De bestreden reclame-uiting
Het betreft de volgende onderdelen van en mededelingen op adverteerders website
www.vrcrijopleidingen.nl:
1) de mededeling “Omdat we niet met duur personeel werken kunnen we lagere tarieven bieden. En dat merkt de consument!” op de homepage;
2) de via een link op de homepage te bereiken beschrijving en tariefsvermelding van de “drie voorbeelden” (door partijen aangeduid als pakket 1, pakket 2 en pakket 3), die staan onder de aanhef “Wat kost een rijbewijs halen nu echt?”
3) de onder het tabblad “auto” aan te klikken “Prijsvergelijking” van het door VRC berekende uurtarief met het uurtarief van enkele “bekende grote rijscholen”, waaronder Bruinsma;
4) de onder deze prijsvergelijking staande mededeling “Bruinsma Utrecht werkt met loondienst-instructeurs, waardoor er veel meer kosten zijn dan bij zelfstandige rijschoolhouders”;
5) de onder het tabblad “auto” staande mededeling “Omdat al onze instructeurs zelfstandig ondernemer zijn, is hun servicelevel van het hoogste niveau. Zo werken ze aan een optimale klanttevredenheid. Dit is iets anders dan een loondienst-instructeur die (vaak zonder optimale inzet) toch wel salaris krijgt”.
De klacht
De klacht wordt als volgt samengevat.
a) De vergelijking van de door VRC en andere rijscholen gehanteerde uurtarieven bevat onjuistheden. Voor Bruinsma wordt een uurtarief van € 45,- genoemd, terwijl het werkelijke tarief vanaf € 37,- bedraagt. Wolf Rijbewijsshop hanteert een uurtarief van € 40,75 in plaats van het in de prijsvergelijking genoemde tarief van € 46,80.
Een vergelijking van rijopleidingen op basis van rijlestarieven per uur is niet reëel en ongewenst. De kosten van het halen van het rijbewijs worden niet alleen bepaald door het gerekende uurtarief, maar ook door het aantal benodigde rijlessen, dat mede afhankelijk is van de kwaliteit van de lessen en de zelfwerkzaamheid van leerlingen buiten de lessen om, en door het praktijkexamengeld.
b) In de vergelijking van pakketprijzen wordt ten onrechte gesuggereerd dat pakket 1 van VRC, bestaande uit 14 rijlessen en een praktijkexamen, met € 784,- het goedkoopste is. Een startpakket bij Bruinsma, bestaande uit 15 lessen en een CBR examen, kost echter
€ 799,-. De suggestie dat VCR goedkoper is dan Bruinsma is misleidend en oneerlijk.
Bovendien zijn de door VRC voor de verschillende pakketten gerekende tarieven niet transparant en is het (kennelijk) voor het praktijkexamen gerekende bedrag van € 280,- niet marktconform.
c) De mededelingen over “duur personeel” en de kosten van instructeurs die in loondienst zijn bij Bruinsma zijn niet onderbouwd. VRC weet niet hoe duur Bruinsma’s personeel is. Bovendien worden de kosten van een lesuur ook bepaald door de kosten van het voertuig, welke kosten bij VRC beduidend hoger zijn dan bij Bruinsma.
d) De onder 5) weergegeven mededeling over de kwaliteit van rijinstructeurs in loondienst is evenmin onderbouwd en is bovendien denigrerend.
Het verweer
Ad a)
Het in de prijsvergelijking genoemde uurtarief van € 45,- voor Bruinsma is juist, omdat de prijsverlaging naar € 37,- alleen de eerste 15 lessen betreft. Om misverstanden te voorkomen wordt de prijsvergelijking in die zin aangepast dat de prijs over 30 lessen wordt vermeld. Bruinsma komt dan uit op een tarief van € 41,50 per uur.
Wolf Rijbewijsshop hanteert een tarief van € 41,75 per 50 minuten, wat neerkomt op een uurtarief van € 50,10. Het verschil met VRC is dus nog groter dan in de uiting is vermeld.
De kwaliteit van de rijlessen, het benodigde aantal lessen en de zelfwerkzaamheid van leerlingen zijn inderdaad van groot belang. Daarom heeft VRC een beter slagingspercentage dan Bruinsma.
Ad b)
Met betrekking tot pakket 1 van VRC is inderdaad een verkeerd beeld van de werkelijkheid gegeven. Dit pakket 1, met een prijs van € 784,-, bestaat niet uit 14 maar uit 15 rijlessen en een praktijkexamen. Dit is inmiddels aangepast op de website. VRC is dus goedkoper dan Bruinsma, die voor dit pakket € 799,- rekent.
De tarieven van de verschillende pakketten van VRC zijn wel transparant nu de consument, uitgaande van het vaste uurtarief van € 36,-, de prijs van het praktijkexamen en de tussentijdse toets kan uitrekenen. De stelling van Bruinsma dat de prijs voor het praktijkexamen niet marktconform is, houdt geen stand, nu Bruinsma voor hetzelfde pakket van 15 lessen en een examen € 799,- rekent.
Ad c)
Op grond van een voormalig werkverband bij Bruinsma bestaat er bij VRC inzicht in de personeels- en bedrijfskosten van Bruinsma, een rijschool met – anders dan zelfstandige ondernemers – een groot pand en veel personeel. De stelling van Bruinsma over de kostprijs van de auto’s raakt kant noch wal.
Ad d)
Verschillende franchisenemers bij VRC zijn voorheen als loondienstinstructeur werkzaam geweest bij Bruinsma. De algemene stemming binnen deze beroepsgroep is VRC daarom bekend.
Het oordeel van de Commissie
Ad a) Prijsvergelijking
Het bezwaar van Bruinsma tegen de website van VRC betreft in de eerste plaats de op de website opgenomen prijsvergelijking, waarin het uurtarief van VRC wordt vergeleken met dat van vier met name genoemde concurrenten, waaronder Bruinsma. Deze prijsvergelijking betreft vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC (onder a t/m h) genoemde voorwaarden is voldaan. De eerste voorwaarde luidt dat de vergelijking niet misleidend is in de zin van de NRC. De Commissie overweegt daaromtrent het volgende.
In de prijsvergelijking wordt voor Bruinsma een uurtarief van € 45,- genoemd. Als erkend is echter komen vast te staan dat Bruinsma voor de eerste 15 rijlessen een uurtarief van € 37,- rekent. Nu hiervan in de vergelijking geen melding wordt gemaakt en slechts het (kennelijk) vanaf de zestiende rijles door Bruinsma gehanteerde uurtarief wordt genoemd, gaat de prijsvergelijking op dit punt gepaard met onjuiste informatie en wordt daarin voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie verstrekt ten aanzien van (de hoogte van) het prijsvoordeel als bedoeld in de aanhef en onder d van artikel 8.2 NRC. Omdat de gemiddelde consument door de prijsvermelding in de vergelijking ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting op dit punt misleidend en daardoor in strijd met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder a NRC.
Wat er zij van het daadwerkelijk door Wolf Rijbewijsshop gehanteerde uurtarief (door Bruinsma en VRC worden verschillende tarieven genoemd), adverteerder heeft erkend dat het in de prijsvergelijking opgenomen tarief van € 46,80 per uur niet juist is. De Commissie gaat er derhalve van uit dat de uiting ook op dit punt gepaard gaat met onjuiste en voor de gemiddelde consument misleidende informatie, waardoor de uiting in strijd is met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder a NRC.
Dat de kosten van het halen van het rijbewijs door meer factoren (kunnen) worden bepaald dan alleen het uurtarief van rijlessen betekent niet dat VRC op haar website geen vergelijking van de door verschillende rijscholen gehanteerde uurtarieven mag opnemen. In de vergelijking vermeldt VRC uitdrukkelijk wat wordt vergeleken, te weten “ons uurtarief met die van enkele “bekende grote” rijscholen”.
De onder de prijsvergelijking staande mededeling “Bruinsma Utrecht werkt met loondienst-instructeurs, waardoor er veel meer kosten zijn dan bij zelfstandige rijschoolhouders” betreft een verklaring van VRC van het verschil in uurtarief tussen VRC en Bruinsma. De Commissie sluit niet uit dat het werken met loondienstinstructeurs meer kosten met zich brengt, maar dit rechtvaardigt niet de stelling dat hierdoor sprake is van “veel meer kosten” bij Bruinsma. “Veel meer kosten” suggereert een aanzienlijk prijsverschil, waarvoor in de prijsvergelijking onvoldoende rechtvaardiging wordt gevonden, mede gelet op het feit dat daarin voor Bruinsma een verkeerd uurtarief is genoemd.
Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting ook op dit punt misleidend en daardoor in strijd met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder a NRC.
Ad b) Tarieven
Anders dan klager heeft aangevoerd, betreft de beschrijving van de drie mogelijke ‘pakketten’ met bijbehorende tarieven onder het kopje “Wat kost een rijbewijs halen nu echt?” geen expliciete of impliciete vergelijking van de door VRC en Bruinsma (en/of andere concurrenten) gehanteerde pakketprijzen. Van vergelijkende reclame is in zoverre geen sprake, zodat dit onderdeel van de uiting niet aan de bepalingen van artikel 13 NRC zal worden getoetst.
Adverteerder heeft erkend dat de beschrijving van de inhoud van ‘pakket 1’ niet juist is, nu daarin wordt gesproken van 14 rijlessen van 60 minuten, terwijl in werkelijkheid sprake is van 15 rijlessen. Nu de consument voor de genoemde pakketprijs in werkelijkheid één rijles meer krijgt dan de genoemde 14 lessen, kan niet worden geoordeeld dat hij teleurgesteld wordt in zijn verwachtingen en is dus geen sprake van misleiding.
De Commissie heeft nota genomen van de mededeling van VRC dat de vermelding van het aantal rijlessen is aangepast.
De klacht dat de weergave van de tarieven die VRC hanteert voor de verschillende pakketten niet transparant is, kan naar het oordeel van de Commissie niet slagen. Uitgaande van het vaste rijlestarief van € 36,- per uur kan de prijs van het praktijkexamen en de eventueel in het pakket inbegrepen tussentijdse toets worden uitgerekend. De verwarring die mogelijk is ontstaan als gevolg van het onjuiste aantal inbegrepen rijlessen in pakket 1, zoals hiervoor beschreven, betekent niet dat de wijze waarop de tarieven van de pakketten is weergegeven in het algemeen onvoldoende transparant en daardoor misleidend is.
De stelling van Bruinsma dat VRC de – niet marktconforme – prijs van € 280,- hanteert voor het praktijkexamen is gebaseerd op de onjuist gebleken veronderstelling dat in de pakketprijs van € 784,- voor pakket 1 van VRC 14 rijlessen zijn inbegrepen. Uitgaande van 15 rijlessen à € 36,- bedragen de kosten van het in pakket 1 inbegrepen praktijkexamen in werkelijkheid
€ 244,-, welk bedrag valt binnen de volgens Bruinsma “gangbare tarieven voor een praktijkexamen”.
Ad c) Kosten personeel
De bestreden mededeling “Omdat we niet met duur personeel werken kunnen we lagere tarieven bieden. En dat merkt de consument!” op de homepage volgt op de zinsnede “VRC Rijopleidingen is een samenwerkingsverband van rijscholen.” Naar het oordeel van de Commissie blijkt niet dat de aanduiding “duur personeel” in dit tekstgedeelte betrekking heeft op de omstandigheden bij Bruinsma, zoals in de klacht gesteld. Het staat VRC vrij om mee te delen dat en waarom zij van mening is in het algemeen “lagere tarieven” te kunnen bieden.
Hiervoor onder Ad a) heeft de Commissie reeds geoordeeld dat de mededeling dat Bruinsma als gevolg van het werken met loondienstinstructeurs “veel meer kosten” heeft niet toelaatbaar is.
Ad d) Kwaliteit loondienstinstructeurs
De tekst “Omdat al onze instructeurs zelfstandig ondernemer zijn, is hun servicelevel van het hoogste niveau. Zo werken ze aan een optimale klanttevredenheid. Dit is iets anders dan een loondienst-instructeur die (vaak zonder optimale inzet) toch wel salaris krijgt” wordt door de Commissie aangemerkt als vergelijkende reclame ten opzichte van de inzet en het servicelevel van de gemiddelde rijlesinstructeur in loondienst. Tegen deze achtergrond wordt de bestreden tekst getoetst aan artikel 13 NRC. Naar het oordeel van de Commissie is sprake van strijd met artikel 13 aanhef en onder e NRC, waarin is bepaald dat vergelijkende reclame wat betreft de vergelijking geoorloofd is op voorwaarde dat deze zich niet kleinerend uitlaat over de diensten van een concurrent. Nu de vergelijking op grond van het voorgaande reeds niet geoorloofd is, kan in het midden blijven of deze door VRC voldoende is onderbouwd.
Gelet op het voorgaande wordt met betrekking tot de bestreden uitingen als volgt beslist, waarbij geen rol speelt dat deze uitingen inmiddels wellicht op enkele punten door VRC zijn aangepast.
De beslissing
De Commissie acht de onder 3) en 4) beschreven uitingen in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC en de onder 5) beschreven uiting in strijd met artikel 13 aanhef en onder e NRC. Voor het overige wordt de klacht afgewezen.