Het College van Beroep [18 mei 2016]
De grieven
Grief 1
De reclamefoto voor de Kamasutrabeurs heeft een seksistische uitstraling en is discriminerend voor vrouwen. Een commissie die zo’n sensibel onderwerp behandelt zou ten minste voor de helft uit vrouwen moeten bestaan. Tijdens de zitting van 25 februari 2016 waren er maar twee vrouwelijke leden aanwezig. De overgrote meerderheid was man. Een commissie in deze samenstelling lijkt geïntimeerde niet het geschikte gremium om zo’n klacht neutraal te kunnen behandelen.
Grief 2
In 2015 is een klacht tegen PK Multimedia in beroep toegewezen. Het ging om een billboard voor webcamsex. De argumenten van het College om de klager in het gelijk te stellen gingen over “de bescherming van de gezondheid en goede zeden en de rechten van anderen”. De reclamefoto van de Kamasutrabeurs heeft een vergelijkbare impact. Hierdoor verwachtte geïntimeerde dat de Commissie deze eerdere uitspraak bij de beslissing zou betrekken, hetgeen niet is gebeurd. Geïntimeerde verzoekt het College in zijn oordeel op bedoelde uitspraak te letten.
Grief 3
De Commissie wijst de klacht af om de reden dat de gehandhaafde criteria “goede smaak” en “fatsoen” betreffen en dat de foto aan “hedendaagse maatstaven” voldoet. Door zo simpel te argumenteren wordt door de Commissie een beroep gedaan op een “objectiviteit” die op deze manier niet bestaat en wordt de uitleg van geïntimeerde als “subjectief’ opgevat. Dit argument kan men tegen alles gebruiken en het recht ligt dan vanzelfsprekend bij diegene die beweert voor de “objectiviteit” op te komen. Uit het oordeel blijkt niet duidelijk op welke wetten of andere referentiekaders de Commissie zich beroept. Het oordeel mist daarom een voldoende inhoudelijke basis.
Grief 4
De Commissie slaat in haar oordeel geen acht op hetgeen geïntimeerde tijdens de zitting inhoudelijk naar voren heeft gebracht. Het gaat bij de foto niet om een kwestie van fatsoen of goede smaak en dus ook niet om subjectiviteit. Het gaat om de algehele impact van de foto. De relatieve naaktheid van de vrouw op deze foto en haar uitnodigende lichaamshouding wekken de indruk dat vrouwen “willige objecten” zijn die je zomaar kunt “bezitten”. De impact van deze foto wordt door andere vrouwen als vernederend en discriminerend ervaren. Tevens nodigt de foto uit tot grensoverschrijdend gedrag, want beelden hebben macht. Deze macht heeft invloed op de gehele maatschappij. De vrijheid van een enkele vrouw – en van een bedrijf dat hiervan profiteert – gaat door deze reclamefoto ten koste van andere vrouwen. Door deze reclame worden de persoonsrechten en de vrijheid van vrouwen ingeperkt. De Commissie is in haar oordeel in geen enkel opzicht op deze inhoudelijke bezwaren ingegaan, maar herhaalt de formules van “goede smaak” en “fatsoen” waarmee zij de klacht van meet af aan heeft willen afwijzen zonder inhoudelijk op de bezwaren van geïntimeerde in te gaan die allesbehalve subjectief zijn.
Het antwoord in appel
De grieven zijn gemotiveerd weersproken.
Het oordeel van het College
1. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Daarbij merkt het College op dat de samenstelling van de Commissie en het College niet in de weg staat aan de beoordeling van klachten die zich richten tegen de wijze waarop vrouwen (beweerdelijk) in reclame zijn afgebeeld. Beide instanties dienen zich een onafhankelijk oordeel hierover te vormen.
2. In deze zaak wordt het toetsingskader gevormd door artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) voor zover het betreft de eis dat reclame in overeenstemming moet zijn met de goede smaak en het fatsoen. De Commissie heeft specifiek aan deze bepaling getoetst en hiertegen is geen grief ingediend. Het College geeft toepassing aan deze bepaling met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting van KamaSutrA. Dit uitgangspunt brengt mee dat KamaSutrA kan worden aanbevolen om niet langer op de onderhavige wijze reclame te maken, indien dat noodzakelijk is in verband met een van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de bescherming van de gezondheid of de goede zeden en de bescherming van de rechten van anderen. Het College begrijpt de wens van appellante om in het straatbeeld gevrijwaard te blijven van de onderhavige uiting als een beroep op deze aspecten.
3. Bij de beantwoording van de vraag of een uiting in overeenstemming is met de goede smaak en het fatsoen en, zo nee, of deze constatering en een eventuele aanbeveling noodzakelijk is of zijn in verband met de bescherming van de gezondheid of de goede zeden en de bescherming van de rechten van anderen, dient acht te worden geslagen op alle omstandigheden van het geval. Daarbij dient in het algemeen in aanmerking te worden genomen de inhoud en de vorm van de uiting, de compositie van de uiting als geheel, de context waarin de uiting wordt getoond, de wijze van openbaarmaking (eventueel: het medium, de periode en de plaats waar de uiting wordt getoond), de effecten van de uiting op het publiek, en de gevolgen van een dergelijke constatering voor de adverteerder. Het College neemt hierbij in aanmerking dat bij louter commerciële uitingen, zoals de onderhavige, een ruimere marge bestaat om een uiting zonder schending van de vrijheid van meningsuiting van de adverteerder niet in overeenstemming te achten met de goede smaak en het fatsoen dan bij politieke uitingen of uitingen die bijdragen aan een debat van publiek belang (vgl. EHRM 13 juli 2012, par. 61-62, NJ 2014, 39).
4. Uitgaande van het hiervoor weergegeven toetsingskader oordeelt het College ten aanzien van de bestreden uiting, die dient ter aanprijzing van een erotische beurs, als volgt. In de uiting is een foto van een man en een vrouw te zien, beiden gefotografeerd van boven hun knie tot hun mond. De vrouw is gekleed in een spijkerbroek en een zwarte jas die openhangt. De rechterhand van de vrouw bevindt zich op borsthoogte en lijkt de rechterzijde van de jas te gaan vastpakken. Doordat de jas openhangt, is verticaal een deel van haar blote bovenlichaam te zien, waarbij ook een klein deel van haar linkerborst is te zien. De man is uitsluitend in een spijkerbroek gekleed. Hij houdt zijn linkerhand op de rechterheup van de vrouw. De klacht betreft de compositie als zodanig. Appellante geeft een specifieke invulling aan deze compositie, die door het College aldus wordt samengevat dat de vrouw in de uiting zich aan de man ‘aanbiedt’, waardoor vrouwen als gewillige objecten worden afgebeeld waarvan mannen zich kunnen bedienen. De uiting nodigt volgens appellante mannen daardoor uit om vrouwen als objecten te benaderen en hen te bezitten. Geïntimeerde ervaart de uiting hierdoor als vernederend en discriminerend.
5. Het College kan appellante niet volgen in de specifieke invulling die zij aan de compositie geeft. De uiting is, gelet op de afgebeelde modellen en hun pose, onmiskenbaar bedoeld om zowel een mannelijke als vrouwelijke doelgroep aan te spreken. Er is sprake van een man en een vrouw die zich in een intieme pose bevinden en die beiden betrekkelijk schaars zijn gekleed. Zij bevinden zich tegenover elkaar in een houding die het niet mogelijk maakt bepaalde constateringen te doen met betrekking tot de vraag van wie het initiatief is uitgegaan en hoe zij hun gedrag op elkaar hebben afgestemd. De uiting biedt derhalve feitelijk geen houvast voor de uitleg dat de vrouw zich aan de man ‘aanbiedt’ en voor alle daaraan door appellante verbonden verdere gevolgtrekkingen voor de positie van de vrouw.
6. Van een situatie waarin de man misbruik maakt van (het lichaam van) de vrouw dan wel een uiting die een negatief beeld verkondigt over de positie van de vrouw, is op grond van het voorgaande geen sprake. Derhalve bestaat onvoldoende rechtvaardiging om KamaSutrA aan te bevelen niet meer op deze wijze reclame te maken, ook niet indien rekening wordt gehouden met het feit dat de uiting in het straatbeeld is gepubliceerd. Dit oordeel impliceert dat de Commissie de klacht terecht heeft afgewezen. Nu de grieven geen doel treffen, wordt beslist als volgt.
De beslissing van het College van Beroep
Het College bevestigt de bestreden beslissing.
[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]
De Reclame Code Commissie [15 maart 2016]
De bestreden reclame-uiting
Het betreft een billboardposter waarop reclame wordt gemaakt voor de “Kamasutrabeurs”. Op de poster staan een man en een vrouw in een bushokje afgebeeld. De man is afgebeeld in een spijkerbroek. Het bovenlichaam van de man is ontbloot en hij houdt zijn linkerhand op de rechterheup van de vrouw. Het hoofd van de man is niet zichtbaar. De vrouw is afgebeeld in een spijkerbroek en een leren jasje met een voor het overige ontbloot bovenlichaam. Haar rechterborst is bedekt door het jasje en haar rechterhand. Haar linkerborst en haar onderlijf zijn gedeeltelijk zichtbaar. Het rechterbeen van de vrouw staat tussen de benen van de man. Het onderste gedeelte van het hoofd van de vrouw is zichtbaar (vanaf haar mond). Op navelhoogte van de afgebeelde man en vrouw is over de volle breedte een kader geplaatst met daarin de tekst: “KAMASUTRABEURS.NL 29, 30 & 31 januari | JAARBEURS UTRECHT”. Linksonder in de uiting staat de tekst: “TOEGANG 18+”.
De klacht
In de uiting wordt volgens klaagster de suggestie gewekt dat vrouwen gewillige objecten zijn waar mannen zich van kunnen bedienen. De uiting is provocerend, zeker voor de vluchtelingen die nu ons land binnenkomen. Voorts is zij vernederend voor vrouwen. Deze uiting nodigt mannen uit om vrouwen als objecten te benaderen. Hier worden grenzen gerelativeerd die later door andere vrouwen weer met veel moeite verdedigd moeten worden, aldus klaagster.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht de Commissie geen aanleiding zal geven tot het doen van een aanbeveling. De voorzitter heeft de klacht aldus opgevat dat klaagster de uiting in strijd acht met de goede smaak en het fatsoen en heeft daartoe overwogen dat hij zich bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting met deze criteria in strijd is terughoudend opstelt, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming van deze terughoudendheid heeft de voorzitter – samengevat – overwogen dat de onderhavige reclame-uiting, waarin een in spijkerbroek geklede man en vrouw zijn te zien waarbij de man een geheel ontbloot bovenlichaam heeft en het bovenlichaam van de vrouw deels bloot is maar niet op zodanige wijze dat haar borsten (grotendeels) zijn te zien, niet van dien aard is dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. De foto’s hebben weliswaar een erotische uitstraling, maar kunnen naar hedendaagse maatstaven, mede gelet op het feit dat geen geslachtsdelen worden getoond, niet als schokkend worden beschouwd, ook niet voor zover zij op straat zijn te zien, aldus de voorzitter.
Het bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft het bezwaar allereerst afgewezen omdat de gehandhaafde criteria “de goede smaak en het fatsoen” betreffen en deze criteria daarom “subjectief” zijn. Dit doet volgens klaagster vermoeden dat de voorzitter van mening is van zijn kant uit “objectieve” criteria te handhaven of dat een Commissie, bestaande uit een aantal leden (subjecten) “objectieve” maatstaven kan hanteren. Dit argument kan men dan voor of tegen alles gebruiken want het recht ligt dan volgens klaagster vanzelfsprekend bij degene die beweert voor de “objectiviteit” op te komen. Klaagster meent dat door deze wijze van argumenteren haar klacht van meet af aan geen enkele kans krijgt, tenzij de ‘(subjectieve) voorzitter’ hier persoonlijk iets voor voelt.
De voorzitter is volgens klaagster in geen enkele zin op haar inhoudelijke klachten ingegaan. Door te spreken over “hedendaagse maatstaven” wordt door de voorzitter alweer een beroep gedaan op een “objectiviteit” die volgens klaagster niet bestaat en wordt haar uitleg in het hoekje van “subjectief” geplaatst. In dat verband vraagt klaagster zich af op welke wetten of andere referentiekaders de voorzitter zich beroept als hij het over “hedendaagse maatstaven” heeft.
Voorts heeft de voorzitter de klacht afgewezen met als argument dat de onderhavige uiting niet als “te schokkend” kan worden beschouwd, terwijl klaagster niet de term “schokkend” heeft gebruikt, maar de term “uitnodigend”. Tot slot heeft de voorzitter niet gereageerd op de verwijzing van klaagster naar de actuele gebeurtenissen omtrent de vluchtelingenproblematiek.
Het verweer
Adverteerder meent dat de grens van het toelaatbare op geen enkele wijze is overschreden. Evenmin acht adverteerder de uiting uitnodigend in de zin die klaagster suggereert. De poster nodigt uitsluitend uit voor een bezoek aan de kamasutrabeurs en is geen stimulans voor ongepast gedrag, aldus adverteerder. Ook in bredere context (reclame in het straatbeeld anno 2016) onderscheidt de kamasutrabeurs zich volgens adverteerder niet door middel van grensoverschrijdende communicatie.
Mondelinge behandeling
Klaagster handhaaft haar standpunt en licht dit nader toe.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klaagster de billboardposter in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Zoals de voorzitter reeds heeft overwogen stelt de Commissie zich bij toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Bij de interpretatie van deze criteria spelen persoonlijke opvattingen een belangrijke rol. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.
De Commissie stelt voorop dat een verwijzing in een reclame-uiting naar erotiek en/of seksualiteit op zichzelf niet betekent dat de betreffende uiting ontoelaatbaar is, ook niet voor zover deze uiting in de publieke ruimte is te zien. Met de voorzitter is de Commissie van oordeel dat in de bestreden uiting de grenzen niet worden overschreden. De onderhavige uiting ter aanprijzing van de kamasutrabeurs (een beurs op het gebied van erotiek), heeft onmiskenbaar een erotisch getinte lading, maar gaat de grenzen van het toelaatbare naar de huidige maatschappelijke opvattingen niet te buiten. De huidige vluchtelingenproblematiek brengt niet mee dat over het voorgaande anders wordt beslist.
Wel heeft de Commissie begrip voor het feit dat niet iedereen de commercial zal waarderen. Dit is evenwel onvoldoende om te oordelen dat de uiting in strijd is met de NRC.
Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing van de Reclame Code Commissie
De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.