De bestreden reclame-uiting
Het betreft een video voor ‘Dr. Lindgren Polyphenol Blend’ waarin het product onder meer wordt aangeprezen als een probiotica-mix die goed is voor de gezondheid. Volgens de video zijn 15 “superstammen bacteriën” gebruikt voor het product.
De klacht
Klaagster stelt, samengevat, dat zij, toen zij het product had besteld, op het etiket zag staan dat het product als ingrediënten bevat: groene thee, artisjok, coelus forskohlii en gember. Uit het etiket blijkt niet van de aanwezigheid van probiotica. Op verzoeken om informatie wordt niet gereageerd. Wel krijgt klaagster aanmaningen om de potjes te betalen die zij geretourneerd heeft. Er is sprake van misleidende reclame omdat het aangeprezen product niet hetgeen is wat wordt afgeleverd. Volgens de Consumentenbond is het product ondeugdelijk.
De reactie van verweerder
De video waartegen de klacht is gericht, is geen eigendom van verweerder maar van een affiliate. Verweerder heeft de maker van de video gevraagd om deze per direct van het internet te verwijderen. Dit is inmiddels gebeurd. Verder heeft verweerder de affiliate uitgesloten van het ‘bralex partner programma 3”. Verweerder heeft de shop waar het product is aangeboden ook per direct gesloten. De video zal niet meer online komen.
Het standpunt van de Keuringsraad KOAG/KAG
Dit wordt als volgt samengevat. De uiting is niet ter preventieve toetsing aan de Keuringsraad KOAG/KAG voorgelegd en derhalve niet van een toelatingsnummer voorzien. Indien de uiting wel zou zijn voorgelegd, dan had de Keuringsraad KOAG/KAG deze niet van een toelating voorzien. In deze reclame-uiting worden claims gebruikt die in strijd zijn met artikel 19 en 20 Warenwet en artikel 10 van de CAG. Dat wil zeggen dat er sprake is van aanprijzingen met geneeskundige inhoud of toespelingen daarop. Bovendien is sprake van strijdigheid met artikel 84 van de Geneesmiddelenwet, dat wil zeggen dat door het gebruik van medische claims het product volgens het aandieningscriterium een geneesmiddel is waarvoor de wettelijk vereiste handelsvergunning niet is afgegeven. Reclame voor dergelijke geneesmiddelen is niet toegestaan. Bovendien zijn de claims in strijd met artikel 10.1 van Verordening (EG) nr. 1924/2006. Gezondheidsclaims voor levensmiddelen (waaronder voedingssupplementen) zijn namelijk uitsluitend toegestaan als deze door de Europese Commissie zijn geautoriseerd c.q. nog ‘pending’ zijn voor de nutriënten waarop ze zijn gebaseerd en waaraan zij dienen te zijn gekoppeld. Voor probiotica zijn alle claims afgewezen. Om die reden mag hiervoor niets geclaimd worden. Ook is het niet toegestaan te verwijzen naar een aanbeveling van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Dit is in strijd met artikel 25 CAG.
Het oordeel van de voorzitter
1) De klacht is gebaseerd op de stelling dat sprake is van misleidende reclame door de verwijzing naar probiotica. Aan de beoordeling van de vraag of de reclame-uiting om die reden misleidend is, wordt echter pas toegekomen nadat is vastgesteld dat de uiting niet in strijd met de wet is. Uit de informatie van de Keuringsraad KOAG/KAG, die de voorzitter onderschrijft, blijkt dat de uiting om diverse redenen in strijd met de wet is. Gelet op de klacht volstaat de voorzitter met te verwijzen naar de op probiotica gebaseerde gezondheidsclaims, die door de Europese Commissie zijn afgewezen. Door in de video diverse gezondheidsclaims te doen die worden toegeschreven aan probiotica, is gehandeld in strijd met het verbod van artikel 10 lid 1 Verordening (EG) nr. 1924/2006. Om die reden is de reclame in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
2) Verweerder stelt dat de video niet haar eigendom is, maar van een affiliate. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek om informatie over de affiliate, zodat de voorzitter geen aanleiding ziet te oordelen dat sprake is van affiliate marketing. Daarbij merkt de voorzitter op dat verweerder stelt dat zij de shop waar het onderhavige product werd aangeboden per direct heeft gesloten, hetgeen op vergaande betrokkenheid van verweerder bij die verkoop wijst. Wel brengt het voorgaande mee dat de uiting niet meer wordt gepubliceerd. De voorzitter heeft, voor zover mogelijk, geconstateerd dat de video ook inderdaad niet meer online is te raadplegen. Verder stelt verweerder dat de video zal niet meer online zal komen. In dit alles vindt de voorzitter aanleiding om verweerder weliswaar verantwoordelijk te achten voor de onderhavige uiting, maar tevens gebruik te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, zodat wordt afgezien van een aanbeveling en volstaan wordt met te beslissen als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.