De klacht
Klager maakt bezwaar tegen de ontvangst op 16 mei 2013 van de door Ziggo ongevraagd aan klager toegezonden e-mail, waarin hem wordt verzocht om mee te werken aan een “Evaluatie van uw ervaring met Ziggo”. Klager beschouwt dit ‘vragen van diensten’ als reclame via e-mail in de zin van artikel 1.2 onder a van de Code Reclame via e-mail 2012. Klager heeft reeds vele malen aan Ziggo meegedeeld geen reclame per post, e-mail of telefoon te willen ontvangen, maar Ziggo lijkt haar processen steeds niet op orde te hebben. Klager verzoekt daarom over te gaan tot “het plaatsen van een persbericht”.
Het verweer
Adverteerder heeft vast moeten stellen dat het wederom niet correct is gegaan aan de zijde van Ziggo. Door de wijze waarop de afdeling die marktonderzoek doet gegevens uit de database heeft gehaald, bleek de blokkade voor commerciële boodschappen bestemd voor klager niet effectief te zijn. Dit is inmiddels hersteld, waardoor dit niet nogmaals kan gebeuren.
Het oordeel van de Commissie
Als erkend is komen vast te staan dat klager in strijd met het bepaalde in artikel 1.3 sub a van de Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail 2012) ongevraagde reclame via e-mail van adverteerder heeft ontvangen. De klacht wordt daarom toegewezen.
De Commissie ziet in hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld aanleiding om ten aanzien van de aanbeveling te bepalen dat deze wordt gedaan voor zover nog nodig.
De Commissie ziet geen aanleiding om de onderhavige uitspraak door middel van een ‘Alert’ onder de aandacht te brengen van een breed publiek.
De beslissing van de Reclame Code Commissie [25 juli 2013]
Adverteerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1.3 sub a Code e-mail 2012.
De Commissie beveelt adverteerder – voor zover nog nodig – aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wordt de klacht afgewezen.
Het College van Beroep
De grieven
Het College vat deze als volgt samen.
Appellant is in 2010 al eens door Ziggo benaderd vanuit het e-mailadres dat ook is gebruikt voor het verzenden van de e-mail ten aanzien waarvan de Commissie op 25 juli 2013 heeft geoordeeld dat Ziggo in strijd met de Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail 2012) heeft gehandeld. Er is in 2010 met Ziggo de duidelijke afspraak gemaakt dat zij aan appellant geen e-mail meer zou toezenden. Deze afspraak is door Ziggo aan appellant bevestigd. De afspraak volgde op een groot aantal aanbevelingen die jegens Ziggo en haar rechtsvoorgangers zijn gedaan wegens het verzenden van reclame aan appellant. Appellant noemt in dit verband diverse dossiers, waaronder de dossiers met de nummers 05.0538 en 07.0047 waarin de Commissie heeft besloten tot een zogenaamd Alert. Appellant stelt dat inmiddels voldoende aanleiding bestaat voor een nieuw Alert, aangezien anders de afspraak met Ziggo niets waard blijkt te zijn.
Het oordeel van het College
1. In beroep staat als onbestreden vast dat adverteerder heeft gehandeld in strijd met artikel 1.3 sub a Code e-mail 2012. Het geschil in beroep blijft beperkt tot de stelling van appellant dat de Commissie, zoals hij ook had verzocht, de onderhavige beslissing onder de aandacht van een breed publiek had dienen te laten brengen (Alert).
2. Aangaande de omstandigheden waaronder tot een Alert kan worden besloten, verwijst het College naar artikel 18 lid 4 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep. In deze bepaling staat dat “wanneer de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen” de Commissie het Secretariaat van de Stichting Reclame Code opdracht kan geven de beslissing als een Alert te verspreiden. Deze bepaling is ingevolge artikel 27 van bedoeld Reglement van overeenkomstige toepassing in beroep. Het betreft een discretionaire bevoegdheid die in het Reglement niet nader is ingevuld. Het College overweegt overigens dat het een vaste lijn in de uitspraken van de Commissie en het College is dat, indien een adverteerder geen of onvoldoende gevolg geeft aan een eerdere aanbeveling, een Alert doorgaans gerechtvaardigd is. Ook andere feiten en omstandigheden kunnen een Alert rechtvaardigen.
3. Appellant heeft, zowel bij de Commissie als in beroep, aangevoerd dat hij reeds vele malen aan Ziggo heeft meegedeeld dat hij geen reclame per post, e-mail of telefoon wil ontvangen, maar dat hij desondanks nog steeds reclame van haar ontvangt. Appellant verwijst daarbij naar eerdere beslissingen waarbij (de rechtsvoorganger van) Ziggo naar aanleiding van door hem ingediende klachten is aanbevolen om hem geen reclame meer toe te zenden. Appellant noemt in dit verband de beslissingen in de dossiers 05.0143, 05.0350, 05.0538, 07.0047, 2008/0592, 2009/00127, 2009/00210, 2011/00123 en 2012/00600. Hiervan hebben de beslissingen in dossiers 05.0350, 05.0538 (Alert), 07.0047 (Alert) en 2009/00127 specifiek betrekking op reclame via e-mail.
4. Het College overweegt dat de beslissingen in dossiers 05.0350, 05.0538, 07.0047 en 2009/00127 betrekking hebben op nieuwsbrieven. De onderhavige klacht betreft echter de verzending van een e-mail waarin Ziggo, blijkbaar naar aanleiding van een telefonisch contact dat appellant met haar heeft gezocht in verband met een kwestie die verband houdt met het abonnement, hem verzoekt mee te werken aan “Evaluatie van uw ervaring met Ziggo”. Het College stelt vast dat de inhoud van de e-mail specifiek op die evaluatie is afgestemd en verder geen afzonderlijke aanprijzing van goederen of diensten inhoudt. De bestreden beslissing betreft derhalve een zodanig andere uiting dan die waarop de bovengenoemde beslissingen betrekking hadden, dat de daarin gegeven aanbevelingen niet op de onderhavige uiting van overeenkomstige toepassing kunnen worden geacht. Dat Ziggo niet heeft onderkend dat zij, zoals de Commissie heeft geoordeeld, het onderhavige formulier niet aan appellant mocht toezenden, kan om die reden niet een zwaarwegende maatregel als een Alert rechtvaardigen.
5. Het College oordeelt op grond van het voorgaande en in navolging van de Commissie, dat onvoldoende aanleiding bestaat voor een Alert. Overigens begrijpt het College dat Ziggo inmiddels maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat appellant het desbetreffende evaluatieformulier nog krijgt toegezonden. Indien deze maatregelen onvoldoende blijken, kan appellant dat in een nieuwe klacht aan de orde stellen. Dat appellant, naar hij stelt, ook andere e-mails van Ziggo krijgt toegezonden (appellant noemt in dit verband e-mails over “WifiSpots”), leidt niet tot een ander oordeel. Immers, de Commissie heeft ten aanzien van (het verzenden van) die e-mails nog niet geoordeeld over de vraag of Ziggo hierdoor heeft gehandeld in strijd met de Code e-mail 2013. Derhalve wordt beslist als volgt.
De beslissing van het College van Beroep [10 september 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie.