De bestreden reclame-uiting
Het betreft een radiocommercial van verweerder, die begint met het geluid van een babyhartje zoals dit te horen is door middel van echografie of met behulp van een doptone. Een mannenstem zegt: “Wanneer begon jouw hart te kloppen?”
Opnieuw klinkt (kort) het kloppend geluid van een babyhartje. Een vrouwenstem vervolgt: “Als je weet dat een babyhartje al na 3 weken klopt, besef je dat abortus een hartje stopt. Kijk op weekvanhetleven.nl.”
De klacht
De klacht wordt als volgt samengevat.
Volgens klaagster is onduidelijk dat het om reclame gaat en van wie de reclame afkomstig is. Klaagster vond de uiting op een ‘Postbus 51’ spotje (afkomstig van de Rijksoverheid) lijken, maar zag op de website weekvanhetleven.nl dat van een dergelijk spotje geen sprake was. In de uiting wordt volgens klaagster onvolledige informatie verstrekt. Zwangerschappen worden volgens haar altijd (door de huisarts, ziekenhuis en in boeken) gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie, het hartje klopt in dat geval vanaf 6 weken zwangerschap. In de uiting wordt gezegd dat het hartje al bij 3 weken klopt. Daarmee wordt volgens klaagster kennelijk gedoeld op 3 weken na de conceptie, maar dit wordt niet gezegd in de commercial en aan de interpretatie van de luisteraar overgelaten. Vrouwen kunnen daardoor ten onrechte denken dat het hartje al vanaf 3 weken na de eerste dag van de laatste menstruatie klopt. Klaagster vindt dat met de commercial druk wordt uitgeoefend op “jonge meiden en vrouwen die voor een moeilijke beslissing staan”. Deze onjuiste informatie kan de beslissing voor hen nog moeilijker maken. Klaagster vindt de uiting tenslotte ook grievend voor vrouwen die net een miskraam hebben gehad.
Het verweer
Het verweer wordt als volgt samengevat.
Er is geen sprake van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), omdat er geen sprake is van een aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden. Verweerder beoogt met de radiocommercial geen enkel commercieel doel, het betreft hier volgens verweerder slechts communicatie ter informatie, inspiratie en bewustwording. Aan het eind van de boodschap wordt verwezen naar www.weekvanhetleven.nl. Op het moment dat men naar de website gaat, is volstrekt duidelijk van welke organisatie(s) de boodschap afkomstig is. Daarbij is de week van het leven geen eenmalige gebeurtenis: in 2016 is een vergelijkbare commercial uitgezonden en voorafgaand aan de recente ‘week van het leven’ hebben deelnemende organisaties zich (onder meer op sociale media) bekendgemaakt.
Voor het geval de Commissie oordeelt dat wel sprake is van reclame, is verweerder van mening dat de klacht dient te worden afgewezen. De intentie van de boodschap is een maatschappelijke discussie over abortus op gang te brengen. In een maatschappelijk debat moet er vrijheid zijn om denkbeelden te propageren waarmee niet iedereen het eens is. Verweerder heeft een benadering gekozen die niet door iedereen wordt gewaardeerd, in het bijzonder niet door degenen die deze wijze van benaderen achterhaald vinden. Verweerder beroept zich op de vrijheid van meningsuiting. Zij verwijst naar een eerdere uitspraak van de Commissie (in dossier 2017/00058), waar de klacht is afgewezen.
De boodschap is volgens verweerder niet in strijd met de goede smaak en het fatsoen, maar is juist gemaakt vanuit het oogpunt van bescherming van de menselijke waardigheid. De boodschap bevat geen oproep om iets wel of niet te doen, de boodschap is niet bedoeld om mensen te chanteren of angst in te boezemen, maar geeft slechts feitelijke informatie weer. Concluderen dat de boodschap in strijd met de goede smaak en het fatsoen is, puur omdat de boodschap misschien niet het geluid van de meerderheid vertolkt of omdat men daarmee men niet geconfronteerd wil worden, is volgens verweerder onterecht.
De boodschap is gebaseerd op wetenschappelijke feiten. De rekenmethode die verweerder hanteert, te weten vanaf de bevruchting, is anders dan het rekenmodel dat artsen en verloskundigen hanteren voor het berekenen van de duur van de zwangerschap. Artsen en verloskundigen rekenen vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie. Dit rekenmodel komt echter niet overeen met de feitelijke werkelijkheid, omdat dit model de weken meerekent voordat de conceptie heeft plaatsgevonden. Aangezien het algemeen aanvaard is dat het menselijk leven begint bij de conceptie en niet bij de eerste dag van de laatste menstruatie, heeft verweerder er voor gekozen om niet de grens van 5 à 6 weken te hanteren.
Het oordeel van de Commissie
1. In de uiting is het geluid van een kloppend babyhartje te horen, gevolgd door de mededelingen dat een hartje na 3 weken begint te kloppen, dat abortus “een hartje stopt” en de oproep om in verband daarmee te kijken op ‘weekvanhetleven.nl’. Uit het geheel van de uiting blijkt naar het oordeel van de Commissie duidelijk dat deze is bedoeld om op een indringende wijze de aandacht te vestigen op de gevolgen van abortus en dat men op de website weekvanhetleven.nl in verband daarmee meer informatie kan vinden. Een goed verstaander zal begrijpen dat de radiocommercial is bedoeld om abortus te ontmoedigen, en dat in feite het denkbeeld wordt verkondigd dat abortus niet moet plaatsvinden Om die reden is sprake van reclame voor denkbeelden in de zin van artikel 1 NRC. De oproep “kijk op weekvanhetleven.nl” maakt daarbij voldoende duidelijk dat de uiting niet van de Rijksoverheid afkomstig is, maar van een organisatie die zich inzet voor een ideëel doel en waarover men op de website meer informatie vindt.
2. Op grond van de vrijheid van meningsuiting staat het verweerder op zichzelf vrij om haar standpunt met betrekking tot abortus kenbaar te maken. Dat neemt niet weg dat de wijze waarop de denkbeelden worden geuit in overeenstemming dient te zijn met de NRC. De Commissie is van oordeel dat dit niet het geval is.
3. Indien in een uiting informatie wordt gegeven die een bepaalde feitelijke werkelijkheid weergeeft met het doel het publiek te beïnvloeden, moet voorkomen worden dat bij het publiek verwarring ontstaat. Uit het verweer blijkt dat verweerder bij de mededeling “Als je weet dat een babyhartje al na 3 weken klopt, besef je dat abortus een hartje stopt.” rekent vanaf de conceptie en dat met “na 3 weken” dus bedoeld wordt “3 weken na de conceptie”. Dit startmoment wordt in de uiting echter niet vermeld.
4. Niet ter discussie staat dat artsen en verloskundigen een ander startmoment hanteren, en ook aan wetgeving de gedachte ten grondslag ligt dat de duur van een zwangerschap berekend wordt vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie. In de Memorie van toelichting bij de ‘Wijziging van de Wet afbreking zwangerschap houdende het mogelijk maken van de medicamenteuze zwangerschapsafbreking bij de huisarts’ (kamerstuk 34673 nr.3) wordt gesproken over “amenorroe” hetgeen het niet optreden van periodiek menstrueel bloedverlies in de fertiele fase is.
Verder wordt in de genoemde Memorie vermeld:
“4.2 de beraadtermijn
[…]Ten eerste wordt er aan de Waz een definitie toegevoegd van de duur van de zwangerschap. De duur van de zwangerschap wordt gedefinieerd als de «tijd die een zwangerschap beslaat, uitgedrukt in het aantal dagen of weken dat de amenorroe duurt». De duur van de zwangerschap wordt ook nu reeds uitgedrukt in de duur van de amenorroe, dat wil zeggen: de tijd die verstreken is sinds de eerste dag van de laatste menstruatie. Deze definitie is voor de beroepsgroepen goed werkbaar in de praktijk.”
en:
“II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING”:
“Onderdeel A
Artikel 1, eerste lid
Dit onderdeel vangt aan met een technische wijziging, waarmee de definitie van «Onze Minister» wordt geactualiseerd.
Definitie duur van de zwangerschap
De definitie van de duur van de zwangerschap is ontleend aan de medische praktijk. De betrokken beroepsbeoefenaren stellen de duur vast met behulp van echoscopie. Aan de hand van echomaten wordt de zwangerschapsduur uitgedrukt in het aantal dagen «amenorroe», hetgeen betekent het aantal dagen sinds de eerste dag van de laatste menstruatie.”
5. Nu in de uiting niet wordt vermeld welk startmoment wordt gehanteerd, terwijl de methode, waarop verweerder de duur van een zwangerschap berekent, afwijkt van die van artsen, verloskundigen en van het uitgangspunt van de Wet afbreking zwangerschap, is de Commissie van oordeel dat de uiting onduidelijke informatie bevat.
6. Gelet op de verwarring die de uiting (over een precair ethisch onderwerp als abortus) daardoor bij het publiek kan veroorzaken, is de Commissie van oordeel dat verweerder met deze uiting heeft gehandeld in strijd met artikel 5 NRC, waarin is bepaald dat reclame naar vorm en inhoud zodanig behoort te zijn dat het vertrouwen in reclame niet wordt geschaad. Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 5 NRC. Zij adviseert verweerder om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.