Klager maakt bezwaar tegen het feit dat een folder van afzender in klagers brievenbus is gedeponeerd, hoewel deze is voorzien van een zogenaamde Ja/Nee-sticker.
Afzender heeft bij brief van 5 december 2008 meegedeeld dat de folder niet kan worden aangemerkt als een reclame-uiting. Afzender stelt dat de folder slechts informatie bevat over de standpunten van FNP wat betreft de in november gehouden waterschapsverkiezingen. Naar de mening van afzender hebben de mededelingen in de folder geen aanprijzend karakter.
Klager heeft bij brief van 11 december 2008 -kort samengevat- meegedeeld dat de folder wel degelijk een aanprijzend karakter heeft.
Afzender heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid te dupliceren.
De voorzitter heeft besloten gebruik te maken van zijn bevoegdheid neergelegd in artikel 12 lid 1 aanhef en onder c van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, inhoudende dat de voorzitter een klacht kan toewijzen indien de voorzitter, ook na het gevoerde verweer, van oordeel is dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een onderhandse aanbeveling te doen.
Naar het oordeel van de voorzitter dient de folder te worden aangemerkt als openbare aanprijzing van denkbeelden en derhalve als reclame-uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code. Aangezien klager onweersproken heeft meegedeeld dat de bewuste folder is gedeponeerd in klagers brievenbus, die voorzien is van een Ja/Nee-sticker -naar de voorzitter aanneemt een sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR)- heeft afzender artikel 3.1 Code VOR overtreden. Ingevolge deze bepaling dienen afzenders en verspreiders ieder voor zich en in gezamenlijk overleg alle maatregelen en voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn
– teneinde de respectering van de op bijlage 1 vermelde stickers te bereiken en
– voor de verdere uitvoering en naleving van de Code VOR.
De voorzitter beslist als volgt: strijd met artikel 3.1 VOR