De bestreden reclame-uiting
Het betreft de advertentie die op 20 december 2008 heeft gestaan in NRC Handelsblad. De advertentie opent met de vragen “Is de premie voor de basisverzekering bij uw zorgverzekeraar ook verlaagd?” en “Nee?”.
Daaronder wordt gesteld dat men bij adverteerder “dezelfde lage premie” krijgt, ook al doet adverteerder niet “mee aan de collectiviteitenkolder”.
Geheel onderaan de advertentie staat “DSW Zorgverzekeraar. Goedkoper kan niet, duurder hoeft niet”.
De klacht
Adverteerder beweert zonder collectiviteitenkorting de laagste premie te hebben en vergelijkt zijn eigen premie met de brutopremie van andere zorgverzekeraars, terwijl de premie met collectiviteitenkorting veel lager is. Adverteerder heeft daardoor niet de laagste premie. Zo bedraagt de premie die adverteerder, aldus de advertentie, voor de zorgverzekering in rekening brengt € 1053,-, terwijl klager bij OHRA, gebruik makend van een collectiviteitenkorting, €1016,- betaalt. Anders dan adverteerder stelt, leidt de collectiviteitenkorting dus wel tot een lagere premie.
Het verweer
Niet wordt gesteld dat adverteerder de laagste premie heeft. Gesproken wordt over een lage premie, hetgeen, naar blijkt uit het in de advertentie opgenomen vergelijkend overzicht, juist is. Het is derhalve niet misleidend te stellen dat men bij adverteerder altijd een lage premie krijgt.
Het oordeel van de Commissie
De uiting is aan te merken als een vergelijkende reclame aangezien adverteerder daarin de premie van zijn eigen zorgverzekering vergelijkt met de premie die andere zorgverzekeraars voor een zorgverzekering in rekening brengen. Vergelijkende reclame is geoorloofd, mits deze voldoet aan de voorwaarden waaraan vergelijkende reclame ingevolge artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) dient te voldoen. In de onderhavige advertentie is daaraan niet voldaan aangezien van een objectieve wijze van vergelijken van de premie geen sprake is.
Klager heeft onweersproken gesteld dat adverteerder de eigen premie vergelijkt met onder meer de premie die door OHRA in rekening wordt gebracht voordat daarop de collectiviteitenkorting in mindering is gebracht. Gelet hierop is van een objectieve wijze van vergelijken als bedoeld in artikel 13 aanhef en onder c van de NRC geen sprake.
Voorts stelt adverteerder ten aanzien van de bij hem af te sluiten zorgverzekering ten onrechte: “Goedkoper kan niet, duurder hoeft niet”. Zoals immers hierboven is overwogen is, althans bij OHRA, de premie die men voor een zorgverzekering moet betalen lager dan de premie die adverteerder aan verzekerden in rekening brengt. Nu adverteerder blijkens het vorengaande onjuiste informatie heeft verstrekt over het bestaan van een specifiek voordeel als bedoeld onder d van artikel 8.2 NRC en de Commissie van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC alsmede in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.
De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code alsmede met artikel 13 aanhef en onder a en c van de Nederlandse Reclame Code.
Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
College van Beroep:
De grieven
Deze kunnen als volgt worden samengevat.
I.
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat er in de gewraakte advertentie geen sprake is van een objectieve wijze van vergelijken als bedoeld in artikel 13 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Kennelijk bedoelt de Commissie dat de DSW-premie niet vergeleken mag worden met bijvoorbeeld de premie van OHRA, omdat in de premie van OHRA de collectiviteitenkorting nog niet is verwerkt ofwel dat de premies niet vergelijkbaar zijn, omdat een netto premie wordt vergeleken met een bruto premie.
Die vaststelling berust op een misvatting. Het is in de zorgverzekeringsbranche gebruikelijk om bruto premies te publiceren ter vergelijking met premies van andere zorgverzekeraars. In dit verband verwijst DSW naar drie bij het beroepschrift overgelegde bijlagen, waaronder een afdruk van www.independer.nl. Het betreft publicaties waarin uitsluitend bruto premies worden vergeleken, omdat zorgverzekeraars hun netto premies om hen moverende redenen niet naar buiten brengen.
Aangezien DSW, wat betreft de basisverzekering, geen korting geeft aan collectiviteiten, is bij DSW bruto gelijk aan netto. In de advertentie staat ook dat DSW die korting niet geeft en is vermeld dat andere zorgverzekeraars hun premie eerst verhogen om vervolgens korting te geven.
DSW concludeert dat nu de branche bruto premies publiceert en de “bruto” premie van DSW tevens “netto” is, er wel degelijk op objectieve wijze wordt vergeleken.
II.
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat in de advertentie ten onrechte wordt gesteld: “Goedkoper kan niet, duurder hoeft niet” en dat aldus onjuiste informatie wordt gegeven over een specifiek prijsvoordeel als bedoeld in artikel 8.2 onder d NRC.
Los van de premievergelijking legt DSW in de advertentie uit dat het al jaren haar beleid is om haar premie basisverzekering nét kostendekkend te calculeren. In dat verband dient de slogan “Goedkoper kan niet, duurder hoeft niet” te worden gezien. De slogan is niet voor de gewraakte advertentie bedacht, maar wordt ook in andere reclame van DSW gebruikt.
Overigens heeft geïntimeerde zich in zijn klacht niet over deze slogan uitgelaten.
De mondelinge behandeling
Mr. Hoogenboezem heeft het standpunt van DSW nader toegelicht.
Het oordeel van het College
Ten aanzien van de verschillende grieven overweegt het College het volgende.
Ad I.
In de gewraakte advertentie, die moet worden aangemerkt als vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC, wordt de jaarpremie van een basisverzekering bij DSW vergeleken met de jaarpremies van basisverzekeringen bij diverse andere zorgverzekeraars.
Naar uit het beroepschrift valt op te maken, betreft de premie van DSW een netto premie die tevens bruto is, terwijl de overige premies bruto premies zijn, in die zin dat op die premies nog collectiviteitenkorting in mindering zal kunnen worden gebracht. Uit de advertentie valt niet, althans niet voldoende duidelijk op te maken dat deze korting nog niet in de vermelde premies van de andere zorgverzekeraars is verwerkt. Gelet daarop acht het College de advertentie voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 onder d en is het College van oordeel dat de advertentie de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Gezien het bovenstaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Nu de advertentie misleidend is in de zin van de NRC, is deze vergelijkende reclame tevens in strijd met artikel 13 onder a NRC. Bovendien kan -nu onvoldoende duidelijkheid wordt gegeven omtrent de prijs- niet worden geoordeeld dat de prijs op objectieve wijze wordt vergeleken als bedoeld in artikel 13 onder c NRC.
Aan bovenstaand oordeel doet niet af dat het in de zorgverzekeringsbranche gebruikelijk zou zijn om bruto premies te publiceren ter vergelijking met premies van andere zorgverzekeraars. Het College acht het niet, althans onvoldoende aannemelijk dat de gemiddelde consument van dit gebruik op de hoogte zou zijn.
Ad II.
Juist is dat de klacht geen betrekking heeft op de onderaan de advertentie staande tekst: “Goedkoper kan niet, duurder hoeft niet”. In zoverre treft deze grief doel.
Echter, naar het oordeel van het College versterkt voornoemde tekst in de onderhavige advertentie wel bovengenoemde onduidelijkheid wat betreft de prijs van een basisverzekering bij DSW, vergeleken met de prijzen van basisverzekeringen bij andere zorgverzekeraars. Dat het hier een slogan betreft, die ook in andere reclame van DSW wordt gebruikt, en die -naar DSW heeft gesteld- geen betrekking heeft op de premievergelijking in de gewraakte advertentie, maar specifiek geldt voor de door DSW gehanteerde premies, acht het College voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie, met wijziging van gronden.