De klacht
Klager stelt, samengevat, dat de bewuste reclame-uiting (een verkiezingsfolder van de lokale partij ONS) is gedeponeerd in zijn brievenbus, hoewel die voorzien is van een “Nee-sticker”. Klager stelt dat afzender in het verleden vaker en ondanks vele klachten in strijd met deze brievenbussticker ongeadresseerd reclamedrukwerk in zijn brievenbus heeft bezorgd. Afzender negeert blijkens de beslissing in dossier 2010/00236 nog steeds de brievenbussticker. Ook staan er geen adresgegevens op de folder. Een telefoonnummer ontbreekt eveneens.
Het standpunt van afzender
Dit wordt als volgt weergegeven. Afzender is een lokale partij die normaliter een keer per jaar met behulp van vrienden, familie en kennissen kerstkaarten rondbrengt bij 35.000 adressen. Daarnaast vindt afzender het belangrijk dat bij verkiezingen de kiezer wordt geïnformeerd over haar standpunten. Afzender heeft besloten het standpunt van de Reclame Code Commissie te volgen en heeft haar bezorgers geïnstrueerd geen kaarten of kranten meer te flyeren bij mensen met een brievenbussticker. Een vergissing kan echter voorkomen. Afzender heeft de instructies nogmaals herhaald naar aanleiding van de onderhavige klacht en biedt haar excuses aan voor het onterecht bezorgen van de folder in de brievenbus van klager.
Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter overweegt dat klager onweersproken heeft gesteld dat de bewuste reclame-uiting is gedeponeerd in zijn brievenbus die is voorzien van een “Nee-sticker”. Het betreft, naar de voorzitter aanneemt, een sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR). Op grond van het voorgaande heeft afzender artikel 3.1 Code VOR overtreden. Ingevolge deze bepaling dient een afzender alle maatregelen en voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn voor de respectering van de op bijlage 1 vermelde stickers en voor de verdere uitvoering en naleving van de Code VOR.
2) Met betrekking tot de stelling van klager dat in de folder ten onrechte adresgegevens en een telefoonnummer ontbreken, overweegt de voorzitter als volgt. Artikel 1.2 Code e-mail stelt niet de eis dat in ongeadresseerd reclamedrukwerk een telefoonnummer wordt vermeld. Wel bepaalt dit artikel dat naam, adres en woonplaats dienen te worden genoemd in verband met de op de afzender rustende verplichting gemakkelijk en daadwerkelijk bereikbaar te zijn. In de folder wordt de naam van afzender duidelijk genoemd. Adres en woonplaats ontbreken evenwel. De voorzitter overweegt overigens dat uit de ratio van artikel 1.2 Code e-mail volgt dat ook op andere wijze aan de verplichting van dit artikel kan worden voldaan als dit ertoe leidt dat afzender gemakkelijk en daadwerkelijk voor de ontvanger bereikbaar is, zoals via e-mail. Afzender heeft in de folder echter ook geen e-mailadres genoemd. Wel vermeldt afzender haar website, maar zij kan daarmee niet volstaan zoals reeds volgt uit dossier 2010/00236. Aldus is niet volledig voldaan aan de verplichting van artikel 1.2 Code VOR.
3) Klager heeft onweersproken gesteld dat afzender in het verleden de brievenbussticker herhaaldelijk niet heeft gerespecteerd. De voorzitter begrijpt uit het verweer dat afzender inmiddels haar bezorgers de instructie heeft gegeven de brievenbusstickers te respecteren. De voorzitter ziet in hetgeen klager in reactie op het verweer stelt geen aanleiding om te veronderstellen dat afzender daarbij een uitzondering maakt voor bepaald reclamedrukwerk, zoals kerstkaarten. Dat klager blijkens zijn reactie is geïrriteerd door de herhaalde onjuiste bezorging van folders van afzender, dient voor laatstgenoemde aanleiding te zijn voortaan extra nauwkeurig de stickers in acht te nemen, maar biedt geen grondslag om aan te nemen dat afzender niet oprecht is bij het aanbieden van haar excuses of dat zij haar bezorgers nog steeds onjuist instrueert. In verband met het laatste merkt de voorzitter op dat het blijkbaar ook voorkomt dat bezorgers aanbellen bij brievenbussen met een sticker om te vragen of de bewoner prijs stelt op een folder, hetgeen onder de Code VOR is toegestaan en waaruit blijkt dat in ieder geval een deel van de bezorgers deze code wel respecteert.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande heeft afzender gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 1.2 Code VOR respectievelijk artikel 3.1 Code VOR. De voorzitter adviseert afzender, voor zover nodig, om niet meer in strijd met deze artikelen reclame te (doen) verspreiden.