De bestreden reclame-uiting
Het betreft een televisiecommercial, die is uitgezonden in de periode voorafgaand aan de Tweede Kamerverkiezingen. Een man komt in beeld en zegt het volgende:
“Ja, waarom zou je nog werken? Als je niks doet word je in de watten gelegd en als je keihard werkt dan word je gepakt”. Vervolgens wordt door een voice over de volgende tekst gezegd, die tevens in beeld verschijnt: “Werkend Nederland verdient belastingverlaging. VVD.”
De klacht
Klaagster acht de commercial onnodig grievend voor mensen die een uitkering krijgen. Klaagster is van mening dat sprake is van stemmingmakerij en daardoor van aantasting van de burgerrechten. Volgens klaagster is sprake van een zeer gemene woordspeling, die ten koste gaat van de weerlozen van onze samenleving. Klaagster stelt: “Er bestaat zelfs jurisprudentie over bij het Hof van Europa. Dat het discriminatie is en aantasting van de burgerrechten”. Klaagster vindt dat men dit in een café kan zeggen, maar dat dit niet betekent dat men dergelijke uitspraken moet accepteren van een ‘overigens zeer respectabele partij’.
De beslissing om de klacht niet in behandeling te nemen
De voorzitter oordeelde dat, bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting van een politieke partij in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen of nodeloos kwetsend is, de Commissie zich terughoudend opstelt. De voorzitter heeft erop gewezen dat deze terughoudende opstelling noodzakelijk is vanwege de in de Grondwet en in internationale regelingen verankerde vrijheid van meningsuiting en gelet op het subjectieve karakter van de genoemde criteria. De voorzitter onderstreepte daarbij dat politieke uitingen zijn bedoeld om de kiezer duidelijk te maken waar een partij voor staat en welke doelen die partij nastreeft, en dat die uitingen daardoor een uitgesproken subjectief karakter hebben. De voorzitter oordeelde dat, met inachtneming van deze vergaande terughoudendheid, de televisiecommercial, waarin op een duidelijk overdreven wijze een politiek standpunt van de VVD tot uitdrukking wordt gebracht (“werkend Nederland verdient belastingverlaging”), niet van dien aard is dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden en dat niet kan worden gezegd dat de uiting onnodig grievend of discriminerend is voor personen met een uitkering.
Het bezwaar tegen de terzijdelegging
Het bezwaar tegen de terzijdelegging luidt – samengevat – als volgt.
Klaagster wijst erop dat de VVD de partij van de Minister President is en aldus een voorbeeldfunctie heeft. Klaagster stelt zich op het standpunt dat de Minister President er ook is voor de niet werkende Nederlanders. Klaagster heeft er bezwaar tegen dat in de commercial een onderscheid wordt gemaakt tussen ‘werkers’ en ‘niet-werkers’. Zij stelt dat sprake is van een ‘criminaliserende’ ondertoon en dat de commercial aanzet tot haat en tweedracht. “Het maakt van de slachtoffers van de crisis daders, en de echter daders (banken etc) gaan vrijuit”, aldus klaagster.
Het verweer
Verweerder onderschrijft het oordeel van de voorzitter en licht haar standpunt nader toe.
De mondelinge behandeling
Klaagster licht haar klacht mondeling nader toe. Voor zover van belang voor deze beslissing zal in het oordeel op het verweer worden ingegaan.
Het oordeel van de Commissie
Evenals de voorzitter, is de Commissie van oordeel dat bij het beoordelen van de onderhavige commercial een vergaande terughoudendheid dient te worden in acht genomen. Het betreft immers een commercial van een politieke partij, de VVD, waarin zij haar standpunt tot uitdrukking brengt, te weten “werkend Nederland verdient belastingverlaging”. De wijze waarop dit gebeurt is, ook naar het oordeel van de Commissie, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Hoewel de Commissie er begrip voor heeft dat sommigen de wijze waarop de VVD haar visie op dit punt aan de man brengt niet zullen waarderen, kan, in het licht van de vergaande terughoudendheid die in acht dient te worden genomen bij de beoordeling van politieke uitingen, ook als dit reclame-uitingen zijn, naar objectieve maatstaven niet worden gezegd dat de uiting onnodig grievend of discriminerend is voor personen die niet werken.
Hetgeen klaagster in haar bezwaar tegen de terzijdelegging en in haar mondelinge toelichting heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie als volgt.
De beslissing
De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter.