De beastreden reclame-uitingen
Het betreft twee folders van CDA Heusden betreffende de gemeenteraadsverkiezingen op 16 maart 2022. Klager heeft deze folders op 12 maart 2022 via zijn brievenbus heeft ontvangen.
Samenvatting van de klacht
Klager maakt bezwaar tegen de ontvangst van de folders, omdat zijn brievenbus is voorzien van een “NEE-JA-plakker”. Naar zijn mening moeten de folders worden aangemerkt als “ongewenst reclamedrukwerk” en is artikel 3.1 van de Code Verspreiding Ongeadresseerd Reclamedrukwerk (Code VOR) overtreden.
In dossier 2018/00283 heeft de voorzitter van de Commissie al een soortgelijke klacht over drukwerk van het CDA behandeld. Gelet hierop verzoekt klager de Commissie om haar beslissing openbaar te maken.
Samenvatting van het verweer
Afzender is bekend met de verschillende brievenbusstickers en heeft in het kader van de verkiezingscampagne goed gekeken naar wat bij het huis-aan-huis flyeren wel en niet geoorloofd is. Het volgende is leidend geweest:
Volgens de definitie op de website neesticker.com, waar deze stickers kunnen worden aangevraagd, worden geen reclamefolders bezorgd bij adressen met een jaee sticker, maar er zijn uitzonderingen. Op voornoemde site staat namelijk:
“Folders van niet commerciële organisaties of vrijwilligersorganisaties vallen niet onder reclamefolders. Als er in de folder geen aanbiedingen staan, is er geen sprake van reclame. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het verspreiden van informatie, of bij folders of flyers van politieke partijen met daarop informatie. In dat geval gaat het om voorlichting. Die folders mogen wel in de brievenbus”.
Met bovenstaande informatie heeft afzender de instructie doen uitgaan: Nee/Nee sticker: overslaan en Nee/Ja sticker: bezorgen. Afzender meent zorgvuldig te hebben gehandeld en betreurt het als dat bij klager niet zo is overgekomen.
Verder heeft afzender, naar aanleiding van deze klacht, bij het presidium van de gemeente de status van de jaee sticker ter evaluatie ingebracht. Hiermee beoogt afzender dat voor de volgende verkiezingen eenduidig beleid wordt opgesteld en dat alle partijen uiterste zorgvuldigheid zullen betrachten.
Het oordeel van de voorzitter
1.
Als onweersproken is komen vast te staan dat twee van afzender afkomstige folders zijn gedeponeerd in de brievenbus van klager, die is voorzien van een “NEE-JA-plakker”. Het betreft, naar de voorzitter aanneemt, een sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code VOR. Met deze sticker wordt kenbaar gemaakt dat de bewoner geen ongeadresseerd reclamedrukwerk wenst te ontvangen.
De voorzitter heeft kennis genomen van de inhoud van de door klager ontvangen folders. Elk van deze folders houdt een openbare directe aanprijzing van denkbeelden in, als bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code en artikel 1.1 sub A Code VOR en moet bovendien worden aangemerkt als ongeadresseerd reclamedrukwerk als bedoeld in artikel 1.1 sub D Code VOR.
Nu de folders in klagers brievenbus zijn gedeponeerd, is artikel 3.1 van de Code VOR overtreden. Ingevolge dit artikel dienen afzenders en verspreiders ieder voor zich en in gezamenlijk overleg alle maatregelen en voorzieningen te treffen die noodzakelijk zijn teneinde de respectering van de op bijlage 1 bij de Code VOR vermelde stickers te bereiken en voor de verdere uitvoering en naleving van de Code VOR.
2.
Het verweer dat op de website neesticker.com uitzonderingen worden genoemd op het niet bezorgen van reclamefolders bij adressen met een jaee sticker, waaronder het geval van folders of flyers van politieke partijen met daarop informatie, maakt bovenstaand oordeel niet anders. De betreffende informatie op neesticker.com maakt namelijk geen deel uit van de NRC, daaronder begrepen de Code VOR, waaraan de (voorzitter van de) Commissie de wijze van verspreiden van ongeadresseerd reclamedrukwerk toetst.
3.
Onder verwijzing naar de beslissing van de voorzitter van de Commissie in dossier 2018/00283 heeft klager gevraagd om de beslissing in het onderhavige dossier openbaar te maken. Anders dan de voltallige Commissie is de voorzitter van de Commissie echter niet bevoegd om een beslissing als zogenoemde “Alert” onder de aandacht te laten brengen van een breed publiek.
In het onderhavige geval is overigens geen aanleiding gezien om de klacht, met het oog op een eventuele “Alert”, direct aan de voltallige Commissie voor te leggen. In dit verband wijst de voorzitter erop dat dossier 2018/00283 betrekking had op het bezorgen van een folder betreffende een kandidaat op de kieslijst van CDA Weert, derhalve een andere CDA-afdeling dan die van afzender.
4.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
Afzender heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3.1 Code VOR. De voorzitter adviseert afzender om niet meer op een dergelijke wijze reclame te (doen) verspreiden. Voor het overige wijst hij de klacht af.