De bestreden uiting
Het betreft de verpakking van de ‘limited edition M&M’s Peanut & Hazelnut’. Op de voorzijde van de verpakking staan afbeeldingen van hazelnoten en een pinda in chocola. Op de achterzijde van de verpakking staat onder meer: “Assortiment van pinda’s in melkchocolade en hazelnoten in melkchocolade in een krokant, gekleurd suikerlaagje.”, gevolgd door de ingrediëntenlijst waarin de ingrediënten als volgt zijn opgesomd: “suiker, pinda’s, cacaomassa, hazelnoten (…)”.
De klacht
De woorden ‘peanut’ en ‘hazelnut’ (pinda en hazelnoot) komen voor in de naam van het product. Daarnaast staan op de verpakking afbeeldingen van een pinda en hazelnoten. Op grond van het bepaalde in artikel 9 lid 1 sub d en artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 is daardoor een kwantitatieve opgave van deze ingrediënten verplicht. Een dergelijke opgave ontbreekt. De reclame is hierdoor niet in overeenstemming met de wet en daarom in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en het bepaalde onder II sub 2 Reclamecode voor voedingsmiddelen (RVV) 2015. Tevens is de uiting in strijd met de artikelen 7 en 8 NRC. De consument koopt dit product omdat het zich door de ingrediënten pinda en hazelnoot onderscheidt van andere producten. De prijs van het product is ook hoger dan de variant zonder pinda en hazelnoot. Het is relevant dat verweerder de consument duidelijkheid geeft over het gehalte pinda en hazelnoten. Door het ontbreken van deze informatie worden consumenten niet eerlijk dan wel misleidend voorgelicht.
Het verweer
Dit wordt als volgt weergegeven. Het onderhavige product is een ‘limited edition’ die gedurende een beperkte periode in een beperkte oplage via een relatief klein aantal wederverkopers op de markt is gebracht. Voor het product is een eigen verpakking geproduceerd waarbij de zogenaamde KWID vermelding ten onrechte niet is meegenomen. Hierdoor wordt niet aan de wettelijke voorschriften voldaan. Verweerder betreurt dit. De ingrediëntendeclaratie is weliswaar onderdeel van de verpakking maar bevat feitelijk informatie en geen aanprijzing in de zin van artikel 1 NRC, zodat de klacht dient te worden afgewezen. Verweerder heeft overigens de verwachting dat het product op 22 maart 2018 (vrijwel) niet meer in de schappen aanwezig zal zijn. Verweerder onderzoekt welke maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat ook in de toekomst volledig aan de toepasselijke wetgeving wordt voldaan.
Het oordeel van de voorzitter
1) Gelet op het formele verweer, dat in de kern strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van klaagster in haar klacht omdat de ingrediëntenlijst geen ‘aanprijzing’ zou zijn, oordeelt de voorzitter als volgt. In de toelichting bij artikel 1 NRC worden verpakkingen en etiketten als specifieke vormen van reclame benoemd waarover de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie bevoegd is te oordelen. Als gevolg hiervan is de voorzitter ook bevoegd te oordelen over voedselinformatie op de verpakking van het product, waaronder de samenstelling als weergegeven in de ingrediëntenlijst. Daarbij toetst de voorzitter op grond van de klacht in dit geval of de verstrekte voedselinformatie voldoet aan de bijzondere voorschriften van artikel 9 lid 1 aanhef onder d in verbinding met artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1169/2011. Voor zover hier van belang houden deze voorschriften in dat wanneer een ingrediënt voorkomt in de benaming van het levensmiddel of door de consument gewoonlijk met die benaming wordt geassocieerd en/of opvallend in woord of beeld of als grafische voorstelling op de etikettering is vermeld, de kwantitatieve hoeveelheid van dit ingrediënt dient te worden genoemd. Niet gesteld of aannemelijk is dat zich een van de uitzonderingen voordoet als bedoeld in Bijlage VIII van Verordening (EU) nr. 1169/2011.
2) Klaagster stelt terecht, en verweerder heeft niet weersproken, dat in de ingrediëntenlijst een kwantitatieve ingrediënten declaratie had moeten staan met betrekking tot de ingrediënten ‘pinda’ en ‘hazelnoot’. Deze ingrediënten zijn immers in de benaming van het product verwerkt en tevens op de voorzijde van de verpakking herkenbaar afgebeeld. Nu in de ingrediëntenlijst slechts melding wordt gemaakt van de toevoeging van pinda’s en hazelnoten zonder dat de kwantitatieve hoeveelheid van deze ingrediënten is gespecificeerd, heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 22 lid 1 Verordening (EU) Nr. 1169/2011, en daarmee in strijd met artikel 2 NRC dat onder meer bepaalt dat reclame in overeenstemming met de wet dient te zijn. Nu het in deze zaak in het bijzonder gaat om schending van de specifieke verplichting van artikel 22 lid 1 Verordening (EU) Nr. 1169/2011, komt verder geen belang toe aan de vraag of ook in strijd met andere bepalingen van de NRC is gehandeld.
3) De voorzitter neemt nota van de mededeling van verweerder dat het product een ‘limited edition’ betreft dat gedurende een beperkte periode in een beperkte oplage en via een relatief beperkt aantal wederverkopers is uitgeleverd. Op grond van hetgeen verweerder stelt, gaat de voorzitter ervan uit dat het product inmiddels niet meer in de schappen aanwezig is. Verder neemt de voorzitter nota van de mededeling van adverteerder dat zij erkent dat de uiting niet in overeenstemming met de wettelijke voorschriften is en dat zij dit betreurt. Daarbij heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de fout samenhangt met het feit dat het een bijzondere, ‘limited edition’ van een product betrof. Nu uit het verweer volgt dat verweerder maatregelen zal nemen om herhaling te voorkomen, zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, zodat een aanbeveling achterwege blijft.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de bestreden uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.