niet verhoogd worden. Een bezwaar heeft dus geen invloed op de waarde van dat belastingjaar. Ook niet in het daaropvolgende jaar. Sterker nog: U zal het jaar daarop weer bezwaar moeten maken, omdat de gemeente weer dezelfde berekening gebruikt.”
Onderaan de flyer staat:
“De Vastelastenbond biedt in samenwerking met Previcus Vastgoed een gratis WOZ-waarde Check aan. Kijk op www.wozwaardecheck.nl voor meer informatie. Of bel voor advies naar (040) 720 02 00. Het lidmaatschap van de Vastelastenbond is uiteraard ook gratis.
Wat wordt er met uw gegevens gedaan?
Voor de WOZ-waarde Check worden de gegevens doorgegeven aan Previcus Vastgoed, een partner van de Vastelastenbond. Previcus bewaart uw gegevens om uw bezwaar in te dienen en met u te communiceren over de voortgang van het proces. Als het dossier gesloten is, ontvangt u geen correspondentie meer van Previcus. (…)”
2) een geadresseerde brief van de Vastelastenbond met als onderwerp: ”Gemeenten de fout in met WOZ-waarde”. In de brief staat onder meer:
“Bij 8 van de 10 beschikkingen schat [naam gemeente Laarbeek of Uden] de WOZ-waarde verkeerd in. De kans is daardoor groot dat u te veel aan gemeentelijke belastingen betaalt.
Teken bezwaar aan tegen de ingeschatte WOZ-waarde (…)
Vraag vandaag nog de WOZ-check aan via www.wozwaardecheck.nl of scan de QR code!
(…)
v Slagingskans tot 89%
v In het slechtste geval blijft uw situatie gelijk
v In het beste geval betaalt u € 1500,- minder aan belastingen. (…)
Kan mijn WOZ-waarde ook verhoogd worden door een bezwaar?
Nee, als u een verlaging aanvraagt kan de waarde van dat belastingjaar niet verhoogd worden. Een bezwaar heeft dus geen invloed op de waarde van dat belastingjaar. Ook niet in het daaropvolgende jaar. Sterker nog: U zal het jaar daarop weer bezwaar moeten maken, omdat de gemeente weer dezelfde berekening gebruikt. (…)
De Vastelastenbond biedt in samenwerking met Previcus Vastgoed een gratis WOZ-waarde Check aan. Kijk op www.wozwaardecheck.nl voor meer informatie. Of bel voor advies naar (040) 720 02 00. Het lidmaatschap van de Vastelastenbond is uiteraard ook gratis.
Wat wordt er met uw gegevens gedaan?
Voor de WOZ-waarde Check worden de gegevens doorgegeven aan Previcus Vastgoed, een partner van de Vastelastenbond. Previcus bewaart uw gegevens om uw bezwaar in te dienen en met u te communiceren over de voortgang van het proces. Als het dossier gesloten is, ontvangt u geen correspondentie meer van Previcus. (…)”
Samenvatting van de ingediende klacht
De uitingen doen geloven dat adverteerder zich opwerpt voor ‘de burger’. Het is echter een geraffineerde commerciële machine die zich op het verdienmodel van de WOZ-bezwaren stort. Indien men de ‘check’ laat uitvoeren op de website van adverteerder, dient men via ‘Previcus vastgoed’ bezwaar in. Burgers hebben dit niet in de gaten, nu zij niet naar beneden scrollen of de machtiging goed lezen. De reclame kost een gemeente tienduizenden euro’s. Deze kosten worden op de burger verhaald via de OZB-belasting. De kosten voor bijvoorbeeld de Belastingsamenwerking Oost-Brabant zijn begroot op € 50.000,-. Het samenwerkingsverband overweegt de kosten in een civiele procedure op adverteerder te verhalen. Klager stelt verder dat adverteerder ten behoeve van de verspreiding van de brief persoonsgegevens in bulk inkoopt bij een commerciële partij en die gegevens vervolgens verkoopt aan partner Previcus om reclame te maken. Hiertegen is een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens met het verzoek een vergelijkbare boete op te leggen als aan de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB).
Vorig jaar heeft de Commissie al geoordeeld dat de reclame ongeoorloofd is. Adverteerder negeert deze uitspraak. Om die reden en omdat de uitingen financieel en politiek zeer schadelijk zijn, verzoekt klager de Commissie een boete gecombineerd met een dwangsom op te laten leggen via een melding bij de Autoriteit Consument & Markt (ACM).
Meer concreet stelt klager over de misleiding het volgende:
1) Klager verwijst naar de beslissing in dossier 2019/00216. In strijd met die beslissing wordt in de uitingen opnieuw beweerd dat na bezwaar de WOZ-waarde in de opvolgende jaren niet kan worden verhoogd. De WOZ-waarde moet volgens de wet gelijkgesteld worden aan de marktwaarde. Elke gemeente van Nederland zal, indien daar aanleiding voor is, de WOZ-waarde in het volgende jaar verhogen.
2) In de brief, die onder meer is verzonden aan inwoners van de gemeenten Uden en aarbeek, wordt gesteld dat deze gemeenten 8 van de 10 WOZ-waarden verkeerd hebben vastgesteld. Dit is onwaar, zoals blijkt uit cijfers van de waarderingskamer, waarnaar klager verwijst door middel van een link. In Uden is in 2019 de waarde van circa 1% van het totaal aantal objecten naar aanleiding van bezwaar aangepast. Voor Laarbeek was dat ongeveer 1,5 %. Vorig jaar heeft adverteerder exact dezelfde uiting verstuurd aan inwoners van andere gemeenten. Adverteerder heeft volgens de Commissie de burger daardoor misleid (dossier 2019/00216). Klager verwijst naar de constatering van de Commissie dat adverteerder heeft erkend niet te kunnen onderbouwen dat het genoemde aantal van “8 op de 10 beschikkingen” waarin de WOZ-waarde te hoog zou zijn ingeschat juist is.
3) Het in de brief genoemde slagingspercentage van 89% is onjuist. Klager heeft een gebied ter grootte van 1 miljoen woningen bevraagd over het slagingspercentage van adverteerder.
Dit komt niet in de buurt van 89 %. Klager verwijst verder naar de beslissing in dossier 2019/00216 waarin is geoordeeld dat de mededeling “Slagingskans van 89%” onjuiste informatie betreft als bedoeld in artikel 8.2 aanhef NRC, nu de gemiddelde consument deze bewering zal betrekken op de slagingskans die het indienen van een bezwaarschrift in zijn gemeente heeft. De brief is immers gericht aan inwoners van die gemeente.
4) Ook voor wat betreft de mededeling in de brief dat men in het beste geval € 1.500,- minder belasting betaalt, verwijst klager naar eerdergenoemde beslissing van de Commissie. Daarin is geoordeeld dat adverteerder een te rooskleurig beeld schetst van de te verwachten belastingverlaging als gevolg van een gegrond bezwaar tegen de WOZ-waarde, waardoor sprake is van onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC.
Samenvatting van het verweer
Het is adverteerder niet duidelijk in welke hoedanigheid klager de klacht heeft ingediend en wiens of welk belang hij behartigt.
Met betrekking tot het antwoord op de vraag “Kan mijn WOZ-waarde ook verhoogd worden door een bezwaar?”, stelt adverteerder dat het weergegeven antwoord hierop juist is. In het bestuursrecht is als uitgangspunt opgenomen dat een belanghebbende nooit in een slechtere positie gebracht kan worden door het maken van bezwaar. Een gemeente mag de WOZ-waarde van dit belastingjaar dus niet verhogen indien een burger hier niet om vraagt. Dit is volgens adverteerder simpelweg een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Ook het daaropvolgende jaar kan de WOZ-waarde niet verhoogd worden als gevolg van het (in het voorafgaande jaar) ingediende bezwaar. Wel is het mogelijk dat een gemeente in een jaar daarna een nieuwe waarde vaststelt (los van het ingediende bezwaar). In dat geval kan de betreffende bewoner weer een nieuw bezwaar indienen als hij het met die nieuwe waarde niet eens is.
Met betrekking tot het bezwaar tegen de mededeling “Bij 8 van de 10 beschikkingen schat de Gemeente Laarbeek de WOZ-waarde verkeerd in” stelt adverteerder dat zij de uiting heeft verstuurd in overleg met Previcus Vastgoed, die ruime ervaring heeft met het indienen van bezwaren tegen de door gemeenten vastgestelde WOZ-waarden. Previcus heeft waargenomen dat 95% van de waarden onjuist wordt vastgesteld. In de uiting staat niet dat in 80% van de gevallen de waarde “te hoog” wordt vastgesteld, maar “verkeerd”, hetgeen ook “te laag” kan betekenen. Gemeenten hebben de onmogelijke taak om 7,8 miljoen woningen jaarlijks te taxeren. Het is financieel niet mogelijk om elk jaar per woning een maatwerktaxatie uit te voeren zoals bij de verkoop van een woning. Om een inschatting te maken van de waarde werken gemeenten met computermodellen. Hierbij neemt de gemeente de individuele eigenschappen van een huis niet in beschouwing maar stelt zij de waarde vast op basis van algemene kenmerken (buitenaanzicht, buurt, ligging) en woningen in de omgeving die in het voorgaande jaar zijn verkocht. Gezien de ervaringen en observaties van Previcus als gespecialiseerd en deskundig bedrijf, stelt adverteerder dat de – conservatieve – aanname dat minstens 8 van de 10 waarden onjuist zijn vastgesteld, correct is. Het publiek wordt hierdoor dan ook niet misleid.
Klager maakt nog melding van de zin “In het beste geval betaalt u € 1.500 euro minder aan belastingen”. Adverteerder gaat ervan uit dat dit niet als separate klacht is bedoeld.
De mondelinge behandeling
Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager bevestigd dat de uitgebreide klacht van 3 maart 2020 als uitgangspunt moet worden genomen. Klager geeft aan grote moeite te hebben met de onjuistheden die in de uitingen worden verkondigd. Klager heeft zijn standpunt -in overeenstemming met de ingediende klacht- nader toegelicht. Deze toelichting is, voor zover van belang, opgenomen in het oordeel van de Commissie
Het oordeel van de Commissie
1) Voor zover adverteerder stelt dat niet duidelijk is in welke hoedanigheid en met welk belang klager de klacht heeft ingediend, merkt de Commissie op dat klager de eerste klacht namens “Belastingsamenwerking Oost Brabant” heeft ingediend en de tweede klacht als particulier. In beide gevallen ziet de Commissie, in het kader van de vraag of klachtengeld is verschuldigd, geen aanleiding om te oordelen dat de klacht is ingediend in het belang van een beroep of bedrijf. Belastingsamenwerking Oost Brabant is een samenwerkingsverband tussen overheden en geen commerciële organisatie. Welk belang klager met de klacht nastreeft is voor deze procedure verder niet relevant, nu het in Nederland een ieder vrijstaat een klacht over een reclame-uiting in te dienen.
2) Voor zover klager stelt dat uit de bestreden uitingen niet duidelijk blijkt dat deze een commercieel doel dienen en dat men via een derde, Previcus, bezwaar indient, oordeelt de Commissie dat de uitingen als geheel voldoende duidelijk maken dat deze zijn bedoeld als uitnodiging om bezwaar te maken tegen de WOZ-beschikking, waarbij adverteerder samenwerkt met Previcus. Dat klager bezwaar heeft tegen het daaraan ten grondslag liggende verdienmodel wegens de politieke en maatschappelijke kosten die dit veroorzaakt, kan niet tot het oordeel leiden dat de reclame ongeoorloofd is. Het is immers op zichzelf genomen niet verboden voor een dienst als de onderhavige reclame te maken. Of adverteerder daarbij handelt in overeenstemming met de Algemene Verordening Gegevensbescherming, is onderwerp van een afzonderlijke procedure bij de Autoriteit Persoonsgegevens en niet van deze procedure, waarin uitsluitend beoordeeld zal worden of sprake is van misleidende reclame.
3) De klacht is in de eerste plaats gericht tegen de mededeling in de uitingen dat een bezwaar geen invloed heeft op de WOZ-waarde van dat belastingjaar én het daaropvolgende jaar. Adverteerder verwijst in zijn verweer naar een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De Commissie neemt nota van het verweer dat blijkbaar is gebaseerd op het verbod van ‘reformatio in peius’, waarbij een bezwaarmaker in beginsel niet in een nadeligere positie mag worden gebracht. Eerder, in dossier 2019/00216, heeft de Commissie beslist dat de mededeling dat een bezwaar geen invloed heeft op de WOZ-waarde van dat belastingjaar en dat ook geldt voor het daaropvolgende jaar, onvolledig is en daarom als onjuiste informatie in de zin van de aanhef van artikel 8.2 NRC moet worden beschouwd, nu de gemeente Winterswijk in die zaak had medegedeeld het daaropvolgende jaar uit te gaan van de in het voorgaande jaar in de bezwaarprocedure vastgestelde hogere WOZ-waarde.. Net als in de eerdere beslissing, kan ook in deze procedure niet worden vastgesteld of deze handelwijze juist is, dat wil zeggen in overeenstemming is met de betreffende wet- en regelgeving. Vooralsnog is echter niet komen vast te staan dat deze handelwijze in het bestuursrecht onjuist wordt geacht. Het had, gelet op het eerdere oordeel van de Commissie in dossier 2019/00216 en de gemotiveerde stelling van klager dat elke gemeente, indien daartoe aanleiding is, de WOZ-waarde in het volgende jaar zal verhogen omdat dit de marktwaarde is, op de weg van adverteerder gelegen om aan te tonen dat een dergelijke handelwijze in strijd is met het bestuursrecht of dat de gemeenten waarin de flyer is uitgedeeld nimmer deze handelwijze zouden toepassen. Immers alleen in die situatie zou de gewraakte informatie over het volgende belastingjaar juist zijn geweest. Nu adverteerder dit niet heeft aangetoond, dienen de uitingen op dit punt onjuist te worden geacht wegens de absolute strekking van de bestreden mededeling. Deze sluit immers een verhoging van de WOZ-waarde in het volgende jaar op grond van het oordeel op het bezwaar zonder meer uit. In zoverre bevatten de uitingen onjuiste informatie in de zin van artikel 8.2 aanhef Nederlandse Reclame Code (NRC).
4) In de brief, die onder meer is verzonden aan inwoners van de gemeenten Uden en Laarbeek, wordt gesteld dat deze gemeenten 8 van de 10 WOZ-waarden verkeerd hebben vastgesteld. Klager heeft de juistheid van deze mededeling gemotiveerd betwist en daarbij een bron (een link naar informatie van de waarderingskamer) genoemd ter staving van de betwisting. Adverteerder heeft in reactie daarop volstaan met de verwijzing naar de “ruime ervaring” van Previcus. Zij stelt dat blijkens de ervaring van Previcus 95% van de WOZ-waarden in Nederland onjuist wordt vastgesteld. Daarmee heeft adverteerder tegenover de gemotiveerde betwisting door klager de juistheid van de hier bedoelde mededeling in het geheel niet aannemelijk gemaakt. Gelet op de stelligheid van die mededeling had het op haar weg gelegen om aan de hand van concrete gegevens te onderbouwen dat genoemde gemeenten inderdaad, zoals uit de uiting volgt, in 80% van de gevallen de WOZ-waarde onjuist vaststellen. Dat kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de wijze waarop de gemeenten de waarde vaststellen, rechtvaardigt niet dat adverteerder in de uiting zonder voorbehoud stelt dat de betrokken gemeenten 8 van de 10 WOZ-waarden onjuist vaststellen. De brief is om die reden in strijd met artikel 8.2 aanhef NRC.
5) Het in de brief genoemde slagingspercentage van 89%, dat klager gemotiveerd heeft betwist, is eveneens niet aannemelijk gemaakt. Dit percentage kan op geen enkele wijze worden geverifieerd, hoewel het noemen van een dergelijk percentage suggereert dat het een resultaat weergeeft dat is berekend op basis van feitelijke gegevens. Daarbij merkt de Commissie op dat de gemiddelde consument deze bewering zal betrekken op de slagingskans die het indienen van een bezwaarschrift heeft in zijn gemeente, nu de brief is gericht aan inwoners van die gemeente. Blijkbaar is het genoemde slagingspercentage, wat daarvan verder ook moge zijn, niet op de in de brief genoemde gemeente afgestemd. Ook in zoverre is daarom sprake van onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC.
6) Voor wat betreft de mededeling in de brief dat men in het beste geval € 1.500,- minder aan belastingen betaalt, verwijst klager naar eerdergenoemde beslissing van de Commissie. Daarin is geoordeeld dat adverteerder een te rooskleurig beeld schetst van de te verwachten belastingverlaging bij een gegrond bezwaar, waardoor sprake is van onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef NRC. Uit de opbouw van de klacht blijkt duidelijk dat de klacht ook tegen de hier bedoelde mededeling is gericht. Nu adverteerder blijkbaar nog steeds niet in staat is de juistheid van deze mededeling aannemelijk te maken, oordeelt de Commissie ook op dit punt overeenkomstig de Commissie in dossier 2019/00216, zoals hiervoor weergegeven.
7) Door de onjuiste informatie als bedoeld onder 3), 4), 5) en 6) kan de gemiddelde consument ertoe gebracht worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Hierdoor zijn de uitingen op de genoemde onderdelen oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Daaruit volgt dat klager terecht stelt dat adverteerder in zoverre geen of onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de aanbeveling in dossier 2019/00216. Het is de Commissie ambtshalve bekend dat adverteerder zich niet aan die beslissing wil conformeren en daarom op de zogenaamde ‘non-compliant’ lijst van de Stichting Reclame Code staat. Het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep voorziet niet in de mogelijkheid een melding te doen bij de ACM, zoals klager wenst, zodat dit niet als afzonderlijke maatregel kan worden bepaald. Wel zal, nu adverteerder weigert gevolg te geven aan de eerdere aanbeveling en de misleiding die hiervan het gevolg is voortduurt, het secretariaat van de Stichting Reclame Code worden verzocht deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen (een zogenaamd ‘alert’).
Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing van de Commissie
Op grond van hetgeen hiervoor onder 3), 4), 5) en 6) is vermeld heeft adverteerder gehandeld in strijd met artikel 7 NRC. De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken en verzoekt het secretariaat van de Stichting Reclame Code deze uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen.
Ten aanzien van hetgeen onder 2) is vermeld wordt de klacht afgewezen.